Rechtbank Limburg 07-01-2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:358

Datum publicatie17-01-2020
ZaaknummerC/03/272503 / JE RK 19-2989
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:263 e.v. BW Aanwijzing GI
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing. SA gaat over kindgebonden budget. Naar oordeel kinderrechter is het niet aan de GI te treden in de financiële rechten en plichten van de vader en hoe deze daaraan uitvoering geeft. - Dit is immers niet inhoudelijk of naar haar aard inherent aan haar taak. Geen rekening gehouden met waarschijnlijke invordering van de toeslagen. SA kan dan ook niet de toetsing aan Alg Beginselen Behoorlijk Bestuur doorstaan (ism specialiteits-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel).

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd

Zittingsplaats: Maastricht

Zaakgegevens : C/03/272503 / JE RK 19-2989

datum uitspraak: 7 januari 2020

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen: de GI,

gevestigd te Amsterdam,

betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,

wonend te [woonplaats] .

1Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 december 2019, ingekomen bij de griffie op 18 december 2019.

Op 7 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- twee vertegenwoordigsters van de GI;

- de vader;

- [de grootmoeder] (hierna te noemen: de grootmoeder), als informant.

2De feiten

Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader en mevrouw [de moeder] (hierna te noemen: de moeder). [minderjarige] verblijft bij de grootmoeder.

[minderjarige] staat sinds 30 januari 2017 onder toezicht van de GI. Zij is in mei 2019 uit huis geplaatst bij de grootmoeder. Bij beschikking van 22 januari 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 30 januari 2020. Bij beschikking van 25 oktober 2019 is de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening van pleegzorg laatstelijk verlengd tot uiterlijk 20 januari 2020.

De GI heeft op 20 november 2019 een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven. Hierin is het volgende opgenomen:

  • ‘U betaalt het kindgebonden budget vanaf het moment van schrijven aan oma. U betaalt het volledig bedrag maandelijks per rekening aan oma.

  • U geeft de juiste gegevens door aan SVB, zodat zij beoordelen wie recht heeft op het kindgebonden budget.

  • U gaat met uw hulpverlening Zorgen & Zo op zoek naar een gepast bedrag dat u aan oma betaalt om de afgelopen maanden (vanaf mei 2019) te compenseren en laat op uiterlijk 5 december 2019 aan JZW weten wat de uitkomst hiervan is.

  • Mogelijke consequentie is dat wanneer u bovenstaande aanwijzing niet opvolgt de JZW deze schriftelijke aanwijzing zal laten bekrachtigen door de rechtbank.’

De vader heeft geen gevolg gegeven aan de schriftelijke aanwijzing.

3Het verzoek en de standpunten ter zitting

De GI heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van 20 november 2019 te bekrachtigen.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI gesteld dat de vader de schriftelijke aanwijzing niet opvolgt. Doordat de vader dit niet doet, is de grootmoeder onvoldoende in staat om op financieel gebied voor [minderjarige] te zorgen. Door de GI is meerdere keren gepoogd om hierover in gesprek te gaan met de vader, maar de vader onderneemt geen actie.

Ter zitting heeft de GI bij het verzoek gepersisteerd en aanvullend verklaard dat in juli 2019 met de vader de afspraak is gemaakt dat hij (een gedeelte van) het kindgebonden budget aan de grootmoeder zou betalen, maar dat de vader deze afspraak niet is nagekomen. De Sociale Verzekeringsbank heeft de vader nog aangeschreven. De vader heeft daarop niet (binnen de daarvoor gestelde termijn) gereageerd. De grootmoeder is niet officieel gescreend door pleegzorg en ontvangt geen pleegvergoeding.

De vader heeft ter zitting verweer gevoerd en gesteld dat [minderjarige] per 6 november 2019 op zijn adres is uitgeschreven en de grootmoeder zelf een aanvraag bij de Sociale Verzekeringsbank kan indienen. Hij heeft maar een beperkt inkomen en heeft zelf ook kosten voor [minderjarige] gemaakt. Op dit moment is alles stopgezet door de Sociale Verzekeringsbank.

De grootmoeder heeft ter zitting aangegeven achter het verzoek te staan. Ze heeft een beperkt inkomen aangezien ze volledig is afgekeurd. Ze heeft veel met de moeder moeten oplossen aangezien er nieuwe zomer- en winterkleding voor [minderjarige] moest worden gekocht. Het is jammer dat de vader daarin geen verantwoordelijkheid heeft genomen.

4De beoordeling

Op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.

Op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan de GI de kinderrechter verzoeken de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.

Een schriftelijke aanwijzing is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De kinderrechter toetst of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig en onder afweging van alle betrokken belangen tot stand is gekomen en toereikend is gemotiveerd. Bij de beoordeling van de noodzaak een schriftelijke aanwijzing te geven komt de GI een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de GI, beoordeelt of in de gegeven omstandigheden voldoende grond bestaat om een schriftelijke aanwijzing te geven.

Op grond van de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter niet komen vast te staan dat er voldoende grond bestaat voor het geven van de onderhavige schriftelijke aanwijzing. De aanwijzing ziet op de financiën van de vader en de doeluitkeringen (kinderbijslag/ kindgebonden budget) die hij ontvangt in verband met de kosten voor [minderjarige] en ziet aldus louter indirect op de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
De ouder(s) hebben weliswaar een onderhoudsplicht voor [minderjarige] , maar het is naar het oordeel van de kinderrechter niet aan de GI - immers niet inhoudelijk of naar haar aard inherent aan haar taak - te treden in de financiële rechten en plichten van de vader en hoe deze daaraan uitvoering geeft. Niet gebleken dat zulks onderdeel zou uitmaken van het plan van aanpak dan wel dat de aanwijzing in dit geval ingegeven is door de noodzaak om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. Bovendien is door de vader onweersproken gesteld dat [minderjarige] per 6 november 2019 op zijn adres is uitgeschreven, dat per die datum de ontvangen doeluitkeringen waarschijnlijk zullen worden teruggevorderd en dat het de grootmoeder in ieder geval vanaf die datum vrij staat zelf een aanvraag in te dienen bij de Sociale Verzekeringsbank en Belastingdienst (zodat ook met de inzet van andere (minder vergaande) middelen het doel kan worden bereikt dat de GI voor ogen staat).
Ook moet in aanmerking worden genomen dat de vader onweersproken heeft gesteld dat de door hem ontvangen gelden op zijn (en mogelijk teruggevorderd gaan worden), waar in het besluit van de GI geen rekening mee is gehouden.

Naar het oordeel van de kinderrechter kan de aanwijzing dan ook niet de toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur doorstaan (en is deze onder meer in strijd met het specialiteits-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel). De kinderrechter zal het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen dan ook afwijzen.

5De beslissing

De kinderrechter:

wijst af het verzoek van de GI.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.J. Dohmen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2020 en op schrift gesteld op 17 januari 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733