Rechtbank Gelderland 31-12-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:6171

Datum publicatie02-01-2020
Zaaknummer364133
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw bivakkeert met kampeertent in voortuin voormalige echtelijke woning uit onvrede over uitblijven afwikkeling huwelijkse voorwaarden. Toewijzing van vordering van man tot verwijdering kampeertent en contact- en straatverbod: vrouw heeft onrechtmatig gehandeld. Verzoek tot verbod voor vrouw om zich openbaar over hem uit te laten wordt slechts in beperkte zin toegewezen, gelet op enerzijds recht van vrije meningsuiting van de vrouw en anderzijds recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de man.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rolnummer: C/05/364133 / KZ ZA 19-248

Vonnis in kort geding van 31 december 2019

in de zaak van

[eisende partij]

wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. S.A. Roodhof te Reduzum,

tegen

[gedaagde partij]

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

verschenen in persoon.

Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding

  • de e-mail van [eisende partij] d.d. 30 december 2019 inclusief producties

  • de mondelinge behandeling

  • de pleitnota van [eisende partij] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen zijn circa 27 jaar gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden.

2.2.

Tijdens hun huwelijk hebben partijen gewoond te [postcode] [woonplaats] aan het adres [adres 1] (hierna: “de woning”).

2.3.

In januari 2018 heeft [gedaagde partij] de woning verlaten. Sindsdien bewoont [eisende partij] de woning alleen. [eisende partij] voldoet tevens alle aan de woning verbonden lasten.

2.4.

Medio 2018 heeft [gedaagde partij] bij de rechtbank Noord-Nederland een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, evenals een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen met betrekking tot (onder meer) partneralimentatie en een voorschot op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De procedure is bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig onder zaaknummer C/17/162140 / FA RK 18-902.

2.5.

Bij beschikking van 3 oktober 2018 heeft de rechtbank Noord-Nederland bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat [eisende partij] een bedrag van € 715,00 per maand aan partneralimentatie moet betalen aan [gedaagde partij] .

2.6.

Tot dusver heeft [eisende partij] de partneralimentatie telkens aan [gedaagde partij] betaald.

2.7.

Nadien hebben partijen de partneralimentatie in onderlinge overeenstemming verhoogd naar een bedrag van € 958,00 per maand. Ook dit bedrag heeft [eisende partij] telkens aan [gedaagde partij] betaald.

2.8.

Bij beschikking van 28 november 2018 heeft de rechtbank Noord-Nederland de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 12 maart 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.9.

Bij beschikking van 27 februari 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland een door [gedaagde partij] gevorderd voorschot op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden ten bedrage van €100.000,- afgewezen.

2.10.

Over (onder meer) de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden dient de rechtbank Noord-Nederland nog te beslissen.

2.11.

In december 2019 hebben partijen per e-mail met elkaar onderhandeld over een afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

2.12.

[gedaagde partij] heeft [eisende partij] per e-mail van 16 december 2019, voor zover relevant, bericht:

“(…) Als t voor de kerst niet geregeld is vervalt deze mogelijkheid om de boel op te lossen, ik weet zeker dat ik gewoon Nederlands sprak! (…)”

2.13.

Daarop heeft [eisende partij] , voor zover relevant, gereageerd per e-mail van 16 december 2019:

“(…) Jij blijft uit mijn buurt, zowel in [woonplaats] als in [woonplaats] . (…)”

2.14.

De advocaat van [eisende partij] heeft de advocaat van [gedaagde partij] per e-mail van

18 december 2019 onder aanzegging van rechtsgevolg gesommeerd dat [gedaagde partij] zich niet onnodig kwetsend over [eisende partij] mag uitlaten en zich evenmin bij de woning mag begeven.

2.15.

Op 20 december 2019 heeft [gedaagde partij] zich onaangekondigd naar de woning begeven. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] toen verzocht om te vertrekken, waarna [gedaagde partij] de woning weer heeft verlaten.

2.16.

[gedaagde partij] heeft [eisende partij] per e-mail van 23 december 2019 bericht:

“De klok heeft 12 uur geslagen !”

2.17.

[gedaagde partij] heeft [eisende partij] per e-mail van 25 december 2019 bericht:

“HET IS DE HOOGSTE TIJD !”

2.18.

Op 25 december 2019 heeft [gedaagde partij] een kampeertent opgezet in de tuin van de woning. Sindsdien verblijft [gedaagde partij] in de kampeertent.

2.19.

Op 25 december 2019 heeft [eisende partij] tevergeefs geprobeerd om [gedaagde partij] met behulp van de politie ertoe te bewegen de woning te verlaten en haar kampeertent te verwijderen.

2.20.

De advocaat van [eisende partij] heeft [gedaagde partij] per e-mail van 25 december 2019 gesommeerd om uiterlijk 26 december 2019 om 12.00 uur de woning te verlaten en de kampeertent te verwijderen. Aan deze sommatie heeft [gedaagde partij] geen gevolg gegeven.

2.21.

[gedaagde partij] heeft diverse berichten en foto’s geplaatst op Facebook. Op deze foto’s is te zien hoe [gedaagde partij] in de tuin van de woning kampeert. Bij een van de foto’s heeft [gedaagde partij] het volgende bericht geplaatst:

“Na 27 jaar huwelijk, 10 jaar mantelzorg heeft [eisende partij] het huis, mijn bedrijf en al ons geld! Leugens tegen de rechter en politie zorgen ervoor dat ik al 2 jaar zwervende ben

Mijn droom voor 2020:

Een eigen plekje en lieve mensen om me heen

waar ik van op aan kan

Fijne kerst allemaal”

2.22.

De door [gedaagde partij] geplaatste berichten en foto’s zijn tientallen keren gedeeld via Facebook. Ook zijn er tientallen reacties onder de berichten en foto’s geplaatst door andere Facebook-gebruikers. Deze reacties luiden onder meer:

“Drama , geen recht op fatsoenlijke genoegdoening! Wat een een onfatsoenlijke kerel te net GEMEEN en Egoïstische kwal”

“Wat een ondankbare hond. Ik hoop voor jou dat die vent héél snel over de brug komt”

“Belachelijk! Laat je niet wegpesten!! Wij geloven in jou”

“(…) Wat een narcistische Loser is die vent van je”

“ [eisende partij] ik had jou hoger in achting! Hou hiermee op en kom tot een fatsoenlijke regeling waar jullie beiden je bij neer kunnen leggen. 2 kibbelen 2 schuld! En als het niet meer gaat en je bent zolang getrouwd geweest en hebt een kind samen dan moet je nu eenmaal je bezittingen delen. Dat is in de Nederlandse wet geregeld. Bij deze dan ook [eisende partij] ,los het op.Kan me niet voorstellen dat dit jou gelukkig maakt.Zo ken ik jou niet in elk geval.Echt ongelofelijk…”

2.23.

Sinds ongeveer vijf weken bewoont [gedaagde partij] een eigen huurwoning te [woonplaats] .

2.24.

[gedaagde partij] heeft eigen inkomsten uit arbeid genoten. Ook geniet zij sinds kort inkomsten doordat zij een aan partijen toebehorende stacaravan verhuurt.

3Het geschil

3.1.

[eisende partij] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,

A. [gedaagde partij] verbiedt om direct of indirect via derden (anders dan via haar advocaat) met [eisende partij] contact op te nemen, op welke wijze dan ook, dan wel en/of haar te verbieden [eisende partij] te benaderen dan wel te bejegenen, dan wel over hem te berichten (direct of indirect via derden, in persoon te benaderen dan wel via mail, telefoon, sociale media et cetera, dan wel op enig andere wijze, een en ander in de ruimste zin van het woord);

[gedaagde partij] verbiedt om aanwezig te zijn, dan wel te verblijven in en in de nabijheid van de woning, met inachtneming van een straal van ten minste 1 kilometer rondom die woning;

[gedaagde partij] gebiedt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de door haar bij de woning geplaatste tent (en alles wat zich daarbij en daarin bevindt, voor zover dat door [gedaagde partij] daar – recent – is meegenomen of geplaatst) te verwijderen en daar niet terug te (doen) verplaatsen;

[gedaagde partij] verbiedt om aanwezig te zijn dan wel te verblijven in en in nabijheid van het appartement van [eisende partij] te [woonplaats] aan het adres [adres 2] , met inachtneming van een straal van ten minste 1 kilometer rondom dat appartement dan wel dat gebouw;

de onder A tot en met D op te leggen ge- en verboden te doen gelden voor de duur van twee jaar (na betekening van het vonnis) dan wel voor een zodanige periode als juist en redelijk wordt geacht;

[eisende partij] machtigt om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde partij] het sub B en/of sub D genoemde verbod overtreedt;

bepaalt dat indien [gedaagde partij] zich niet houdt aan hetgeen onder A tot en met D is aangegeven (gedurende de in acht te nemen periode) zij (na betekening van het in deze te wijzen vonnis) een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dan wel / alsmede tot betaling van een dwangsom van

€ 1.000,- per overtreding, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van

€ 50.000,-;

[gedaagde partij] verbiedt bericht over de man te doen aan derden, dan wel (dergelijke) berichten over [eisende partij] te plaatsen op sociale media (waaronder in elk geval – doch niet uitsluitend – Facebook) als bedoeld in alinea 20 van de dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, en daarbij tevens een dwangsom op te leggen van € 100,00 voor elke dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat de berichtgeving voor derden zichtbaar zal zijn;

I. [gedaagde partij] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten volgens het toepasselijk liquidatietarief, indien zij niet binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis het door haar verschuldigd bedrag heeft voldaan, te vermeerderen met rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

3.2.

Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eisende partij] het volgende. [gedaagde partij] heeft geen enkel in rechte te respecteren belang om in de tuin van de woning te bivakkeren. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] gevraagd om bij de woning weg te blijven, maar [gedaagde partij] geeft daaraan geen gevolg. [gedaagde partij] blijft [eisende partij] rechtstreeks benaderen terwijl [eisende partij] kenbaar heeft gemaakt dat hij daar geen prijs op stelt. [gedaagde partij] handelt onrechtmatig doordat zij onwaarheden verkondigt via social media.

3.3.

[gedaagde partij] voert als volgt verweer. De woning behoort nog steeds aan beide partijen in eigendom toe. [gedaagde partij] wenst dat de huwelijkse voorwaarden worden afgewikkeld. [gedaagde partij] betwist dat zij onwaarheden verkondigt via social media.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

In dit kort geding zal achtereenvolgend worden beoordeeld of het door [eisende partij] gevorderde contact- en straatverbod moet worden toegewezen, of [gedaagde partij] de kampeertent moet verwijderen en of het [gedaagde partij] verboden moet worden om zich in het openbaar over [eisende partij] uit te laten.

contact- en straatverbod

4.2.

[eisende partij] vordert een straatverbod van [gedaagde partij] . Een straatverbod vormt een inbreuk op het recht van een ieder om zich vrijelijk te verplaatsen en is een ingrijpende maatregel. Voor oplegging van een dergelijke maatregel moet sprake zijn van feiten en omstandigheden die dat rechtvaardigen. Die feiten en omstandigheden moeten bovendien in hoge mate aannemelijk zijn.

4.3.

Vast staat dat [gedaagde partij] zich herhaaldelijk naar de woning en naar het praktijkadres van [eisende partij] heeft begeven. Ook staat vast dat [eisende partij] daaraan voorafgaand op ondubbelzinnige wijze kenbaar heeft gemaakt, onder meer via zijn advocaat, dat hij daar geen prijs op stelt. [gedaagde partij] heeft de woning in januari 2018 uit eigen beweging verlaten. Sindsdien betaalt [gedaagde partij] niet meer mee aan de lasten die aan de woning verbonden zijn. De affectieve relatie van partijen is geëindigd en het huwelijk van partijen is rechtsgeldig ontbonden. Tot slot staat vast dat [gedaagde partij] sinds enkele weken een eigen huurwoning in [woonplaats] bewoont.

4.4.

Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat [gedaagde partij] thans geen in rechte te respecteren belang om zich bij de woning of het praktijkadres van [eisende partij] te begeven. Door zich toch bij de woning of het praktijkadres van [eisende partij] te begeven handelt [gedaagde partij] onrechtmatig. Het enkele feit dat de huwelijkse voorwaarden nog niet zijn afgewikkeld maakt dit niet anders. Daarover dient de rechtbank Noord-Nederland te beslissen.

4.5.

Het door [eisende partij] gevorderde straatverbod zal dus worden toegewezen. Het gebied waarvoor dit verbod geldt zal vooralsnog worden beperkt tot de straat waarin zich de woning en de praktijkruimte van [eisende partij] bevinden. Een omvangrijker straatverbod zou een te grote inbreuk vormen op het recht van [gedaagde partij] om zich vrijelijk te verplaatsen. [gedaagde partij] heeft op haar beurt niet aannemelijk gemaakt dat zij enig in rechte te respecteren belang heeft om zich te begeven op [adres 1] te [woonplaats] of de [adres 2] te [woonplaats] .

4.6.

Verder staat vast dat [eisende partij] aan [gedaagde partij] kenbaar heeft gemaakt dat hij uitsluitend nog via zijn advocaat met haar wenst te communiceren. Ook staat vast dat [gedaagde partij] in weerwil van dit verzoek herhaaldelijk rechtstreeks contact heeft gezocht met [eisende partij] . Het door [eisende partij] gevorderde contactverbod is daarom eveneens toewijsbaar.

4.7.

In verband met de eisen van proportionaliteit zullen het contact- en straatverbod voor de duur van één jaar worden opgelegd.

verwijderen kampeertent

4.8.

In het verlengde van rechtsoverweging 4.3. en 4.4. zal [gedaagde partij] ook worden bevolen om de kampeertent uit de tuin van de woning te verwijderen, of straffe van een dwangsom zoals in het dictum omschreven. [gedaagde partij] heeft immers een eigen huurwoning in [woonplaats] . Voor haar bestaat geen enkele noodzaak om in de tuin van de woning te bivakkeren. Het is meer dan aannemelijk dat [gedaagde partij] daarmee inbreuk maakt op het grondrecht van [eisende partij] tot eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit maakt de kampeeractie van [gedaagde partij] onrechtmatig.

openbare uitlatingen

4.9.

Tot slot heeft [eisende partij] een verbod voor [gedaagde partij] gevorderd om zich openbaar over hem uit te laten.

4.10.

Bij deze vordering gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Dit betreft enerzijds het door artikel 10 Grondwet (Gw) en artikel 8 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermde recht van [eisende partij] op eerbiediging van zijn eer en goede naam door niet lichtvaardig beschuldigd te worden. Anderzijds betreft dit het door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht van [gedaagde partij] om haar mening te geven over de handelwijze van [eisende partij] .

4.11.

Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat een van beide rechten op zichzelf zwaarder weegt dan de ander (HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230). Welk belang - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

4.12.

Vast staat dat [eisende partij] sinds de beschikking van 3 oktober 2018 maandelijks partneralimentatie aan [gedaagde partij] betaalt. Partijen zijn in onderling overleg overeengekomen dat [eisende partij] een hoger bedrag aan partneralimentatie aan [gedaagde partij] betaalt dan het bedrag waartoe hij veroordeeld is. Thans betaalt [eisende partij] maandelijks een bedrag van € 958,- aan [gedaagde partij] . Daar bovenop heeft [gedaagde partij] eigen inkomsten uit arbeid genoten en is niet uitgesloten dat zij ook thans nog eigen inkomsten heeft, dan wel in staat is dit te verwerven. Verder had [gedaagde partij] de beschikking over een – zij het eenvoudige – stacaravan [woonplaats] . Ook staat vast dat [gedaagde partij] sinds kort een eigen huurwoning bewoont te [woonplaats] .

4.13.

[gedaagde partij] heeft diverse foto’s op Facebook geplaatst waarop te zien is dat zij in de tuin van de woning bivakkeert. Bij een van deze foto’s heeft [gedaagde partij] een bericht geplaatst waarin staat dat zij al twee jaar “zwervende” is en op zoek is naar “een eigen plekje”. Dit bericht, geciteerd in rechtsoverweging 2.21., doet voorkomen alsof [gedaagde partij] door toedoen van [eisende partij] dakloos zou zijn en geen andere keus heeft dan het opzetten van een kampeertent in de tuin van de woning. De inhoud van dit bericht vindt echter geen steun in het beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde partij] beschikt immers op dit moment over een eigen huurwoning.

4.14.

In hetzelfde bericht staat dat [eisende partij] “al het geld” heeft. In combinatie met de foto’s van de kampeertent en de overige inhoud van het bericht wordt in feite een beeld gecreëerd alsof [gedaagde partij] door toedoen van [eisende partij] een zwerversbestaan zou leiden. Dat beeld vindt evenmin steun in het beschikbare feitenmateriaal. Weliswaar moeten de huwelijkse voorwaarden van partijen nog afgewikkeld worden – waarbij niet valt uit te sluiten dat [eisende partij] nog een bedrag aan [gedaagde partij] moet betalen – maar [eisende partij] betaalt ook elke maand een niet onaanzienlijk bedrag aan partneralimentatie aan [gedaagde partij] . Bovendien heeft [gedaagde partij] inkomsten uit arbeid genoten en beschikt zij over een aan beide partijen toebehorende stacaravan. Voor [gedaagde partij] bestaat dus geen enkele noodzaak om in de tuin te bivakkeren.

4.15.

Met [gedaagde partij] kan wellicht gezegd worden dat het vervelend is dat de huwelijkse voorwaarden nog niet zijn afgewikkeld, maar dit enkele feit rechtvaardigt niet de berichten van [gedaagde partij] op Facebook. Bovendien hebben meerdere Facebook-gebruikers zich naar aanleiding van de berichten van [gedaagde partij] zeer laatdunkend over [eisende partij] uitgelaten. De kampeeractie van [gedaagde partij] is daarnaast breed uitgemeten in de (landelijke) media. Ook is [woonplaats] maar een klein dorp. Daarmee is het aannemelijk dat de Facebook-berichten van [gedaagde partij] voor [eisende partij] nadelige gevolgen hebben.

4.16.

Het voorgaande leidt ertoe dat het [gedaagde partij] verboden zal worden om via social media (zoals Facebook) openbare uitlatingen te plaatsen die herleidbaar zijn tot [eisende partij] en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen. Dit laatste heeft immers slechts betrekking op partijen en gaat in feite niemand anders wat aan. Voor een verstrekkender verbod voor [gedaagde partij] om zich over [eisende partij] uit te laten is geen plaats. Dit zou een te grote inbreuk vormen op het recht van vrije meningsuiting van [gedaagde partij] .

proceskosten

4.17.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verbiedt [gedaagde partij] om direct of indirect via derden, anders dan via haar advocaat, op welke wijze dan ook, met [eisende partij] contact op te nemen, op straffe van een dwangsom van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro) per overtreding, tot een maximum van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),

5.2.

verbiedt [gedaagde partij] om aanwezig te zijn, dan wel te verblijven in en in de nabijheid van de woning, evenals in de rest van [adres 1] te [woonplaats] ,

5.3.

verbiedt [gedaagde partij] om aanwezig te zijn dan wel te verblijven in en in nabijheid van het appartement c.q. de praktijkruimte van [eisende partij] te [woonplaats] aan het adres [adres 2] , evenals in de rest van de Oostergrachtswal te [woonplaats] ,

5.4.

machtigt [eisende partij] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde partij] de verboden uit punt 5.2. en 5.3. overtreedt,

5.5.

gebiedt [gedaagde partij] om binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis de door haar bij de woning geplaatste tent (en alles wat zich daarbij en daarin bevindt, voor zover dat door [gedaagde partij] daar – recent – is meegenomen of geplaatst) te verwijderen en daar niet terug te (doen) verplaatsen, op straffe van een dwangsom van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro) per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),

5.6.

bepaalt dat de onder punt 5.1. tot en met 5.4. genoemde ge- en verboden gelden voor de duur van één jaar na betekening van dit vonnis,

5.7.

verbiedt [gedaagde partij] om via social media (zoals Facebook) voor een ieder zichtbare berichten en/of foto’s te plaatsen, die herleidbaar zijn tot [eisende partij] en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen, op straffe van een dwangsom van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro) per overtreding, te vermeerderen met € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro) per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) is bereikt,

5.8.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.9.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.10.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2019.

eh/dv



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733