Rechtbank Gelderland 19-12-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:6216

Datum publicatie09-01-2020
ZaaknummerC/05/362770 / KG RK 19-953
ProcedureWraking
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partij in familiezaak wraakt rechter vanwege een eerdere beslissing van de rechter, het verloop van de zitting en de bejegening door de rechter. Wrakingsverzoek afgewezen: het is aan de rechter om de orde te bewaken en regie te voeren ter zitting. Voor zover de rechter verzoeker heeft onderbroken, hem heeft aangesproken op zijn gedrag en heeft verzocht de zaal te verlaten, past dit binnen de ruimte die de rechter op zitting toekomt. Uit gang van zaken volgt niet dat sprake is geweest van vooringenomenheid of partijdigheid.

Volledige uitspraak


beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rekestnummer: C/05/362770 / KG RK 19-953

Beslissing van 19 december 2019

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[naam] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

verzoeker,

verschenen in persoon,

ter zitting als postadres opgegeven: het kantooradres van mr. N. Rastegar, advocaat te Amsterdam,

tegen

MR. M. RIETVELD,

verweerder,

hierna te noemen: “de rechter”.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 26 november 2019 in de procedure met nummer 361422 / JE RK 19-1471, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,

  • de reactie op het wrakingsverzoek van de rechter d.d. 10 december 2019 inclusief bijlagen,

  • de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer d.d. 16 december 2019.

1.2.

Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:

  • verzoeker,

  • de rechter.

1.3.

Na de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer de beslissing bepaald op 23 december 2019, of zoveel eerder als mogelijk.

2Het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 361422 / JE RK 19-1471. In deze procedure heeft Jeugdbescherming Gelderland een verzoek ingediend tot wijziging van een omgangsregeling, in die zin dat het contact tussen verzoeker en zijn zoon voor de duur van zes maanden op nihil wordt gesteld. Op 26 november 2019 heeft de mondelinge behandeling van dit verzoek plaatsgehad ten overstaan van de rechter. Verzoeker heeft tijdens deze mondelinge behandeling verzocht om wraking van de rechter.

2.2.

Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter blijk geeft van vooringenomenheid en partijdigheid. Ter onderbouwing heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter hem niet laat uitspreken. Ook heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter in een vorige zaak stukken heeft meegenomen in zijn beslissing, terwijl die stukken te laat waren ingediend. Verzoeker ziet ook overeenkomsten met een andere zaak uit 2018, waarin de wrakingskamer een wrakingsverzoek tegen de rechter heeft toegewezen. Tot slot heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter aan het begin van de mondelinge behandeling heeft gesproken over gedragingen van verzoeker tijdens een vorige zitting en dat de rechter hem meteen heeft onderbroken terwijl verzoeker aan het woord was.

2.3.

De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3De beoordeling

3.1.

Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek geldt als uitgangspunt dat een rechter alleen kan worden gewraakt als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.

3.2.

Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechter hem niet laat uitspreken. Ook heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter al gelijk aan het begin van de mondelinge behandeling heeft gesproken over het gedrag van verzoeker tijdens een vorige zitting. Het is aan de rechter om de orde ter zitting te bewaken en regie te voeren ter zitting. Daarbij komt de rechter een ruime mate van vrijheid toe. Voor zover de rechter verzoeker heeft onderbroken, hem heeft aangesproken op zijn gedrag en hem heeft verzocht de zittingzaal te verlaten, past dit binnen de ruimte die de rechter op zitting toekomt. Mede gelet op de uitleg die de rechter gegeven heeft, valt niet in te zien dat de rechter daarmee blijk heeft gegeven van vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid heeft gewekt.

3.3.

Dat de rechter in een eerdere zaak stukken heeft toegelaten die volgens verzoeker te laat waren ingediend betekent evenmin dat de rechter thans partijdig of vooringenomen is. Dit zijn immers beslissingen van de rechter in een andere procedure.

3.4.

Verder zegt een eerdere beslissing van de wrakingskamer over de rechter in een andere zaak niets over zijn al dan niet vooringenomenheid in deze zaak. Deze grond leidt dus evenmin tot toewijzing van het verzoek tot wraking.

3.5.

Ter mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft verzoeker nog opmerkingen gemaakt over uitlatingen van de rechter aangaande geluidsopnames, die verzoeker als bewijsstuk had willen overleggen in de verzoekschriftprocedure waarin hij om wraking heeft verzocht. Hiermee is verzoeker echter te laat: verzoeker had dit tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2019 (als wrakingsgrond) aan de orde kunnen stellen. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt immers dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ten overvloede: over de geluidsopnames is bij de mondelinge behandeling een debat gevoerd. De wijze waarop dit debat heeft plaatsgehad, geeft geen aanleiding om (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter aan te nemen.

3.6.

De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen. Wat door verzoeker meer of anders is aangevoerd, leidt zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd niet tot een ander oordeel zodat verdere bespreking niet nodig is.

3.7.

Naar het oordeel van de wrakingskamer is aan de zijde van verzoeker tot dusver geen sprake geweest van misbruik van het wrakingsinstrument. Er bestaat daarom onvoldoende grond voor een verbod op wraking, zoals door de rechter verzocht. De wet bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek alleen in behandeling wordt genomen indien sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (artikel 37 lid 4 Rv) .

4De beslissing

De wrakingskamer:

- wijst af het verzoek tot wraking.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. O. Nijhuis en mr. T. ter Brugge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.F.M. Houbiers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733