Rechtbank Amsterdam 11-12-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8700

Datum publicatie20-11-2019
ZaaknummerC/13/658163 / HA ZA 18-1224
Rechtsgebieden-
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid bewindvoerder/curator;
Meerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Het behartigen van de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene strekt in beginsel niet zo ver dat bewindvoerder ook behoort toe te zien op de inhoud van de ingekochte zorg. Maar met de vaststellingsbeschikking over 2012 moest bewindvoerder gerede aanleiding hebben om te twijfelen of de verleende zorg ten laste van pgb-budget mocht komen, hetgeen vermogensrechtelijke consequenties voor betrokkene kon hebben. Bewindvoerder tekortgeschoten in zorg van goed bewindvoerder en aansprakelijk voor de schade van betrokkene.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Vonnis in gevoegde zaken van 11 december 2019

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/658163 / HA ZA 18-1224 van

[bewindvoerder]

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser,

advocaat mr. G.J.E. Schoofs te Heerlen,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MULTI PLUS ZORG B.V.,

gevestigd te Bussum,

gedaagde,

advocaat mr. A.W. Boer te Zeist,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/13/667441 / HA ZA 19-608 van

[bewindvoerder]

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser]

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser,

advocaat mr. G.J.E. Schoofs te Heerlen,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

gedaagde,

advocaat mr. P Bazzi te 's-Gravenhage.

Partijen zullen hierna [bewindvoerder] , Multi Plus Zorg en [gedaagde] worden genoemd. [eiser] zal hierna [eiser] worden genoemd.

1 De procedure in de zaak C/13/658163 / HA ZA 18-1224

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 21 november 2018, met producties,

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties,

  • -

    het tussenvonnis van 15 mei 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2019, met het daarin genoemde processtuk.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De procedure in de zaak C/13/667441 / HA ZA 19-608

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het oproepingsexploot van 7 februari 2019, met producties,

  • -

    de incidentele vordering tot aanhouding alsmede verweerschrift van [gedaagde] , met producties,

  • -

    het verweerschrift in het incident van [bewindvoerder] ,

  • -

    het vonnis in incident van de rechtbank Midden-Nederland van 13 mei 2019, waarin is bepaald dat er geen reden is om de zaak aan te houden en partijen in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op het voornemen van de rechtbank om de zaak ambtshalve te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam,

  • -

    akte uitlating zijdens [bewindvoerder] ,

  • -

    akte uitlating zijdens [gedaagde] ,

  • -

    het vonnis in incident van 29 mei 2019 waarin de zaak is verwezen naar de rechtbank Amsterdam en waarin is vastgesteld dat deze zaak van rechtswege is gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak van [bewindvoerder] tegen Multi Plus Zorg,

  • -

    het tussenvonnis van 10 juli 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2019.

2.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3. De feiten in de zaken C/13/658163 / HA ZA 18-1224 en C/13/667441 / HA ZA 19-608

3.1.

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1991 , is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) geïndiceerd voor een zorgzwaartepakket welke bestaat uit persoonlijke verzorging klasse 2, begeleiding individueel klasse 6 en begeleiding groep klasse 8 met vervoer. Aan [eiser] is wegens zijn indicatie een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) toegekend.

3.2.

Op 1 april 2010 is de vader van [eiser] (dhr. [bewindvoerder] ) in de hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser] een zorgovereenkomst met Multi Plus Zorg aangegaan.

3.3.

[eiser] is van 8 augustus 2011 tot en met 1 mei 2012 opgenomen geweest in het behandelcentrum [naam behandelcentrum] in verband met een combinatie van een lichte verstandelijke beperking en gedragsproblematiek.

3.4.

[gedaagde] is met ingang 30 maart 2012 door de kantonrechter benoemd tot de bewindvoerder [eiser] . Hij heeft in die hoedanigheid de zorgovereenkomst van 1 april 2010 met Multi Plus Zorg in de jaren 2012, 2013 en 2014 verlengd. In de zorgovereenkomst van 1 januari 2013 staat – voor zover van belang – het volgende:

“(…)

4. Werkzaamheden

Wat houden de werkzaamheden in? □ hulp bij het huishouden

x persoonlijke verzorging

□ verpleging

x begeleiding

□ tijdelijk verblijf (logeeropvang)

x vervoer (mits medisch geïndiceerd)

□ bemiddeling

(…)

7. Vergoeding

Hoeveel bedraagt de vergoeding Wilt u na het invullen van deze bedragen, de bedragen nader specificeren omdat u de zorginstelling betaalt uit zowel uw AWBZ-budget als uw Wmo-budget? Ga dan naar punt 8

x De zorginstelling ontvangt een vast bedrag per maand

Het bedrag is € 5.785,- per maand

(…)

11. Verantwoording over uw PGB

AWBZ en Wmo

U kunt deze overeenkomst gebruiken om afspraken vast te leggen voor zorg die u inkoopt

met een Wmo-budget of een AWBZ-budget. (…) Alle andere typen zorg (“persoonlijke

verzorging”, “verpleging”, “begeleiding”, “tijdelijk verblijf”, “vervoer” of “bemiddeling”)

kunt u betalen uit uw AWBZ-budget. Dit budget krijgt u van uw zorgkantoor.

(…)

AWBZ-loon of Wmo-loon

Afhankelijk van het type zorg dat wordt uitgevoerd kunt u bij de vergoeding een AWBZ-

bedrag, een Wmo-bedrag of beide invullen. Door het loon te splitsen in een AWBZ-deel en

een Wmo-deel kunt u uw budget gemakkelijker verantwoorden.

(…)”

3.5.

Bij beschikking van 12 december 2012 heeft het zorgkantoor Amsterdam (hierna: het Zorgkantoor) het pgb van [eiser] voor de periode 20 juli 2012 tot en met 8 augustus 2012 vastgesteld. Op 31 januari 2013 heeft [gedaagde] namens [eiser] daartegen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 26 september 2013 is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij definitieve toekenningsbeschikking van 31 december 2012 heeft het Zorgkantoor het pgb-budget bepaald op € 31.874,43. Omdat aan [eiser] een bedrag van € 41.343,47 is uitgekeerd, heeft het Zorgkantoor vastgesteld dat er een bedrag van € 9.469,04 moet worden terugbetaald.

3.6.

Op 30 april 2014 is het Zorgkantoor in het kader van een administratief vooronderzoek bij [eiser] op huisbezoek gekomen om onder meer de bevindingen van het onderzoek te bespreken. [gedaagde] was hierbij niet aanwezig.

3.7.

Bij vaststellingsbeschikking van 14 augustus 2013 heeft het Zorgkantoor het pgb van [eiser] voor de periode van 4 april 2012 tot en met 31 december 2012 vastgesteld. Bij brief van 13 december 2013 heeft [gedaagde] daartegen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 10 februari 2015 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en er geen geldige reden naar voren is gebracht op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Desalniettemin heeft het Zorgkantoor bij ambtshalve genomen subsidievaststellingsbeschikking van 13 februari 2015 het pgb over 2012 bepaald op een bedrag van € 48.408,57. Omdat het te verantwoorden bedrag € 54.314,59 is, heeft het Zorgkantoor in deze beschikking tevens vastgesteld dat er een bedrag van € 6.733,15 verrekend dient te worden. Uit een toelichting ‘Belangenafweging [eiser] 2012’ van het Zorgkantoor blijkt, voor zover van belang, het volgende:

“(…) Het bedrag van € 6.491,76 blijft afgekeurd omdat het hier kortdurend verblijf betreft hetgeen niet geleverd mag worden op het eigen woonadres. (…)”

3.8.

Bij beslissing op bezwaar van 19 november 2015 is het bezwaar gericht tegen de verantwoordingsbeschikkingen van 1 december 2014 en de beschikking subsidievaststelling pgb van 10 januari 2015 over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 gedeeltelijk gegrond verklaard. Het Zorgkantoor heeft in deze beslissing op bezwaar – voor zover relevant – de volgende belangenafweging gemaakt:

“(…) Ondanks dat administratief gezien verschillende onjuistheden zijn geconstateerd, bekijkt het zorgkantoor coulancehalve alle beschikbare informatie. Uit de indicatie van de heer [eiser] blijkt dat “de heer [eiser] niet zelfstandig zijn administratie kan doen en veel ondersteuning nodig heeft in het oplossen van eigen veroorzaakte problemen.” Het zorgkantoor acht het daarom voldoende aannemelijk dat er begeleiding individueel is geleverd. Echter, acht het zorgkantoor het niet aannemelijk dat, mede gezien de uitgevoerde klussen doordeweeks, er gemiddeld meer dan één uur per dag begeleiding individueel is geleverd. Om deze reden accepteert het zorgkantoor, zonder dat zij hiertoe verplicht is, zeven van de 14,5 verantwoorde uren begeleiding individueel (een bedrag van € 18.283,72 (7 x 52 x € 50,23).

Ten aanzien van de verantwoorde dagbesteding, is het zorgkantoor van mening dat het niet de bedoeling van het PGB is danwel kan zijn om geld te ontvangen voor het laten renoveren van een woning c.q. uitvoeren van een project dat een ander doel heeft dan het belang van de budgethouder. Echter, neemt het zorgkantoor hierbij wel in aanmerking dat tijdens de hoorzitting is verklaard dat er verschillende klussen waren. (…) Gelet op het voorgaande accepteert het zorgkantoor coulancehalve vier dagdelen per week begeleiding groep in de lente- en zomermaanden (26 weken). Dit betekent dat een bedrag van € 5.928,- (4 x 26 x € 57,-) wordt geaccepteerd door het zorgkantoor. Het zorgkantoor concludeert dat zij hiermee (door acceptatie van in totaal van € 32.047,60 over geheel 2013) het belang van de budgethouder voorop heeft gesteld. (…)”

3.9.

Bij beschikking subsidievaststelling van 5 december 2015 heeft het Zorgkantoor vastgesteld dat aan [eiser] voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een pgb is toegekend van € 70.475,75, terwijl een bedrag van € 32.047,60 is verantwoord. Daarom heeft het Zorgkantoor bepaald dat over het pgb 2013 een bedrag van € 37.371,01 dient te worden verrekend.

3.10.

De kantonrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2018 [gedaagde] met ingang van 16 februari 2018 ontslagen als bewindvoerder van [eiser] en heeft [bewindvoerder] met ingang van die datum benoemd tot zijn bewindvoerder.

3.11.

Bij brieven van 2 februari 2018 heeft de toenmalige advocaat van [eiser] Multi Plus Zorg en [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Op 13 februari 2018 is de aansprakelijkheid namens Multi Plus Zorg van de hand gewezen.

4 Het geschil in de zaak C/13/658163 / HA ZA 18-1224

4.1.

[bewindvoerder] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Multi Plus Zorg veroordeelt:

I. tot betaling aan [bewindvoerder] van een bedrag van € 44.104,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2015 respectievelijk vanaf 19 november 2015, althans vanaf 2 februari 2018, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;

II. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.216,04;

III. in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis.

4.2.

Aan de vordering legt [bewindvoerder] ten grondslag dat Multi Plus Zorg op grond van de zorgovereenkomst gehouden was AWBZ-conforme zorg aan [eiser] te verlenen die voor vergoeding middels pgb in aanmerking komt. Door zorg aan [eiser] te verlenen die niet voldoet aan de voorwaarden van AWBZ, is een groot gedeelte van het pgb over 2012 en 2013 van hem teruggevorderd waardoor hij schade heeft geleden voor een totaalbedrag van € 44.104,16. Multi Plus Zorg is gehouden de schade van [eiser] te vergoeden wegens primair toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de zorgovereenkomst en subsidiair onrechtmatige daad.

4.3.

Multi Plus Zorg voert verweer.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5 Het geschil in de zaak C/13/667441 / HA ZA 19-608

5.1.

[bewindvoerder] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [bewindvoerder] van een bedrag van € 53.573,20, vermeerderd met de wettelijke rente die tot en met 31 januari 2019 wordt begroot op € 4.271,64, met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding.

5.2.

[bewindvoerder] legt aan zijn vordering samengevat ten grondslag dat [gedaagde] zijn zorgplicht als een goed bewindvoerder heeft geschonden en derhalve op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), naast Multi Plus Zorg, hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eiser] dientengevolge heeft geleden. [bewindvoerder] voert daartoe aan dat de terugvorderingen over de jaren 2011 tot en met 2013 ook zijn toe te rekenen aan [gedaagde] aangezien het de taak van de bewindvoerder is om zorg te dragen voor de juiste besteding van het pgb, maar ook voor een tijdige en volledige verantwoording van het pgb.

5.3.

[gedaagde] voert verweer.

5.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

6. De beoordeling in de zaken C/13/658163 / HA ZA 18-1224 en C/13/667441 / HA ZA 19-608

Bevoegdheid

6.1.

De rechtbank is op grond van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd kennis te nemen van de vordering van [bewindvoerder] jegens Multi Plus Zorg, zoals bij dagvaarding van 21 november 2018 aanhangig is gemaakt. De rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis in incident van 29 mei 2019 de zaak van [bewindvoerder] tegen [gedaagde] verwezen naar deze rechtbank en heeft die zaak van rechtswege gevoegd met de bij deze rechtbank lopende zaak van [bewindvoerder] tegen Multi Plus Zorg. Dit breng mee dat deze rechtbank op de voet van artikel 220 Rv eveneens bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen [bewindvoerder] en [gedaagde] .

Pgb 2011

6.2.

[bewindvoerder] heeft zich met betrekking tot de terugvordering van het pgb over 2011 op het standpunt gesteld dat alleen [gedaagde] voor deze, ten gevolge van de terugvordering geleden schade aansprakelijk is, omdat hij het pgb-budget over 2011 dat wegens het verblijf van [eiser] bij het behandelcentrum [naam behandelcentrum] niet werd besteed, heeft gebruikt om CJIB-boetes en andere schulden van [eiser] te voldoen in plaats van deze gelden te bewaren om indien nodig te kunnen terugstorten aan het Zorgkantoor.

6.3.

[gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hij als een goed bewindvoerder heeft gehandeld. Hij werd er bij aanvang van het bewind mee geconfronteerd dat de financiële administratie van [eiser] niet op orde was. Hij heeft contact gezocht met [naam behandelcentrum] en de voormalige bewindvoerder van [eiser] om het financiële dossier in bezit te krijgen. Omdat er geen dossier voorhanden was en [eiser] een ‘gewone’ privé bankrekening had in plaats van een bewindrekening, heeft [gedaagde] een boedelbeschrijving opgesteld die door de kantonrechter is goedgekeurd. Hieruit bleek dat [eiser] hoge schulden had en dat er te weinig inkomsten waren om aan alle betalingsverplichtingen te voldoen en de schulden af te lossen. Om te voorkomen dat de schulden zouden oplopen en [eiser] vanwege oplopende CJIB boetes zelfs in hechtenis zou worden genomen, zag [gedaagde] de noodzaak om de schulden af te lossen. Dit gebeurde op een secure wijze, omdat [gedaagde] eerst tweemaal telefonisch contact heeft gehad met het Zorgkantoor om te vragen of het Zorgkantoor voornemens was om pgb-gelden terug te vorderen over het jaar 2011. Omdat het Zorgkantoor [gedaagde] had gezegd dat er geen voornemen was om pgb-gelden terug te vorderen, is [gedaagde] vervolgens overgegaan tot het aflossen van met name de CJIB-schulden van [eiser] . Op 31 december 2012 heeft het Zorgkantoor het pgb van [eiser] toch lager vastgesteld dan aan hem is uitgekeerd. Tegen deze beschikking heeft [gedaagde] namens [eiser] bezwaar gemaakt. Hoewel het Zorgkantoor heeft erkend dat [gedaagde] foutief is geïnformeerd, is het bezwaar toch ongegrond verklaard, aldus het verweer van [gedaagde] .

6.4.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [bewindvoerder] , tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] voor wat betreft het de pgb-gelden over het jaar 2011 is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de niet tegengesproken verweren van [gedaagde] volgt dat hij ten tijde van zijn aanstelling als bewindvoerder van [eiser] werd geconfronteerd met een ontbrekende administratie. Gaandeweg kwam [gedaagde] er achter dat er sprake was van een hoge schuldenlast. Pas na een aantal maanden, in november 2012, was [gedaagde] in staat een boedelbeschrijving op te maken. Verder is onweersproken dat [gedaagde] op basis van de hem bekende stukken en inlichtingen niet hoefde te vermoeden dat er nog een vaststellingsbeschikking zou komen die zou kunnen leiden tot een terugvordering van de door [eiser] over 2011 ontvangen pgb-gelden. Door hierover tweemaal telefonisch contact op te nemen met het Zorgkantoor alvorens over te gaan tot het aflossen van de schulden [eiser] , heeft [gedaagde] zorgvuldig gehandeld. Nu [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat [eiser] hoge schulden had (waaronder aan het CJIB) die bij niet tijdige aflossing zouden oplopen en/of [eiser] in hechtenis zou worden genomen, heeft [gedaagde] gehandeld als een goed bewindvoerder door onder deze omstandigheden de gelden op de bankrekening van [eiser] aan te wenden voor het aflossen van (een deel van) de openstaande schulden van [eiser] . Hij mocht er, gelet op het gebrekkige financiële dossier van [eiser] van uitgaan dat de gelden op de rekeningen van [eiser] behoorden tot zijn eigen vermogen. Onweersproken is dat [gedaagde] door het afbetalen van de schulden in het belang van [eiser] gehandeld omdat hij hiermee dreigende hechtenis heeft afgewend. Dit alles samen leidt tot de conclusie dat onvoldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] als bewindvoerder onrechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot het pgb 2011. Het betoog van [bewindvoerder] faalt derhalve.

Pgb 2012

6.5.

Voor wat betreft het pgb over 2012 heeft [bewindvoerder] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Multi Plus Zorg toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de zorgovereenkomsten waaruit volgt dat Multi Plus Zorg gehouden was AWBZ-conforme zorg aan [eiser] te verlenen die middels pgb-gelden vergoed zouden worden. Doordat Multi Plus Zorg desondanks voor een korte periode zorg heeft verleend op het thuisadres [eiser] , die niet voor vergoeding krachtens het pgb in aanmerking komt, is [eiser] geconfronteerd met een terugvordering van een groot gedeelte van de aan hem toegekende pgb-gelden over het jaar 2012. Multi Plus Zorg is gehouden deze schade te vergoeden, evenals [gedaagde] die heeft verzuimd om als een goed bewindvoerder toe te zien op een correcte AWBZ-conforme zorgverlening door Multi Plus Zorg.

6.6.

Multi Plus Zorg heeft op de comparitie van partijen erkend dat het verblijf van [eiser] in 2012 bij haar niet als “kortdurend verblijf” gekwalificeerd had mogen worden, maar zij heeft aangevoerd dat [eiser] hierdoor geen schade heeft geleden. Dit omdat niet ter discussie staat dat Multi Plus Zorg wel degelijk verblijf aan [eiser] heeft geleverd. [eiser] had, als hij niet bij Multi Plus Zorg had kunnen verblijven, een huur- of gebruiksvergoeding elders dienen te betalen, aldus Multi Plus Zorg.

6.7.

[gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij als (voormalig) bewindvoerder de vermogensrechtelijke belangen van [eiser] diende te behartigen. Toegespitst op de besteding van pgb-gelden hield deze taak concreet in dat hij de besteding van het pgb-budget twee keer per jaar aan het Zorgkantoor diende te verantwoorden. Hiertoe stuurde Multi Plus Zorg haar facturen aan [eiser] en [gedaagde] controleerde vervolgens of het gefactureerde bedrag aan het budgetplan voldeed. De facturen van Multi Plus Zorg werden daarna tezamen met de verantwoording door [gedaagde] doorgestuurd aan het Zorgkantoor die de verantwoording vervolgens controleerde. De verantwoordelijkheid van [gedaagde] als bewindvoerder strekt – anders dan een curator of een mentor – niet zo ver dat hij ook behoorde toe te zien op de aard van de daadwerkelijke uitgevoerde zorg. Dit kon hij ook niet, omdat hij nimmer betrokken is geweest bij de uitvoering van de geleverde zorg aan [eiser] . Zo heeft [gedaagde] nooit het door Multi Plus Zorg opgestelde zorgplan gezien, omdat het zorgplan vanuit Multi Plus Zorg direct wordt doorgestuurd aan het Zorgkantoor in het kader van de waarborging van de privacy van [eiser] . Het toezicht op de inhoud van de geboden zorg en of deze wel of niet AWBZ-conform is uitgevoerd, valt volgens [gedaagde] niet binnen de zorgplicht van de bewindvoerder, daargelaten dat [eiser] en [gedaagde] wegens de zorgovereenkomsten met Multi Plus Zorg en het feit dat zij haar zorg op haar website adverteert als AWBZ-conform erop mochten vertrouwen en in de veronderstelling zijn gebracht dat de ingekochte zorg AWBZ-conform was en volledig uit het pgb zou worden vergoed.

6.8.

De rechtbank overweegt dat het aan [eiser] verleende pgb een aan hem toebehorend vermogensbestanddeel is dat onder het ingestelde bewind valt. Dit betekent dat het beheren van het pgb tot de taak van de bewindvoerder behoort. De bewindvoerder moet er in ieder geval zorg voor dragen dat tijdig en volledig verantwoording over de besteding van het pgb wordt afgelegd aan het Zorgkantoor. In beginsel strekt het behartigen van de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende, in dit geval [eiser] , niet zo ver dat een bewindvoerder ook behoort toe te zien op de inhoud van de ingekochte zorg en de daadwerkelijke correcte uitvoering daarvan door een professionele zorgverlener als Multi Plus Zorg. Gelet op dit uitgangspunt en de omstandigheid dat [gedaagde] niet eerder dan op 14 augustus 2013 – zijnde de datum van de vaststellingsbeschikking pgb over het jaar 2012 – bekend is geworden met dat de pgb-gelden van [eiser] in 2012 volgens het Zorgkantoor onjuist zijn besteed, is onvoldoende komen vast te staan dat [gedaagde] met betrekking tot de pgb-gelden over het jaar 2012 in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld.

6.9.

Multi Plus Zorg heeft erkend dat het verblijf van [eiser] bij haar niet met pgb-gelden bekostigd had mogen worden, maar zij heeft betwist dat [eiser] hierdoor schade heeft geleden nu hij anders elders een woning had moeten huren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [bewindvoerder] voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] schade heeft geleden. [eiser] is er immers niet op gewezen dat hij zijn pgb-budget niet mocht besteden voor kort verblijf bij Multi Plus Zorg, waardoor hem de kans is ontnomen om zijn verblijf elders te regelen die wel middels pgb-gelden of anderszins vergoed zou kunnen worden of waar een andere prijs tegenover stond. De schade van [eiser] staat daarmee in causaal verband met het handelen van Multi Plus Zorg.

6.10.

De rechtbank begroot de schade op het bedrag van de vordering van het Zorgkantoor op [eiser] . [bewindvoerder] heeft in dit verband gesteld dat de hoogte van de terugvordering over het jaar 2012 blijkt uit de ambtshalve genomen subsidievaststellingsbeschikking van 13 februari 2015 en dat er op dit moment een betalingsregeling loopt. Weliswaar kan worden vastgesteld dat uit de toelichting ‘Belangenafweging [eiser] 2012’ volgt dat het Zorgkantoor een bedrag van

€ 6.491,76 heeft afgekeurd wegens kortdurend verblijf, maar aan Multi Plus Zorg kan worden toegegeven dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken dat de hoogte van de schade over het jaar 2012 ook daadwerkelijk € 6.491,76 bedraagt. Zij heeft immers onbetwist aangevoerd dat het Zorgkantoor in het kader van de lopende betalingsreling een deel van het terugvorderingsbedrag zou hebben kunnen kwijtschelden. [bewindvoerder] zal daarom in de gelegenheid gesteld om alsnog bij nadere akte te onderbouwen hoe hoog de schade daadwerkelijk is die [eiser] in dit verband, met betrekking tot de terugvordering over 2012, heeft geleden. Deze onderbouwing is tevens van belang voor de gevorderde rente. Het staat [bewindvoerder] vrij om daarbij stukken in het geding te brengen die zijn stellingen dienaangaande kunnen staven. Vervolgens zal Multi Plus Zorg in de gelegenheid worden gesteld hierop bij akte te reageren.

Pgb 2013

6.11.

[bewindvoerder] stelt zich ten aanzien van het pgb over het jaar 2013 op het standpunt dat Multi Plus Zorg en [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden schade. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [bewindvoerder] , net als met betrekking tot de terugvordering over 2012, aangevoerd dat Multi Plus Zorg toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de zorgovereenkomsten door aan [eiser] zorg te verlenen in de vorm van begeleiding individueel en begeleiding groep (dagbesteding) die niet volledig voor vergoeding middels het pgb in aanmerking komt. [bewindvoerder] heeft [gedaagde] in dit verband, net als voor wat betreft het jaar 2012, verweten dat hij in het kader van de juiste besteding van het pgb en gelet op de door hem verlengde zorgovereenkomst had behoren toe te zien dat door Multi Plus Zorg verleende zorg conform de AWBZ zou zijn en uit het pgb zou worden bekostigd, temeer daar [eiser] niet in staat is om te beoordelen of de aan hem verleende zorg wel AWBZ-conform was.

6.12.

Multi Plus Zorg heeft betwist dat partijen in de zorgovereenkomst zijn overeengekomen dat Multi Plus Zorg gehouden was slechts AWBZ-conforme zorg die uit het pgb zou worden vergoed aan [eiser] te verlenen. Voor Multi Plus Zorg staat het uiteindelijke resultaat voorop en uit het samenstel van behandelingsplannen en de facturen volgt afdoende dat zij aan [eiser] de zorg en begeleiding heeft geboden die door partijen is overeengekomen. [eiser] woont en leeft immers inmiddels zelfstandig. Daar komt nog bij dat volgens Multi Plus Zorg de geboden dagbesteding blijkens de doelstellingen wel degelijk is aan te merken als AWBZ-zorg, omdat in de vergoedingenlijst pgb 2013 staat dat begeleiding die moet zorgen voor bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid uit het pgb kan worden betaald. [eiser] is zelf onvoldoende in staat geweest om tijdens het huisbezoek in april 2014 te verklaren over de exacte aard en invulling van de dagbesteding en de begeleiding, terwijl [gedaagde] niet bij het huisbezoek aanwezig was en evenmin in beroep is gegaan bij de bestuursrechter tegen de beslissing op bezwaar van 19 november 2015. Dit brengt bovendien met zich dat de door [bewindvoerder] gestelde schade niet in causaal verband staat met het handelen van Multi Plus Zorg, aldus Multi Plus Zorg.

6.13.

[gedaagde] heeft samengevat aangevoerd dat hij, net als ten aanzien van de pgb-gelden over het jaar 2012, heeft gehandeld overeenkomstig de norm van een goed bewindvoerder waardoor de door [eiser] geleden schade alleen aan Multi Plus Zorg kan worden toegerekend. In aanvulling op zijn verweer zoals hiervoor onder 6.7. staat, heeft [gedaagde] gesteld dat voor zover hij onrechtmatig zou hebben gehandeld doordat hij zijn zorgplicht heeft geschonden, [eiser] voordeel heeft gehad uit de door Multi Plus Zorg geleverde zorg die op een eventuele schadevergoedingsplicht in mindering dient te worden gebracht. Voorts verzet [gedaagde] zich tegen een hoofdelijke veroordeling omdat hij niet op dezelfde wijze heeft bijgedragen aan de schade van [eiser] zoals Multi Plus Zorg dit heeft gedaan.

6.14.

De rechtbank stelt vast dat de rechtsverhouding tussen [eiser] en Multi Plus Zorg formeel is geregeld in de zorgovereenkomst van – voor zover voor het pgb 2013 van belang – 1 januari 2013. Uit deze zorgovereenkomst (zie hiervoor 3.4.) volgt dat partijen expliciet zijn overeengekomen dat de werkzaamheden (persoonlijke verzorging, begeleiding en vervoer) kunnen en zouden worden betaald uit het AWBZ-budget van [eiser] . Er is geen andere overeenkomst in het geding gebracht waaruit volgt dat partijen (nadien) andere afspraken hebben gemaakt. Van Multi Plus Zorg mocht op basis van de zorgovereenkomst dan ook worden verwacht dat zij aan [eiser] de zorg zou verlenen die valt binnen de kaders van de AWBZ waarvoor het pgb aan [eiser] ter beschikking was gesteld.

6.15.

Blijkens de beslissing op bezwaar van 19 november 2015 heeft het Zorgkantoor de verantwoording van het toegekende pgb over het jaar 2013 voor een groot gedeelte afgewezen, omdat is gebleken dat het pgb niet aan AWBZ-zorg is besteed. Volgens het Zorgkantoor is het niet de bedoeling van het pgb om geld te ontvangen voor het laten renoveren van een woning c.q. uitvoeren van een project dat een ander doel heeft dan het belang van de budgethouder ( [eiser] ) en normaliter tegen betaling uitbesteed zou worden aan een opdrachtnemer. Gelet op deze dagbesteding in een groep heeft het Zorgkantoor het verder onaannemelijk geacht dat [eiser] daarnaast meer dan één uur per dag individuele begeleiding heeft gekregen, terwijl Multi Plus Zorg hiervoor meer uren heeft gefactureerd. Om deze reden heeft het Zorgkantoor bij de subsidievaststellingsbeschikking van 5 december 2015 bepaald dat over het pgb 2013 een bedrag van € 37.371,01 dient te worden verrekend. Het voorgaande bezien, in het licht van de verplichtingen van Multi Plus Zorg uit hoofde van de tussen partijen geldende zorgovereenkomst, concludeert de rechtbank dat Multi Plus Zorg toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming daarvan.

6.16.

Dat [eiser] onvoldoende in staat zou zijn geweest om tijdens het huisbezoek te verklaren over de exacte aard en invulling van de dagbesteding zonder dat [gedaagde] bij het huisbezoek aanwezig was doet – wat er ook van zij – aan het vorenstaande niet af nu uit het verslag van de hoorzitting in de bezwaarprocedure met betrekking tot het vaststellingsbesluit dat leidt tot terugvordering, blijkt dat Multi Plus Zorg aanwezig is geweest bij de hoorzitting en door het Zorgkantoor in de gelegenheid is gesteld om de aard van de geboden zorg toe te lichten. In het verlengde hiervan maakt de omstandigheid dat [gedaagde] niet in beroep is gegaan tegen de beslissing op bezwaar van 19 november 2015 evenmin dat het causaal verband tussen de tekortkoming in nakoming en de geleden schade ontbreekt, omdat Multi Plus Zorg onvoldoende heeft onderbouwd dat een beroep bij de bestuursrechter zou leiden tot een andere situatie dan de situatie waarin [eiser] thans is komen te verkeren. Het Zorgkantoor is ook na toelichting niet tot een ander oordeel gekomen over de aard van de niet vergoede zorg en door Multi Plus Zorg is niet onderbouwd waarom een bestuursrechter in beroep hierover een ander oordeel zou hebben gevormd. Hierbij is tevens van belang, zoals door [bewindvoerder] is aangevoerd, dat de bestuursrechter deze besluiten, gelet op de discretionaire bevoegdheid van het Zorgkantoor, terughoudend dient te toetsen. Conclusie is dat Multi Plus Zorg op grond van artikel 6:74 BW is gehouden om de schade die [eiser] als gevolg van de aan haar toe te rekenen tekortkoming heeft geleden, te vergoeden.

6.17.

Voor wat betreft de aansprakelijkheid van [gedaagde] met betrekking tot de pgb-gelden over 2013 overweegt de rechtbank, net als ten aanzien van het pgb over het jaar 2012 (zie hiervoor r.o. 6.8.), dat het behartigen van de vermogensrechtelijke belangen van [eiser] in beginsel weliswaar niet zo ver strekt dat een bewindvoerder ook behoort toe te zien op de inhoud van de ingekochte zorg en de daadwerkelijke uitvoering daarvan door een professionele zorgverlener als Multi Plus Zorg. Daarbij speelt een rol dat [gedaagde] gelet op de zorgovereenkomst van 1 januari 2013 mocht verwachten dat de door Multi Plus Zorg verleende zorg door het toegekende pgb-budget kon worden gefinancierd (zie 6.14.). Echter, met de vaststellingsbeschikking van 14 augustus 2013 over het jaar 2012 is [gedaagde] als bewindvoerder [eiser] geconfronteerd met het tegendeel. Niet ter discussie staat dat [eiser] niet in staat was om te beoordelen of de aan hem verleende zorg wel AWBZ-conform was, terwijl dit wel een verplichting is van een budgethouder. Een bewind wordt ingesteld om kwetsbare mensen binnen de samenleving zoals [eiser] op vermogensrechtelijk gebied te beschermen. Nu [gedaagde] met de beschikking van 14 augustus 2013 gerede aanleiding moest hebben om te twijfelen of de door Multi Plus Zorg verleende zorg ten laste van het pgb-budget mocht komen, hetgeen vermogensrechtelijke consequenties voor [eiser] kon hebben, terwijl hij wist dat [eiser] zelf niet in staat was om dat te beoordelen, kon [gedaagde] zich gelet op de omstandigheden van het geval niet langer verschuilen achter de strikte taakopvatting dat een bewindvoerder alleen zorg dient te dragen voor een tijdige en volledige verantwoording over de besteding van het pgb aan het Zorgkantoor. Van hem mocht op dat moment naar het oordeel van de rechtbank een kritischere en actievere opstelling worden verwacht. Weliswaar werd op 14 augustus 2013 al ruim zeven maanden zorg verleend maar het had op de weg van [gedaagde] gelegen in ieder geval op dat moment meer te doen dan slechts het controleren van facturen aan de hand van de verklaringen van [eiser] en het doorsturen van de facturen naar het Zorgkantoor.

6.18.

De rechtbank komt tot de conclusie dat [gedaagde] vanaf 14 augustus 2013 tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en derhalve onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Dat de schending van de op [gedaagde] rustende zorgplicht een voordeel voor [eiser] zou hebben opgeleverd, in die zin dat sprake is van een voordeel dat zonder de normschending niet zou zijn opgekomen, is onvoldoende door [gedaagde] onderbouwd.

6.19.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Multi Plus Zorg aansprakelijk is voor de schade die [eiser] ten aanzien van het pgb over gehele jaar 2013 heeft geleden. [gedaagde] is vanaf 14 augustus 2013 aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Dit betekent dat Multi Plus Zorg en [gedaagde] op grond van artikel 6:102 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] vanaf 14 augustus 2013 heeft geleden. De rechtbank zal, gelet op het betoog van Multi Plus Zorg dat het Zorgkantoor in het kader van de lopende betalingsregeling een deel van het terugvorderingsbedrag zou hebben kunnen kwijtschelden, [bewindvoerder] conform r.o. 6.10. in de gelegenheid stellen om bij nadere akte onderbouwen hoe hoog de schade van [eiser] over het jaar 2013 in dit verband is. Het staat [bewindvoerder] vrij om daarbij stukken in het geding te brengen die zijn stellingen dienaangaande kunnen staven. Vervolgens zullen Multi Plus Zorg en [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld bij akte te reageren.

6.20.

In afwachting van de nadere aktes wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

7. De beslissing in de zaken C/13/658163 / HA ZA 18-1224 en C/13/667441 / HA ZA 19-608

De rechtbank

7.1.

bepaalt dat de zaken weer op de rol zullen komen van 8 januari 2020 voor het nemen van een akte door [bewindvoerder] over hetgeen is vermeld onder 6.10. en 6.19., waarna Multi Plus Zorg en [gedaagde] in de gelegenheid zullen worden gesteld op de rol van 5 februari 2020 bij antwoordakte te reageren,

7.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vrugt, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019.1

1 type: HA coll:



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733