Rechtbank Gelderland 08-07-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:6222

Datum publicatie14-01-2020
ZaaknummerC/05/354857 / KG ZA 19-240
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv;
Kinderen; Gezag; Dwangsom bij omgang
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Voorzieningenrechter gebiedt vader toe te laten dat kinderen bij huwelijk moeder aanwezig kunnen zijn. Reis naar Disneyland, zijnde de huwelijksreis, weegt zwaarder dan vakantie in Slagharen, aangezien huwelijk moeder éénmalige en unieke gebeurtenis is en vakantie naar Slagharen met vader niet. Dwangsom van € 1.000 per verstreken uur.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/354857 / KG ZA 19-240

Vonnis in kort geding van 8 juli 2019

in de zaak van

[eiseres] (hierna: de moeder),

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. A.M. Holmes te Maastricht,

tegen

[gedaagde] (hierna: de vader),

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. J.A.J.A. Luijten te 's-Hertogenbosch.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 14 juni 2019 met producties;

- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties;

- de brief, met aanvullende producties, van mr. Holmes van 21 juni 2019;

- de mondelinge behandeling op 24 juni 2019 waarbij de ouders en hun advocaten

zijn verschenen;

- de pleitnotities van mr. Mallant, overgelegd ter zitting van 24 juni 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Uit de relatie tussen de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:

- [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];

- [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].

2.2.

De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2].

2.3.

[kind 1] en [kind 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

2.4.

Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 1 oktober 2018 is aan de moeder, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming verleend om [kind 1] op de basisschool [naam school] te [woonplaats] in te schrijven.

2.5

Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 21 februari 2019 is aan de vader, ter vervanging van de toestemming van de moeder, toestemming verleend om [kind 1] en [kind 2] aan te melden voor KIES. Voorts is de beschikking van de rechtbank Limburg van 10 maart 2015 voor wat betreft de zorgregeling gedurende de zomervakanties gewijzigd en is in dit verband bepaald dat de kinderen:

a. tijdens de zomervakantie van 2019 gedurende de eerste twee weken bij de vader verblijven, de volgende twee weken bij de moeder, daarna een week bij de vader en ten slotte een week bij de moeder;

b. tijdens de zomervakantie van 2020 gedurende de eerste twee weken bij de moeder verblijven, de volgende twee weken bij de vader, daarna een week bij de moeder en ten slotte een week bij de vader;

c. tijdens de zomervakanties vanaf 2021 gedurende drie aaneengesloten weken bij ieder van de ouders verblijven, waarbij de kinderen in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader en in de oneven jaren vice versa,

waarbij geldt dat de zomervakantie aanvangt op de zondag na de laatste schooldag om 18:00 uur en het verblijf van de kinderen in de zomervakantie bij een van de ouders telkens voortduurt tot 18:00 uur, met uitzondering van de situatie dat de kinderen op de zondag voordat de kinderen weer naar school gaan bij de vader verblijven, in welk geval het verblijft duurt tot 16:00 uur.

3Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.

De moeder vordert in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. de vader te gebieden dat hij heeft te dulden dat de kinderen op zaterdag

13 juli 2019 vanaf 13:00 uur bij de moeder zullen zijn en de vader zodoende te gebieden de kinderen uiterlijk op zaterdag 13 juli 2019 om 13:00 uur aan de moeder af te geven te [woonplaats] op [adres], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van

€ 1.000,-- per verstreken uur of gedeelte van een uur na 13:00 uur met een maximum van € 10.000,-- dat gedaagde in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;

2. aan de moeder, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming te verlenen dat zij met de kinderen vanaf vrijdag 19 juli 2019 tot en met zondag 21 juli 2019 kan afreizen naar Frankrijk en in de periode daar kan verblijven;

3. de vader te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2.

De vader vraagt de vorderingen van de moeder af te wijzen en bij wijze van eis in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. de moeder te veroordelen in de proceskosten die de vader voor de

onderhavige procedure heeft gemaakt en nog zal moeten maken,

gebaseerd op het liquidatietarief, vermeerderd met het griffierecht en

vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de

vijftiende dag na de dag van het ten deze te wijzen vonnis tot aan de

dag der algehele voldoening;

2. de moeder te veroordelen in de nakosten van deze procedure, begroot op

€ 157,-- (liquidatietarief).

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.

Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van de moeder.

4.2.

De moeder stelt dat de huwelijksdatum al tijdens het mediationtraject in september/oktober 2018 bij de vader bekend was. In het mediationtraject is het aankomende huwelijk van de moeder besproken en heeft de moeder kenbaar gemaakt dat zij aansluitend aan het huwelijk met de kinderen naar Disneyland in Frankrijk wilde gaan. Ook tijdens de procedure bij de rechtbank Limburg heeft de moeder de datum van het huwelijk kenbaar gemaakt. Nadat de moeder de vader op 17 maart 2019 een voorstel heeft gedaan voor de zomervakantie waarbij zij heeft vermeld dat zij op [datum] gaat trouwen en op vrijdag 19 juli 2019 tot 21 juli 2019 graag met de kinderen op huwelijksreis naar Disneyland in Frankrijk wil gaan, heeft de vader gezegd daarmee akkoord te gaan als de moeder akkoord zou gaan met zijn voorstel aangaande de verdeling van de overige vakanties. De moeder heeft de vader daarop bij e-mailbericht van 11 april 2019 laten weten dat zij hem tegemoet kan komen in zijn voorstel ten aanzien van de vakanties, maar dat zij de kerstdagen wil splitsen. Hierbij heeft de moeder nogmaals aangegeven dat zij bevestigd wil zien dat de vader de kinderen op 14 juli 2019 bij de moeder brengt. Tevens heeft de moeder de vader een ingevuld toestemmingsformulier toegezonden voor Disneyland in Frankrijk, maar de vader zegt dat hij dat formulier niet heeft ontvangen. Op 28 april 2019 heeft de moeder de vader er nog eens per WhatsApp aan herinnerd het toestemmingsformulier ingevuld aan haar af te geven. De vader weigert echter het toestemmingsformulier in te vullen en te ondertekenen en heeft vervolgens in dezelfde periode een vakantie in Slagharen geboekt terwijl partijen midden in een debat zitten over het huwelijk en de huwelijksreis naar Disneyland in Frankrijk. De kinderen weten al heel lang dat ze naar Disneyland gaan en verheugen zich daar enorm op. De moeder vindt het in het belang van de kinderen dat ze op 13 juli 2019 ter voorbereiding op de bruiloft op [datum] bij haar kunnen zijn en dat zij met de kinderen op 19 juli 2019 tot 21 juli 2019 op huwelijksreis naar Disneyland in Frankrijk kan gaan. De moeder verzet zich tegen de proceskostenveroordeling die door de vader wordt gevorderd. Zij heeft tot tweemaal toe getracht om in onderling overleg tot een minnelijke regeling te komen en dat is niet gelukt. Omdat de vader een vakantie naar Slagharen heeft geboekt in de periode van het huwelijk van de moeder en de huwelijksreis naar Disneyland heeft de moeder dit kort geding ingediend.

4.3.

De vader betwist dat hij al sinds 2018 op de hoogte was van de trouwdatum van de moeder. De vader wist wel dat de moeder voornemens was te trouwen, maar de moeder heeft deze datum pas voor het eerst genoemd in haar e-mail van 17 maart 2019 aan de vader. Bij beschikking van 21 februari 2019 heeft de rechtbank ten aanzien van de zomervakantie 2019 nog bepaald dat de kinderen gedurende de eerste twee weken (7 juli 2019 tot en met 21 juli 2019) bij de vader verblijven. Indien de moeder daadwerkelijk al in oktober 2018 wist dat zij op [datum] zou gaan trouwen dan had het op haar weg gelegen om dit tijdens die procedure kenbaar te maken. De moeder heeft dit echter nagelaten, met onderhavige procedure als gevolg. De vader erkent dat hij eerst de vakanties vastgelegd wilde zien voordat hij over het voorstel van de moeder ten aanzien van de bruiloft en de vakantie naar Disneyland in Frankrijk wilde praten. Nadat de ouders per e-mail een vakantieverdeling waren overeengekomen heeft de vader dat doorgestuurd naar zijn advocaat om het officieel vast te laten leggen. Vervolgens heeft de vader de moeder op 16 mei 2019 een e-mail verzonden waarin hij aangeeft niets meer van de moeder te hebben vernomen en vraagt of de vakantie dan volgens de beschikking van de rechtbank verloopt, zodat hij zijn vakantie met de kinderen kan gaan plannen. Zijn advocaat heeft de opgestelde overeenkomst aan de advocaat van de moeder gestuurd, waarop de moeder middels haar advocaat heeft laten weten slechts met enkele onderdelen te kunnen instemmen. De vader heeft daarop aangegeven dat zijn standpunt helder is en dat hij bereid is toestemming te verlenen, mits de gemaakte afspraken worden gerespecteerd. Vervolgens is de moeder een kort geding gestart. Omdat de vader niets meer van de moeder heeft vernomen en de kinderen wisten dat ze naar Disneyland zouden gaan, heeft de vader voor de kinderen ter vervanging van een vakantie naar Disneyland in Frankrijk een vakantie in Slagharen geboekt zodat de kinderen toch op vakantie kunnen.

4.4.

De voorzieningenrechter stelt vast dat bij beschikking van 21 februari 2019 is vastgesteld dat de kinderen in de week dat de moeder gaat trouwen bij de vader verblijven. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat de ouders na deze datum veelvuldig overleg hebben gehad over de invulling van de zomervakantie en het ruilen van weken, waarbij de moeder meerdere keren aan de vader heeft gevraagd om er schriftelijk mee akkoord te gaan dat de kinderen bij de bruiloft aanwezig kunnen zijn en aansluitend voor een korte vakantie/huwelijksreis met de moeder en haar partner mee kunnen naar Disneyland in Frankrijk.

Door de vader is niet voldoende onderbouwd waarom de kinderen in die week niet bij de moeder kunnen zijn, behalve dan dat de kinderen in die week volgens voornoemde beschikking bij de vader zouden zijn. Uit de stukken blijkt dat de datum van de bruiloft al in maart 2019 bekend was bij de vader en de vader in principe akkoord was gegaan met een eenmalige ruil. Ter zitting heeft de vader dit bevestigd.

Vervolgens is het overleg tussen de ouders spaak gelopen. De vader heeft daarop besloten zich aan de beschikking van de rechtbank te houden en heeft op 12 juni 2019 in de week van de bruiloft en de huwelijksreis van de moeder een vakantie met de kinderen naar Slagharen geboekt. De vader heeft ter zitting gesteld dat hij dit in het belang van de kinderen heeft gedaan omdat ze niet met de moeder mee kunnen naar Disneyland in Frankrijk.

De voorzieningenrechter begrijpt dat het vervelend is als de door de vader besproken vakantie naar Slagharen niet door kan gaan, maar is van oordeel dat dit niet doorslaggevend is, nu het huwelijk van de moeder een éénmalige en unieke gebeurtenis is en een vakantie naar Slagharen niet.

De voorzieningenrechter acht het dan ook in het belang van de kinderen dat ze bij het huwelijk van de moeder aanwezig kunnen zijn en is van oordeel dat de reis naar Disneyland, zijnde de huwelijksreis, zwaarder weegt dan een vakantie in Slagharen. Daar komt bij dat de vader deze trip pas recent heeft geboekt, wetende dat de moeder dan haar huwelijksreis had gepland.

Onweersproken is dat de kinderen zich al lange tijd verheugen op de reis naar Disneyland in Frankrijk en de verwachting is dan ook dat ze zeer teleurgesteld zouden zijn als ze niet aanwezig kunnen zijn bij het huwelijk van de moeder en de huwelijksreis naar Disneyland.

Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat door de hele gang van zaken de indruk is ontstaan dat de bezwaren van de vader voornamelijk voortkomen uit de slechte verhouding en het wantrouwen tussen hem en de moeder. Zijn verweer is niet gebaseerd op feiten of omstandigheden die de wens van de moeder om de kinderen ter voorbereiding op haar huwelijk op 13 juli 2019 reeds bij zich te willen hebben en de vervangende toestemming voor de vakantie naar Disneyland in Frankrijk in de weg zouden kunnen staan. Dat er problemen rondom de verdeling van de vakanties spelen, betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de vordering van de moeder dient te worden afgewezen. Het door de moeder gevorderde komt de voorzieningenrechter bovendien niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen als na te melden.

Wel geeft de voorzieningenrechter de ouders in overweging om de dagen die de kinderen extra bij de moeder zijn door dit vonnis in die zin te compenseren dat zij de komende zomervakantie evenveel dagen met de moeder doorbrengen als met de vader.

Dwangsom

4.5.

De moeder meent dat nakoming dient te worden afgedwongen door oplegging van een dwangsom. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende vast staat dat de vader meermalen niet heeft gereageerd op berichten met verzoeken van de moeder en haar advocaat om de kinderen tijdig voor het huwelijk bij de moeder te brengen en dat hij hier voorwaarden aan stelt ten aanzien van de vakantieverdeling in het algemeen. Reeds om die reden – en omdat het voor de kinderen heel vervelend zou zijn als de vader geen, dan wel niet tijdig, gehoor zou geven aan hetgeen in dit vonnis is beslist – is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om het verbinden van een dwangsom aan de veroordeling, voor toewijzing gereed ligt. Het is immers prettig voor de kinderen dat zij ruim op tijd voor de grote dag al bij de moeder kunnen zijn, zodat zij kunnen deelnemen aan de voorbereidingen voor het huwelijk.

De voorzieningenrechter zal zoals door de moeder is gevorderd een dwangsom opleggen van € 1000,-- per verstreken uur of gedeelte van een uur dat de vader in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,--. Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen de oplegging van een dwangsom, of de hoogte van de gevorderde dwangsom. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van het opleggen van de dwangsom.

Proceskosten

4.6.

Gelet op het familierechtelijke karakter tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

gebiedt de vader:

- dat hij heeft te dulden dat de minderjarige kinderen:

o [kind 1], [geboortedatum] te [geboorteplaats];

o [kind 2], [geboortedatum] te [geboorteplaats];

- op zaterdag 13 juli 2019 vanaf 13:00 uur bij de moeder zullen zijn en

- de kinderen uiterlijk op zaterdag 13 juli 2019 om 13:00 uur aan de moeder af te geven op [adres] te [woonplaats];

5.2.

verleent de moeder, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming om met voornoemde minderjarige kinderen vanaf vrijdag 19 juli 2019 tot en met zondag 21 juli 2019 af te reizen naar Frankrijk en in die periode daar te verblijven;

5.3.

bepaalt dat de vader voor ieder verstreken uur of gedeelte van een uur dat hij in

strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan de moeder een dwangsom verbeurt

van € 1000,--, tot een maximum van € 10.000,--;

5.4.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.5.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. van Belzen en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733