Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6035

Datum publicatie26-11-2019
Zaaknummer200.259.142
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW;
Familieprocesrecht; Belanghebbende;
Kinderen; Family/private life / nauwe pers. betrekking
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vader i.c. aangemerkt als belanghebbende in ondertoezichtstelllingsprocedure. Ogv art. 798 lid 1 Rv is de niet met het gezag beklede vader in de onderhavige OTS-zaak geen belanghebbende. Echter, ogv internationale wetgeving moeten ouders in het besluitvormingsproces mbt kinderbeschermingsmaatregelen worden betrokken indien sprake is van 'family life' (art. 8 EVRM) en indien deze relatie (het gezinsleven) door de procedure wordt geraakt. Het hof is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.259.142

(zaaknummer rechtbank Gelderland 347540)

beschikking van 23 juli 2019

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] , thans verblijvende in de PI [B] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. P.T. Pel te Hattem,

en

de raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Arnhem,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de raad.


Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] ,

wonende te [A] ,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A.C.W. Duiveman te Zwolle,

en

de gecertificeerde instelling

Stichting Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te Apeldoorn,

verder te noemen: de GI.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie, ingekomen op 7 mei 2019;

- het verweerschrift van de raad met producties;

- het verweerschrift van de moeder met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 11 juli 2019 plaatsgevonden. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de raad is niemand verschenen. Namens de GI is [C] verschenen. Namens de moeder is haar advocaat verschenen.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

[de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren te [D] [in] 2018.

De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent alleen het gezag over [de minderjarige] uit.

3.2

Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 7 februari 2019 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld voor de termijn van een jaar, te weten tot 7 februari 2020, met benoeming van de GI tot gezinsvoogd.

In die beschikking heeft de kinderrechter, naar aanleiding van het desbetreffende verzoek van de vader, overwogen dat de vader niet als belanghebbende in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan worden aangemerkt en dat voorts geen aanleiding bestaat om de vader op grond van artikel 799 Rv als informant te horen.

3.3

De rechtbank heeft bij brief van 8 februari 2019 aan de advocaat van de vader een afschrift van de bestreden beschikking gezonden.

4De omvang van het geschil

4.1

De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, voor zover daarin is overwogen dat hij niet als belanghebbende en evenmin als informant wordt aangemerkt.

De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen, althans nietig te verklaren en opnieuw beschikkende:

primair

-hem als belanghebbende aan te merken in de procedure tot ondertoezichtstelling;

-hem een afschrift van alle processtukken uit de eerste aanleg ter beschikking te stellen en

-hem en zijn advocaat een redelijke en voldoende termijn te verlenen voor de indiening van

een verweerschrift;

subsidiair

-hem als informant aan te merken in de procedure tot ondertoezichtstelling;

-hem een afschrift van alle processtukken uit de eerste aanleg ter beschikking te stellen en

-hem als informant te doen horen omtrent het verzoek.

4.2

De raad heeft een verweerschrift ingediend. De raad verzoekt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.3

De moeder heeft een verweerschrift ingediend. Zij verzoekt het hof alle verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Het hof stelt vast dat de vader het niet eens is met de beslissing van de rechtbank dat hij niet als belanghebbende en ook niet als informant wordt aangemerkt.

Het door de vader bij dit hof ingestelde hoger beroep richt zich (uitsluitend) tegen die beslissing.

De vader verzoekt - kort weergegeven en voor zover thans van belang - primair, hem alsnog als belanghebbende aan te merken in de procedure tot ondertoezichtstelling, subsidiair, hem alsnog in die procedure alsnog als informant aan te merken.

5.2

Ingevolge het bepaalde in artikel 798 lid 1 Rv wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten en verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.

Artikel 799 Rv biedt de mogelijkheid om de niet-gezaghebbende ouder als informant te horen.

5.3

De vader stelt – kort gezegd – dat de kinderrechter hem in de procedure tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] primair als belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv, subsidiair als informant op grond van artikel 799 Rv had moeten aanmerken. Hij stelt daartoe dat hij zowel de biologische als de juridische vader van [de minderjarige] is en dat sprake is van family-life. Volgens hem heeft de kinderrechter bovendien ten onrechte de desbetreffende beslissingen niet in het dictum van de ondertoezichtstellingsbeschikking opgenomen.

5.4

De raad voert aan dat de vader in het raadsonderzoek wel als belanghebbende is betrokken. Omdat de vader een geheim adres had, werd de desbetreffende correspondentie via de reclassering verzonden. De vader heeft vele contacten afgehouden, omdat hij het niet eens was met de gang van zaken.

5.5

De moeder is van mening dat de vader geen belanghebbende is en ook geen informant.

Een ouder zonder gezag kan belanghebbende zijn indien het gezinsleven door de procedure wordt geraakt. Dat is hier niet aan de orde, aldus de moeder.

5.6

Het hof stelt het volgende voorop. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder om zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden (artikel 1:247 lid 1 BW) . De maatregel van ondertoezichtstelling beperkt het gezag. De met het gezag belaste ouder en de minderjarige dienen de eventuele aanwijzingen van de GI in het kader van die ondertoezichtstelling op te volgen (artikel 1:258 BW) .

Uit het voorgaande volgt dat de maatregel van ondertoezichtstelling ingrijpt in de rechtsbetrekking tussen de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige en aldus rechtstreeks betrekking heeft op de uit het ouderlijk gezag voortvloeiende rechten en verplichtingen. De rechten en verplichtingen van de niet met het gezag beklede ouder worden daardoor (in beginsel) niet rechtstreeks geraakt in de zin van artikel 798 lid 1 Rv.

5.7

Het hof overweegt voorts als volgt. Ingevolge artikel 798 lid 1 Rv is, zoals de moeder ook stelt, de niet met het gezag beklede vader in de onderhavige zaak geen belanghebbende. Op grond van internationale wetgeving acht het hof echter reden aanwezig om in deze zaak anders te oordelen en vindt daarin ook bevestiging in de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoger Raad der Nederlanden van 2 februari 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:113). Uit die conclusie blijkt dat op grond van internationale wetgeving ouders in voldoende mate in het besluitvormingsproces met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen moeten worden betrokken indien sprake is van “family life” als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en indien deze relatie (het gezinsleven) door de procedure wordt geraakt. Het hof is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is.

5.8

De vader is de biologische en de juridische vader van [de minderjarige] en in de gegeven omstandigheden is sprake van een (zeer) nauwe betrekking. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat de vader en de moeder gedurende 16 jaar een relatie met elkaar hebben gehad. Daarom kan gesproken worden van een langdurige relatie, waarvan zij een aanzienlijk deel hebben samengewoond. Op enig moment hebben zij bewust gekozen om samen een kind te krijgen. [de minderjarige] is na een ivf-behandeling geboren. De vader en de moeder hebben [de minderjarige] tot november 2018, met weliswaar een onderbreking, gezamenlijk verzorgd en opgevoed. Daarna is de relatie tussen de vader en de moeder verbroken en heeft de vader [de minderjarige] niet meer gezien. De vader heeft, tot nu toe tevergeefs, om contact met [de minderjarige] verzocht. De nauwe persoonlijke betrekking tussen de vader en [de minderjarige] merkt het hof aan als “family life” zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.

De omstandigheid dat de vader [de minderjarige] inmiddels al acht maanden niet heeft gezien, maakt deze boordeling niet anders. Een eenmaal aanwezig “family life” kan slechts in zeer bijzondere zwaarwegende omstandigheden als verbroken worden beschouwd. De enkele omstandigheid dat tussen de vader en [de minderjarige] al geruime tijd geen contact aanwezig is dan wel sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen de vader en de moeder, is daarvoor onvoldoende.

5.9

Gelet op al het voorgaande merkt het hof de vader alsnog aan als belanghebbende in de procedure waarin de raad aan de kinderrechter om ondertoezichtstelling van [de minderjarige] heeft verzocht. De vader zal bij de rechtbank (nogmaals) het verzoek kunnen indienen hem (als belanghebbende) alsnog een afschrift van alle processtukken uit de eerste aanleg ter beschikking te stellen. Het hof zal daarom de overige verzoeken van de vader afwijzen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij het verzoek van de vader om hem als belanghebbende aan te merken is afgewezen, vernietigen en beslissen als volgt.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 februari 2019, voor zover daarbij het verzoek van de vader om hem als belanghebbende aan te merken is afgewezen;

bepaalt dat de vader belanghebbende is in de procedure tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Feunekes en

C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer, en is op

23 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733