Rechtbank Noord-Holland 03-12-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:10014

Datum publicatie05-12-2019
ZaaknummerC/15/296370 / HA RK 19/232
ProcedureWraking
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning; Belanghebbende;
Meerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek wraking kantonrechter. Reactie kantonrechter: verzoek man (onderbewindstelling vrouw) was door kantonrechter terecht niet in behandeling genomen. De echtscheiding tussen partijen was al uitgesproken; de man was op dat moment geen belanghebbende meer in de zin van art. 798 Rv. Wrakingskamer: wrakingsverzoek te laat gedaan; kennelijk niet-ontvankelijk.

Volledige uitspraak


beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer

zaaknummer / rekestnummer: C/15/296370 / HA RK 19/232

Beslissing van 3 december 2019

Op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]

verzoeker.

Het verzoek is gericht tegen:

mr. M.C. van Rijn,

hierna te noemen: de rechter.

1Procesverloop

1.1.

Verzoeker heeft op 20 november 2019 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Bewind, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer 7941944 BM 19-1972, hierna te noemen: de hoofdzaak.

1.2.

De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.

2Het standpunt van verzoeker

2.1.

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft een verzoek tot onderbewindstelling van zijn ex-vrouw ingediend. De rechter was jegens verzoeker vooringenomen. De rechter heeft zich schuldig gemaakt aan rechtsweigering. Ze heeft geweigerd verzoeker als procespartij te erkennen, te behandelen en te respecteren. Een geplande zitting is immers op het laatste moment afgelast en de zaak is vervolgens door toezending van de brief van 20 november 2019 van een griffiemedewerker afgedaan.

3De reactie van de rechter

3.1.

De rechter heeft op verzoek van de griffier van de wrakingskamer als volgt op het verzoek gereageerd.
Voorafgaand aan de geplande zitting heeft de rechter geconstateerd dat verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 1:432 van het Burgerlijk Wetboek geen bevoegdheid toekwam het verzoek tot onderbewindstelling van zijn ex-vrouw in te dienen. In dit artikel staat vermeld dat het bewind kan worden verzocht door rechthebbende, echtgenoot, levensgezel, bloedverwanten tot en met de vierde graad, voogd, curator of mentor. Nu de echtscheidingsbeschikking tussen verzoeker en zijn ex-vrouw is uitgesproken en bekrachtigd door het Hof, behoort verzoeker niet meer tot de personen die het verzoek kunnen doen. Het is gebruikelijk dat een dergelijke mondelinge beslissing met een brief of via de telefoon door de griffier wordt medegedeeld. Dat is ook hier gebeurd. De zaak was dus al afgedaan en er zou geen schriftelijke beslissing op volgen.

4De beoordeling

4.1.

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.

4.2.

De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten in het procesverloop.

4.3.

Op 19 september 2018 is door de rechtbank de echtscheiding uitgesproken tussen verzoeker en zijn toenmalige echtgenote, [betrokkene]. Tegen die beslissing is – kennelijk – hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Op 29 juli 2019 heeft verzoeker een verzoek tot instellen onderbewindstelling van [betrokkene] ingediend bij de rechtbank, sectie kanton, locatie Haarlem.

4.4.

Bij brief van 10 september 2019 heeft de rechtbank verzoeker opgeroepen om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van zijn verzoek, op een zitting in deze zaak, gepland op 7 november 2019.

4.5.

De zitting is kort tevoren door de rechtbank afgelast.

4.6.

De rechtbank heeft bij brief van 20 november 2019, ondertekend door een juridisch medewerker van het bewindsbureau, aan verzoeker het volgende bericht:

Op 29 juli 2019 heb ik uw bovengenoemd verzoek ontvangen. De kantonrechter is echter van oordeel dat u niet bevoegd bent het verzoek in te dienen. Bij beschikking van 19 september 2018 is de echtscheiding tussen u en [betrokkene] uitgesproken en bij beschikking van 8 oktober 2019 is deze beschikking door het Gerechtshof te Amsterdam bekrachtigd. U bent dus niet langer belanghebbende artikel 798 Rv. Uw verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.

4.7.

Een rechter kan alleen worden gewraakt zolang de behandeling van een zaak voortduurt en niet meer nadat de behandeling van de zaak is afgelopen. Dan is er immers geen sprake meer van een ''behandelend rechter''. In het Wrakingsprotocol van deze rechtbank is dat vastgelegd in paragraaf 9.1, onder punt c. in samenhang met paragraaf 4.4. (op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen).

4.8.

Tussen het moment van inplannen van de zitting in de hoofdzaak en de zitting zelf heeft de rechter zich, zo blijkt uit haar reactie, het oordeel gevormd dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden om het verzoek tot onderbewindstelling te kunnen indienen, hetgeen heeft geleid tot haar beslissing om de zaak niet verder inhoudelijk in behandeling te nemen. Zij heeft dit oordeel en deze beslissing schriftelijk aan verzoeker doen meedelen. Van rechtsweigering is daarom geen sprake. Bovendien is met dit oordeel en deze beslissing de behandeling van de hoofdzaak geëindigd.

4.9.

Het verzoek tot wraking van verzoeker is pas na afloop hiervan ingediend en dus te laat gedaan. Wraking was toen niet meer mogelijk.

4.10.

Het verzoek tot wraking is op grond van het voorgaande kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.H. B. Littooy, voorzitter, mr. L.J. Saarloos en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2019.

griffier voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733