Rechtbank Midden-Nederland 15-11-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5424

Datum publicatie18-11-2019
Zaaknummer489629 / HA RK 19-284
ProcedureWraking
ZittingsplaatsLelystad
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Advocaat dient in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure avond voorafgaand aan de zitting om 23:30 uur een verweerschrift van 76 pagina's in. Wederpartij maakt hiertegen bezwaar waarna rechter de stukken weigert. Vervolgens wordt de rechter gewraakt. Dit verzoek is ongegrond. Afwijzing is namelijk slechts een procesbeslissing dat behoudens uitzonderingen geen grond voor wraking oplevert.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER

Locatie: Lelystad

Zaaknummer/rekestnummer: 489629 / HA RK 19-284

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van

15 november 2019

op het verzoek van:

[verzoeker] ,

advocaat mr. J. el Hannouche,

verder te noemen: verzoeker.

1Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van de zitting van 16 oktober 2019 met daarin het wrakingsverzoek van verzoeker;

- de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter.

1.2.

Het wrakingsverzoek is op 1 november 2019 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).

1.3.

Bij de mondelinge behandeling zijn de advocaat van verzoeker en de gewraakte rechter verschenen.

1.4.

De uitspraak is bepaald op heden.

2Het wrakingsverzoek

2.1.

Bij de afdeling familierecht van deze rechtbank, locatie Utrecht, is een familiezaak (voorlopige voorziening) aanhangig met als zaaknummer C/16/487800 / FA RK 19-5370. Op 16 oktober 2019 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden met mr. M.E.A. Braeken (hierna te noemen de rechter) als behandelend rechter.

2.2.

Op de zitting van 16 oktober 2019 heeft de rechter het verweerschrift van verzoeker met bijlagen niet toegelaten. Daartoe heeft de rechter overwogen dat de late indiening in strijd is met de goede procesorde. De rechter heeft daarna aangegeven dat mondeling verweer mag worden gevoerd en dat dan de standpunten worden doorgenomen. Vervolgens heeft verzoeker de rechter gewraakt. Verzoeker voert hiertoe aan dat het gebruikelijk is om in voorlopige voorzieningen tot aan de zitting stukken in te dienen. De beslissing dat alle stukken van het verweerschrift buiten beschouwing worden gelaten, ook die met betrekking tot de (kinder)alimentatie, is zo onbegrijpelijk, dat dit de schijn van partijdigheid wekt volgens verzoeker.

2.3.

De rechter berust niet in de wraking en verzoekt het wrakingsverzoek af te wijzen. Zij voert het volgende aan. Voor voorlopige voorzieningen geldt geen verweertermijn en geen termijn voor de indiening van stukken. Gebruikelijk is dat uiterlijk een dag voor de zitting stuken worden ingediend. Leidend is de goede procesorde. De advocaat van verzoeker heeft zich op 19 september 2019 gesteld. Daarmee was ruim gelegenheid om schriftelijk verweer met stukken in te dienen voor de zitting van 16 oktober 2019 om 9.00 uur. De advocaat van verzoeker heeft het verweerschrift de avond ervoor rond 23.30 uur naar de advocaat van de wederpartij in de familiezaak en naar de rechtbank verstuurd. De stukken die aan de rechtbank zijn verstuurd, werden tijdens de zitting door de bode binnengebracht. Een reden voor de late indiening van de stukken kon de advocaat van verzoeker met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht niet geven. De advocaat van de wederpartij had de stukken nog niet met haar cliënte kunnen bespreken en het verweer was te uitgebreid om daarop mondeling te reageren. Zij maakte daarom bezwaar tegen de stukken. Vervolgens zijn de stukken geweigerd. Dit is een procesbeslissing en het niet eens zijn daarmee, is onvoldoende grond voor wraking, aldus de rechter.

3De beoordeling

3.1.

Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2.

De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade leidt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.

3.3.

De beslissing van de rechter om het verweerschrift te weigeren is een procesbeslissing. Procesbeslissingen zijn in beginsel geen grond voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. De wrakingskamer is namelijk gebleken dat dat het ging om zeer laat ingediende stukken die omvangrijk zijn (76 pagina’s) en dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld om mondeling verweer te voeren. De wrakingskamer kan in dit licht uit voormelde procesbeslissing niet tot de conclusie komen dat sprake is van (schijn van) partijdigheid. Het wrakingsverzoek zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4De beslissing

De wrakingskamer:

4.1.

verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;

4.2.

draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;

4.3.

bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummers C/16/487800 / FA RK 19-5370 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is ter zitting gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733