Rechtbank Amsterdam 08-01-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4

Datum publicatie15-01-2020
ZaaknummerC/13/663277 / FA RK 19-1556
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Nevenvoorzieningen;
IPR familierecht; IPR huwelijksvermogensrecht;
Alimentatie; Bruidsschat en bruidsgave
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Afwikkeling huwelijksvermogen naar Iraans recht. Verzoeken over afwikkeling huwelijkse vermogen afgewezen. In huwelijksakte overeengekomen bruidsgave is voorziening ex art. 827 lid 1 onder f Rv. Man veroordeeld om uit hoofde bruidsgave aan vrouw te overhandigen 110 Bahar-Azadi gouden munten/equivalent in euro’s, vermeerderd met wettelijke rente. Vrouw niet-ontvankelijk voor zover bruidsgave 110 gouden munten overschrijdt; nadere behandeling leidt tot onredelijke vertraging, ongewenst in kader echtscheidingsprocedure.

Volledige uitspraak


RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken

zaaknummer / rekestnummer: C/13/663277 / FA RK 19-1556 en C/13/668500 / FA RK 19-3889

Beschikking d.d. 8 januari 2020 betreffende nevenvoorzieningen bij echtscheiding

in de zaak van:

[de man] , volgens de huwelijksakte [de man]

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. D. Rezaie, gevestigd te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] , volgens de huwelijksakte [de vrouw]

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. A. Hashem Jawaheri, gevestigd te Amsterdam.

1De verdere procedure

1.1.

De rechtbank heeft bij beschikking van 13 november 2019 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling van de verzoeken betreffende de afwikkeling van het huwelijksvermogen en de bruidsgave pro forma aangehouden tot 9 december 2019.

1.2.

De rechtbank heeft nadien, zoals afgesproken, nog de volgende stukken van partijen ontvangen:

- het F9-formulier van de zijde van de vrouw, met daaraan gehecht een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, ingekomen op 4 november 2019;

- de schriftelijke reactie van de zijde van de man op het ter zitting door de vrouw ingediende IJI rapport, ingekomen op 22 november 2019;

- het F9-formulier van de zijde van de vrouw met daaraan gehecht een akte van uitlating, ingekomen op 26 november 2019.

1.3.

Vervolgens heeft de rechtbank uitspraak bepaald.

2De verdere beoordeling

2.1.

Thans liggen de volgende - gewijzigde - verzoeken nog ter beoordeling aan de rechtbank voor.

Aan de zijde van de man:

1. te bepalen dat de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen geschiedt zoals geformuleerd onder punt 8 tot en met 12 van het verzoekschrift en

2. kosten rechtens;

en aan de zijde van de vrouw:

a. de man te veroordelen om binnen 14 dagen na de datum van de te geven beschikking ter zake de verdeling en/of afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw te overhandigen 1369 Bahare-Azadi gouden munten of het equivalent daarvan uit te betalen € 390.165, te vermeerderen met de wettelijke rente over het aan de vrouw verschuldigde en

b. de man te veroordelen om zijn vermogensbestanddelen met de vrouw te delen in gelijke helften en

c. de man te veroordelen om de vrouw te compenseren voor haar proceskosten.

2.2.

Zoals in de beschikking van 13 november 2019 reeds is overwogen is op de afwikkeling van het huwelijks vermogen Iraans recht van toepassing, zodat de rechtbank Iraans recht zal toepassen.

2.3.

In de huwelijksakte is - voorzover relevant voor de verzoeken van partijen - het volgende opgenomen:

“(…) Marriage Portion: One volume of the Holy Koran as a gift for Rls. 100,000/-, together with 1369 Iranian gold coins of Bahar Azadi (new design), due to be paid by the husband on wife’s demand. Signed by both parties.(…)

“Conditions Included as Part of the Marriage Contract or Stipulated in a Separate Binding Contract: 1) Per a separate binding contract, the husband agreed, if the divorce is not at the wife’s request, and according to the court’s judgment, the divorce request is not due to the wife’s violation of her marital duties or her misconduct, the husband shall pay her one half of his assets obtained during the marital life or its equivalent as set by the court. (…)”.

Afwikkeling huwelijks vermogen

2.4.

Het Iraanse huwelijksvermogensrecht kent het stelsel van scheiding van goederen. Dit betekent uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen zodat hetgeen de echtgenoten ten tijde van het aangaan van het huwelijk bezaten en hetgeen zij tijdens het huwelijk hebben verworven, privé-eigendom is en blijft. Wanneer de eigendom van bepaalde (huishoudelijke) zaken niet kan worden bewezen, wordt in de regel aangenomen dat de zaken die gewoonlijk door de man worden gebruikt aan de man toebehoren en de zaken die gewoonlijk door de vrouw worden gebruikt, aan de vrouw toebehoren. De echtgenoten kunnen bewijs leveren dat deze algemene regel in hun specifieke geval niet geldt. Het is mogelijk dat echtgenoten bepaalde goederen gemeenschappelijk hebben, bijvoorbeeld als gevolg van een gemeenschappelijke verkrijging. Het gaat hier om vrije mede-eigendom die niet het vermogensrechtelijk gevolg is van het huwelijk.

Ten aanzien van schulden geldt gegeven het wettelijk stelsel dat iedere echtgenoot aansprakelijk is voor de zelf aangegane schulden. In de regel worden schulden toegerekend aan degene op wiens naam deze staan.

2.5.

Uit de huwelijksakte blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat als de scheiding op initiatief van de man wordt geëntameerd, de man aan de vrouw de helft zal betalen van de waarde van de goederen verkregen tijdens het huwelijk. De rechtbank constateert dat geen van partijen heeft gesteld en onderbouwd dat er goederen zijn verkregen ten tijde van het (zeer korte) huwelijk. Nu ook niet is gebleken van goederen die op andere grond als gemeenschappelijk hebben te gelden, zal de rechtbank de verzoeken aan beide zijden (te weten het verzoek van de man als hiervoor genoemd in 2.1 onder 1 en het verzoek van de vrouw als genoemd in 2.1 onder b.) afwijzen.

Bruidsgave

2.6.

In de door beide partijen ondertekende huwelijksakte is de afspraak opgenomen dat de man bij wege van bruidsgave 1369 Bahar-Azadi gouden munten (hierna de gouden munten) aan de vrouw betaalbaar zou stellen wanneer de vrouw daarom vraagt.

2.7.

De vrouw heeft haar verzoek tot het betalen van de 1369 gouden munten, dan wel de tegenwaarde daarvan in euro’s als volgt onderbouwd. De man wist heel goed om welke hoeveelheid gouden munten het ging. Hij heeft vervolgens willens en wetens zijn handtekening onder de akte gezet, zodat er geen sprake kan zijn van misbruik van omstandigheden naar Iraans recht. De omstandigheid dat partijen kort gehuwd zijn geweest en geen kinderen hebben gekregen heeft geen invloed op de vraag of de man al dan niet aan de afspraak kan worden gehouden, er zijn geen voorwaarden aan de bruidsgave gesteld. De vrouw en de man zijn bovendien twee jaar gehuwd, zodat er geen sprake is van een zeer kortdurend huwelijk. Het aantal gouden munten is terug te linken aan de geboortedatum van de vrouw naar de Iraanse kalender en dat is zeker niet ongebruikelijk in Iran.

Er bestaat volgens de vrouw in beginsel géén mogelijkheid om de (hoogte van de) bruidsgave te herijken en/of te corrigeren. De vrouw heeft geen afstand gedaan van de bruidsgave, zodat haar een vordering toekomt gelijk aan de volledige bruidsgave. Naar Iraans recht dienen de eerste 110 gouden munten direct betaalbaar te worden gesteld. De man riskeert een gevangenisstraf wanneer hij de hoeveelheid van 110 gouden munten niet op afroep aan de vrouw geeft. Het ‘surplus’ dient betaald te worden in termijnen als de man geen financiële draagkracht heeft. Er bestaat binnen de Iraanse rechtsorde geen algemeen rechtsbeginsel of correctiemechanisme analoog aan de ‘redelijkheid en billijkheid’ op grond waarvan de bruidsgave kan worden herijkt of aangepast vanwege de financiële situatie van de man.

De vrouw heeft verder aangevoerd dat zij de man niet kan volgen in de stelling dat de vrouw niet zal meewerken aan het effectueren van de Nederlandse beschikking. Dit speelt geen rol bij het al dan niet toekennen van een bruidsgave. De vrouw vindt de uitspraken die de man heeft overgelegd van gerechten in andere Europese landen niet relevant voor de beoordeling van het geschil. Het staat de vrouw vrij het verzoek in de Nederlandse procedure te doen. De vrouw heeft verder nog bezwaar gemaakt tegen de door de man ingediende verklaring van mevrouw [betrokkene] nu deze niet verifieerbaar is. Het betreft een e-mailbericht dat is opgesteld in een vreemde taal en niet is vertaald door een beëdigde tolk en waarvan de herkomst niet kan worden geverifieerd.

2.8.

De man heeft verweer gevoerd en naar voren gebracht dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden zodat de overeenkomst vernietigbaar is. De man kende de Perzische taal niet en het is de vrouw geweest die niet bereid was om, zoals te doen gebruikelijk, vóór het sluiten van het huwelijk te onderhandelen over de hoeveelheid gouden munten.

De bruidsgave dient subsidiair op grond van de redelijkheid naar Iraans recht op nihil te worden gesteld, dan wel gematigd. Het aantal gouden munten van 1369 is heel hoog voor Iraanse begrippen. Bovendien hebben partijen maar drie maanden samengewoond. Partijen hebben geen kinderen samen en intussen woont de vrouw uit eigen keuze ook in Nederland. De man heeft niet de financiële middelen om de bruidsgave te betalen en dat weet de vrouw heel goed. De man heeft gewezen op diverse uitspraken van buitenlandse rechters waarin de bruidsgave werd gematigd op grond van diverse omstandigheden, waaronder de mogelijkheid van de vrouw om zelfstandig een positie te bekleden, de duur van het huwelijk en de mogelijkheden tot het vragen van levensonderhoud.

Op grond van Iraans recht dient rekening te worden gehouden met zijn draagkracht en vermogen. Het opeisen van meer dan 110 gouden munten heeft in een gerechtelijke procedure geen kans van slagen voor zover de man niet over voldoende financiële middelen beschikt dan wel de vrouw geen vermogensbestanddelen/bezittingen van de man kan aanwijzen die ten behoeve van het surplus uitgewonnen kunnen worden. Daarvan is in dit geval sprake. Omdat de bruidsgave bestaat uit veel meer dan 110 gouden munten, moet er naar Iraans recht een juridische procedure over gevoerd worden waarbij – in elk geval – over het surplus een afwijkende beslissing door de rechtbank kan worden genomen. De man maakt zich zorgen dat een Nederlandse beslissing over de bruidsgave in Iran geen effect zal hebben omdat, als de vrouw daaraan haar medewerking weigert, de Nederlandse beslissing in Iran niet kan worden geeffectueerd. Hij verwijst naar de vertaalde e-mail van mevrouw [betrokkene] , die hij als productie 1 in het geding heeft gebracht. De vrouw kan de man opnieuw in Iran betrekken in een procedure om de bruidsgave betaald te krijgen. De man wil ook om die reden dat het verzoek wordt afgewezen.

2.9.

De rechtbank overweegt als volgt. De bruidsgave zoals die in de huwelijksakte is overeengekomen tussen partijen dient naar Iraans recht te worden beoordeeld. De bruidsgave heeft een geheel eigen karakter dat naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk te stellen is aan een uitkering tot levensonderhoud of een goed dat in de afwikkeling van het huwelijks (gemeenschappelijk) vermogen dient te worden betrokken. De rechtbank beschouwt het verzoek van de vrouw daarom niet als een voorziening met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijke voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen, als bedoeld in artikel 827, eerste lid onder b van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv), maar als een andere voorziening als bedoeld in artikel 827, eerste lid onder f RV. Een dergelijk verzoek kan in het kader van de echtscheidingsprocedure worden meegenomen, indien er voldoende samenhang bestaat met het echtscheidingsverzoek, aan welke voorwaarde in casu is voldaan, en indien de behandeling van de nevenvoorziening niet tot onnodige vertraging leidt.

2.10.

Uit het (geanonimiseerde) rapport van het IJI dat de vrouw ter zitting van 31 oktober 2019 aan de rechtbank en de wederpartij heeft overhandigd leidt de rechtbank - kort gezegd - af dat het Iraanse recht een zeer beperkte ruimte kent voor het herijken en/of corrigeren van het recht van de vrouw op de bruidsgave wanneer de vrouw hiermee niet mee instemt en/of wanneer er niet (buitengerechtelijk) wordt ‘geschikt’. Gaat het om een vordering boven de 110 gouden munten (ca. € 30.000), dan dient er te worden geprocedeerd en kan de draagkracht van de man worden meegewogen in de rechterlijke beslissing over vorderingen met betrekking tot de (uitgestelde) bruidsgave die nog hoger liggen.

2.11.

Uit de feitelijke gang van zaken, zoals de man die ter zitting van 31 oktober 2019 nader uiteen heeft gezet, maakt de rechtbank op dat de man zijn handtekening onder de huwelijksakte heeft gezet toen hij op de hoogte was van het aantal gouden munten waaruit de bruidsgave bestond. Hij vond het een hoog aantal munten, maar wilde het huwelijk sowieso door laten gaan. Voor zover de rechtbank heeft kunnen vaststellen kent het Iraanse recht niet een leerstuk als ‘misbruik van omstandigheden’ zoals dat in het Nederlands recht bestaat, op grond waarvan een overeenkomst met betrekking tot een bruidsgave vernietigbaar zou zijn, zodat de rechtbank uitgaat van de tekst van de overeenkomst zoals die is opgesteld.

2.12.

Beide partijen zijn het er over eens dat het deel van de bruidsgave bestaande uit 110 gouden munten, naar Iraans recht niet in aanmerking komt voor een matiging of nihilstelling. Deze hoeveelheid dient, ook in de visie van de man, betaalbaar te worden gesteld.

Voor wat betreft het “surplus” (1259 gouden munten) verschillen partijen van mening.

2.13.

De rechtbank maakt uit het onder 2.10 genoemde IJI rapport op, dat naar Iraans recht in het geval van een bruidsgave hoger dan 110 gouden munten, wel degelijk aanleiding kan bestaan om de bruidsgave bij te stellen. De draagkracht van de man speelt dan een rol en ook wordt de bruidsgave door een Iraanse rechter benut als een middel om afspraken over de beëindiging van het huwelijk te kunnen maken.

2.14.

Gelet op de standpunten van partijen zou de behandeling van het verzoek van de vrouw bij de Nederlandse rechter, voor zover dit het aantal gouden munten van 110 overschrijdt, leiden tot onnodige vertraging die ongewenst is in het kader van de echtscheidingsprocedure. Daarmee voldoet het verzoek niet aan de eis als gesteld in artikel 827, eerste lid onder f RV, dat de behandeling van de nevenvoorziening niet tot onnodige vertraging mag leiden. De rechtbank zal immers nadere informatie moeten inwinnen over het Iraanse recht en hoe en op welke wijze de draagkracht van de man bekeken moet worden en in welke mate dat dan tot een bijstelling zou kunnen leiden. Dit nog los van de vraag of deze uitspraak van de rechtbank dan ook in Iran erkend wordt. Om die reden zal de rechtbank de vrouw niet ontvankelijk verklaren in haar verzoek voor zover dat ziet op de betaling van de bruidsgave boven de 110 munten. Het verzoek zal worden toegewezen voor 110 gouden munten, dan wel het equivalent daarvan in euro’s (als berekend per datum beschikking) te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag in euro’s. Het is dus aan de man om hetzij 110 gouden munten aan de vrouw te betalen, dan wel een bedrag in euro’s, om te rekenen tegen de koers van de gouden munten in euro’s per de datum van deze beschikking, over welk bedrag in euro’s dan wettelijke rente verschuldigd is voor iedere dag dat te laat betaald wordt.

2.15.

De rechtbank ziet geen aanleiding om het gehele verzoek af te wijzen op grond van de – weersproken – stelling van de man dat een beslissing van de Nederlandse rechtbank niet geeffectueerd kan/zou worden in Iran. De rechtbank gaat ervan uit dat de man – in het geval er een Iraanse procedure wordt gestart – aan de Iraanse rechter kan aantonen dat hij op grond van deze beslissing heeft voldaan aan zijn verplichting voor zover het de 110 gouden munten betreft, bijvoorbeeld door een kwitantie of een bankafschrift.

2.16.

Nu de rechtbank haar beslissing niet baseert op productie 1, overgelegd door de man, zal de rechtbank het verweer van de vrouw tegen indiening van dit stuk passeren bij gebrek aan belang.

Proceskosten

2.17.

Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

wijst de verzoeken van partijen betreffende de afwikkeling van het huwelijkse vermogen af;

3.2.

veroordeelt de man om uit hoofde van de bruidsgave aan de vrouw te overhandigen 110 Bahar-Azadi gouden munten of het equivalent daarvan in euro’s (als berekend per datum beschikking), te vermeerderen met de wettelijke rente over het aan de vrouw verschuldigde bedrag in euro’s;

3.3.

verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek om aan de man uit hoofde van de bruidsgave meer dan 110 Bahar-Azadi gouden munten te voldoen;

3.4.

verklaart de beslissing tot zover en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;

3.5.

bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;

3.6.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van den Berg op 8 januari 2020.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733