Rechtbank Den Haag 04-10-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12624

Datum publicatie12-12-2019
Zaaknummer7608424 EJ VERZ 19-73651
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsDen Haag
Formele relatiesHoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:549, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenErfrecht; Vernietiging en nietigheid testament; Bewind nalatenschap;
Familieprocesrecht; Bevoegdheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Uit art. 4:42 lid 1 BW volgt dat sprake is van een gesloten systeem van uiterste wilsbeschikkingen. In de wet is niet de mogelijkheid opgenomen bij uiterste wilsbeschikking te bepalen dat de kantonrechter in geval van bewind of curatele langstlevende kan bepalen of en in hoeverre de geldvorderingen opeisbaar worden. Het testament is op dit punt nietig.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

ae

Zaaknr.: 7608424 EJ VERZ 19-73651

4 oktober 2019

Beschikking van de kantonrechter op de verzoeken van:

1 [verzoekster] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen: [verzoekster] ,

gemachtigde: mr. R. van Manen,

2. [verzoeker],

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: [gemachtigde] ,

verzoekers ten aanzien van de hierna onder 9. bedoelde verzoeken,

verweerders ten aanzien van de hierna onder 11. bedoelde verzoeken.

en de tegenverzoeken van:

3Capital Support Bewind & Executele B.V.,

gevestigd te Den Haag,

in haar hoedanigheid van bewindvoerder van:

[betrokkene 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen: [betrokkene 1] ,

verweerder ten aanzien van de hierna onder 9. bedoelde verzoeken,

verzoeker ten aanzien van de hierna onder 11. bedoelde verzoeken,

hierna te noemen: de bewindvoerder,

gemachtigde: mr. L.E. Leunissen.

Als belanghebbenden bij dit verzoek zijn aangemerkt:

4 [belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,

5. [belanghebbende 2],

notaris, kantoorhoudende te Den Haag,

in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van

[erflater] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , overleden op [datum overlijden] ;

hierna te noemen: de executeur.

Procedure

1De kantonrechter heeft kennis genomen van:

  • het op 14 maart 2019 ingediende verzoekschrift van [verzoekster] en [verzoeker] (hierna: verzoekschrift I) en de daarbij overgelegde stukken;

  • het op 26 juli 2019 ingediende verzoekschrift van de bewindvoerder (hierna: verzoekschrift II) en de daarbij overgelegde stukken;;

  • de brieven van 28 maart en 5 september van [belanghebbende 1]

  • de brief van 3 september 2019 van de bewindvoerder;

  • de namens [betrokkene 1] toegezonden brief met bijlagen van 3 september 2019;

  • de namens [verzoekster] toegezonden brieven met bijlagen van 6 en 10 september 2019;

  • de namens [verzoeker] toegezonden brief van 12 september 2019.

2.
De verzoeken zijn mondeling behandeld op de zitting van 13 september 2019. Van het verhandelde op de zitting is door de griffier aantekening gehouden. Ter zitting zijn verschenen:

  • [verzoekster] en [verzoeker] , bijgestaan door mr. R. van Manen;

  • [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. L.E. Leunissen;

  • de executeur.

Zowel mr. van Manen als mr. Leunissen hebben spreekaantekeningen in het geding gebracht.

Feiten

3. [verzoekster] , [verzoeker] en [belanghebbende 1] zijn de kinderen van [betrokkene 1] en [erflater] (hierna: erflater).

4. Erflater heeft bij testament van 21 mei 2015 beschikt over zijn nalatenschap. In dat testament heeft hij [betrokkene 1] , zijn echtgenote, voor 1/100 gedeelte en zijn drie kinderen voor het restant van zijn nalatenschap, ieder voor een gelijk deel, benoemd tot zijn erfgenamen. Verder heeft erflater bepaald dat de wettelijke verdeling niet van toepassing is op zijn nalatenschap.

Het testament bevat daarnaast onder meer de volgende bepalingen:

“(…)

HOOFDSTUK 4. EXECUTELE

1. Benoeming executeur

Ik benoem mijn echtgenote tot executeur.

(…)

Als mijn echtgenote de functie van executeur niet kan of wil aanvaarden of haar taak niet volbrengt, benoem ik notaris [belanghebbende 2] , (…) in haar plaats of als haar opvolger tot executeur.

(…)

HOOFDSTUK 5. AFWIKELINGSBEWIND EN VERDELING

1. Last en afwikkelingsbewind

Ik leg aan mijn echtgenote als executeur de last op in de zin van artikel 4:130 lid 2 en artikel 4:144 Burgerlijk Wetboek de nalatenschap te verdelen als was er een wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:13 Burgerlijk Wetboek. De verdeling van de nalatenschap moet inhoudelijk overeenkomen met de wettelijke verdeling en plaatsvinden als hierna bepaald. Deze last rust ook op de gezamenlijke erfgenamen. Ik benoem mijn echtgenote naast executeur ook tot afwikkelingsbewindvoerder.

Op basis van artikel 4:171 Burgerlijk Wetboek ken ik mijn echtgenote in deze hoedanigheid de zelfstandige bevoegdheid toe om, als vertegenwoordiger van mijn erfgenamen, de nalatenschap met inachtneming van het hierna bepaalde te verdelen bij notariële akte.

(…)

3. Verdere bepalingen bewind

Voor het bewind gelden de volgende bepalingen:

(…)

- Als mijn echtgenote de taak als afwikkelingsbewindvoerder niet aanvaardt, vervalt dit bewind;

(…)

4. Opeisbaarheid vorderingen

De geldvorderingen op mijn echtgenote met de rente daarover zijn onmiddellijk opeisbaar in de hierna volgende gevallen, tenzij de afwikkelingsbewindvoerder anders bepaalt of mijn echtgenote en de overige erfgenamen anders overeenkomen:

(…)

Als mijn echtgenote onder curatele wordt gesteld of haar vermogen onder bewind wordt gesteld verzoek ik aan de (kanton)rechter naar aanleiding van een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek van de gerechtigden tot de geldvorderingen, te bepalen dat deze geldvorderingen vermeerderd met de hierna bedoelde rente opeisbaar worden, voor zover door bedoelde uitkering de verzorging van mijn echtgenote niet in gevaar komt.

(…)

8. Einde afwikkelingsbewind

Het afwikkelingsbewind van mijn echtgenote eindigt na voltooiing van de verdeling, maar uiterlijk twee jaar na mijn overlijden.

(…)

HOOFDSTUK 6. LEGATEN

1. Keuzelegaat goederen aan mijn echtgenoten tegen vergoeding van de waarde aan mijn erfgenamen

Als mijn echtgenote van de haar in hoofdstuk 5 gegeven bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen geen gebruik maakt, legateer ik aan mijn echtgenote in vol eigendom:

  1. die registergoederen die onder de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn aan te merken als eigen woning, die zij kiest, onder de verplichting de waarde van de gekozen goederen te vergoeden aan mijn erfgenamen;

  2. de aandelen en certificaten van aandelen in besloten vennootschappen, die zijn aan te merken als aanmerkelijk belang aandelen als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001, die zij kiest, onder de verplichting de waarde van de gekozen goederen te vergoeden aan mijn erfgenamen;

  3. de overige bestanddelen van mijn vermogen die zij kiest, onder de verplichting de waarde van de gekozen goederen te vergoeden aan mijn erfgenamen.

(…)

Met betrekking tot de vordering tot vergoeding bepaal ik, behoudens het hiervoor bepaalde, het volgende:

a. De vordering tot vergoeding is pas opeisnaar op de momenten als bedoeld in hoofdstuk 5 onder 4 (‘Opeisbaarheid vorderingen’).

(…)”.

5. Bij beschikking van 23 mei 2017 zijn de goederen van [betrokkene 1] onder bewind gesteld en is Capital Support Bewind & Executele B.V. benoemd als haar bewindvoerder.

6Erflater is overleden op [datum overlijden] .

7. Vanwege het bewind was [betrokkene 1] niet in staat de benoeming tot executeur te aanvaarden. [belanghebbende 2] heeft de benoeming tot executeur aanvaard.

8. De bewindvoerder heeft namens [betrokkene 1] aanspraak gemaakt op de volledige eigendom van alle bestanddelen van de nalatenschap van erflater en heeft het afvullegaat aanvaard.

Geschil

9. [verzoekster] en [verzoeker] verzoeken de kantonrechter op grond van hoofdstuk 5, onderdeel 4, van het testament te bepalen dat de geldvorderingen opeisbaar zijn. Zij voeren daartoe aan dat het vermogen van [betrokkene 1] onder bewind is gesteld en dat de uitkering van de geldvorderingen van de kinderen de verzorging van [betrokkene 1] niet in de weg zal staan. Voor zover [belanghebbende 1] niet instemt met dit verzoek, verzoeken zij de kantonrechter hen vervangende toestemming te verlenen en alsnog te bepalen dat de geldvorderingen van alle drie de kinderen opeisbaar zijn.

10. De bewindvoerder, [betrokkene 1] en [belanghebbende 1] voeren verweer tegen deze verzoeken. Op dat verweer wordt – voor zover relevant – onder het kopje ‘Beoordeling’ ingegaan.

11. De bewindvoerder verzoekt de kantonrechter a) notaris [betrokkene 2] (bij voorlopige voorziening en definitief) te benoemen tot tijdelijk afwikkelingsbewindvoerder, b) de in hoofdstuk 5, onderdeel 8, van het testament bepaalde duur van het afwikkelingsbewind te verlengen met een periode van twee jaar.

12. [verzoekster] en [verzoeker] voeren verweer tegen deze verzoeken. Op dat verweer wordt – voor zover relevant – onder het kopje ‘Beoordeling’ ingegaan.

Beoordeling

Opeisbaarheid geldvorderingen

13. De goederen van [betrokkene 1] zijn onder bewind gesteld. Erflater heeft in zijn testament bepaald dat, de (kanton)rechter in dat geval, naar aanleiding van een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek van de gerechtigden tot de geldvorderingen, dient te bepalen dat deze geldvorderingen vermeerderd met de hierna bedoelde rente opeisbaar worden, voor zover door bedoelde uitkering de verzorging van [betrokkene 1] niet in gevaar komt.

14. Zowel [verzoekster] en [verzoeker] als [belanghebbende 1] zijn gerechtigd tot de geldvorderingen die in die bepaling van het testament worden bedoeld. Het verzoek van [verzoekster] en [verzoeker] is echter niet door [belanghebbende 1] ondersteund en kan daarom niet worden gezien als een gezamenlijk verzoek van de gerechtigden tot de geldvorderingen. Geen rechtsregel geeft de kantonrechter de bevoegdheid de instemming met het verzoek van [belanghebbende 1] te vervangen door haar machtiging. Partijen verschillen bovendien van mening over de vraag of de verzorgingsbehoefte van [betrokkene 1] in gevaar komt door uitkering van de geldvorderingen.

15. Of de verzorgingsbehoefte van [betrokkene 1] aan de uitkering van de geldvordering in de weg staat, behoeft naar het oordeel van de kantonrechter evenwel geen beoordeling. Uit artikel 4:42 lid 1 BW volgt immers dat sprake is van een gesloten systeem van uiterste wilsbeschikkingen. In de wet is niet de mogelijkheid opgenomen bij uiterste wilsbeschikking te bepalen dat de kantonrechter (onder bepaalde voorwaarden) kan bepalen dat de geldvorderingen opeisbaar worden. Het testament is op dit punt dus nietig. Dat betekent dat [verzoekster] en [verzoeker] niet ontvankelijk zijn in hun verzoek.

Afwikkelingsbewind

16. De verzoeken van de bewindvoerder hangen samen met het in het testament genoemde afwikkelingsbewind. De bewindvoerder gaat er kennelijk vanuit dat een afwikkelingsbewind tot stand is gekomen en dat dat bewind, gelet op het bepaalde in hoofdstuk 5, onderdeel 8, van het testament, voortduurt tot 17 december 2019.

17. In hoofdstuk 5, onderdeel 3, derde gedachtestreepje, van het testament heeft erflater evenwel bepaald dat het afwikkelingsbewind vervalt indien zijn echtgenote de taak als afwikkelingbewindvoerder niet aanvaardt. Aan erflater kwam de bevoegdheid toe die voorwaarde aan de totstandkoming van het bewind c.q. te bepalen dat het bewind bij het intreden van die voorwaarde zou eindigen. Omdat de goederen van [betrokkene 1] onder bewind zijn gesteld, kon [betrokkene 1] (vanwege het bepaalde in artikel 4:157 lid 2 BW) niet benoemd worden tot testamentair (afwikkelings)bewindvoerder. [betrokkene 1] heeft die taak dan ook niet aanvaard. Dat betekent dat het afwikkelingsbewind is vervallen.

18. De bewindvoerder heeft naar voren gebracht dat het bepaalde in hoofdstuk 5, onderdeel 3, derde gedachtestreepje zo moet worden uitgelegd dat het afwikkelingsbewind slechts vervalt indien [betrokkene 1] wel in staat was haar taak als afwikkelingsbewindvoerder te aanvaarden, maar die taak niet wilde aanvaarden. Volgens de bewindvoerder heeft erflater namelijk niet heeft voorzien dat de goederen van [betrokkene 1] onder bewind zouden worden gesteld en dat zij daardoor niet in staat zou zijn haar taak als afwikkelingsbewindvoerder te aanvaarden.

19. Die stelling volgt de kantonrechter niet. In het testament zijn juist uitdrukkelijk bepalingen opgenomen voor het geval de goederen van [betrokkene 1] onder bewind zouden worden gesteld. Daaruit volgt dat erflater bij het opstellen van het testament rekening gehouden heeft met die mogelijkheid. Het bewind is bovendien reeds uitgesproken vóór het overlijden van erflater. Kennelijk heeft die omstandigheid voor erflater geen aanleiding gevormd zijn testament te wijzigen.

20. Het voorgaande betekent dat de verzoeken van de bewindvoerder moeten worden afgewezen.

21. In de omstandigheid dat partijen over een weer in het gelijk en in het ongelijk worden gesteld ziet de kantonrechter te bepalen dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De kantonrechter:

- wijst de verzoeken van [verzoekster] en [verzoeker] af;

- wijst de verzoeken van de bewindvoerder af;

- bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2019.

Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:

  1. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

  2. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733