Rechtbank Midden-Nederland 15-11-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5423

Datum publicatie18-11-2019
Zaaknummer489627 / HA RK 19-283
ProcedureWraking
ZittingsplaatsLelystad
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Wraking afgewezen. De beslissing van de rechtbank om het uitstelverzoek van moeder deels af te wijzen is een procesbeslissing. Procesbeslissingen zijn in beginsel geen grond voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Uitstel zag o.a. op verlenging OTS en hier was moeder het mee eens. Geen vooringenomenheid.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER

Locatie: Lelystad

Zaaknummer/rekestnummer: 489627 / HA RK 19-283

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van

15 november 2019

op het verzoek van:

[verzoekster] ,

advocaat mr. M.M.P.M. Lousberg,

verder te noemen: verzoekster.

1Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2019 met het daaraan gehechte schriftelijke wrakingsverzoek van verzoekster;

- de schriftelijke reactie van de gewraakte rechters van 22 oktober 2019.

1.2.

Het wrakingsverzoek is op 1 november 2019 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).

1.3.

Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster met haar advocaat verschenen en mr. G.L.M. Urbanus, namens de gewraakte rechters. Voorts was de heer [A] met zijn advocaat, wederpartij in de familiezaak, bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig.

1.4.

De uitspraak is bepaald op heden.

2Het wrakingsverzoek

2.1.

Bij de afdeling familierecht van deze rechtbank, locatie Utrecht, is een familiezaak aanhangig met de volgende zaaknummers: C/16/415890 / FA RK 16-3396 (zorgregeling en hoofdverblijfplaats), C/16/482122 / JE RK 19-1103 (vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing), C/16/482125 / JE RK 19-1104 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)

C/16/483326 / JE RK 19/1278 (vervanging GI) en C/16/485083 /JE RK 19/1 502 (verlenging ondertoezichtstelling). Op 14 oktober 2019 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden met mrs. P.J. Elferink, G.L.M. Urbanus en D.J. van Maanen als behandelend rechters. Mr. P.J. Elferink trad op als voorzitter.

2.2.

Voor de zitting van 14 oktober 2019 heeft verzoekster een uitstelverzoek gedaan. Daarop heeft de rechtbank besloten dat de zitting doorgaat en dat het uitstelverzoek op de zitting wordt besproken. Verzoekster heeft haar uitstelverzoek op de zitting van 14 oktober 2019 herhaald. Reden voor het gevraagde uitstel was dat verzoekster zich niet meer liet bijstaan door haar voormalige advocaat vanwege een vertrouwensbreuk en op zoek was naar een nieuwe advocaat. De wederpartij in de familiezaak en de gecertificeerde instelling hebben bezwaar gemaakt tegen het uitstelverzoek. De rechtbank heeft na schorsing op de zitting van 14 oktober 2019 beslist dat de verzoeken over de verlening van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de gecertificeerde instelling zullen worden behandeld, omdat die zaken niet kunnen wachten op verder uitstel van de zitting. Het verzoek tot uitstel ten aanzien van die verzoeken is dus afgewezen. Ten aanzien van de andere vier verzoeken is het uitstelverzoek van verzoekster toegewezen.

2.3.

Verzoekster heeft na het bekend maken van deze beslissing de rechters gewraakt. In een schriftelijke verklaring die zij ter zitting heeft overhandigd voert verzoekster aan dat zij door overmacht geen advocaat meer heeft en dat zij druk is met het vinden van een nieuwe advocaat. Door het gevraagde uitstel niet te verlenen, is verzoekster het recht op juridische bijstand ontnomen terwijl er sprake is van een complexe zaak. Voorts stelt verzoekster dat de rechtbank eerdere verzoeken tot uitstel van de wederpartij in de familiezaak en van de gecertificeerde instelling wel heeft toegewezen. Het is onbegrijpelijk dat haar uitstelverzoek dan niet wordt toegewezen. Op de zitting van 1 november 2019 heeft verzoekster ook nog aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechtbank heeft aangegeven dat met verhinderdata van een nieuwe advocaat, ook als die zich snel zou melden, geen rekening zou worden gehouden. Tot slot stelt verzoekster dat sprake is van een procesbeslissing, maar dat deze zo onbegrijpelijk is, dat bij verzoekster de vrees is ontstaan dat het de rechtbank ontbreekt aan onpartijdigheid.

2.4.

De rechters berusten niet in de wraking en verzoeken het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren. Daartoe voeren zij het volgende aan. De beslissing om het uitstelverzoek (deels) af te wijzen, is een procesbeslissing en de juistheid daarvan kan in beginsel niet door de wrakingskamer worden getoetst. Dit kan alleen tot een ander oordeel leiden indien een procesbeslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechters alleen kan voorvloeien uit een vooringenomenheid tegenover verzoekster, dan wel dat de bij haar bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. Daarvan is volgens de rechters geen sprake. Verzoekster heeft zelf de keuze gemaakt om op 4 oktober 2019 de samenwerking met haar advocaat te verbreken zonder dat zij kennelijk zicht had op een nieuwe advocaat. Desondanks heeft de rechtbank beslist dat de zaken omtrent omgang en hoofdverblijf op een nieuwe zitting worden behandeld, zodat verzoekster zich daarvoor alsnog kan laten bijstaan door een advocaat. Het verzoek met betrekking tot de ondertoezichtstelling kon niet worden uitgesteld omdat deze eerder zonder mondelinge behandeling is verlengd tot 27 oktober 2019. Een tweede verlenging, zonder de inhoudelijke standpunten van partijen te kennen, vond de rechtbank niet wenselijk. Het verzoek tot wijziging van de gecertificeerde instelling hangt zodanig samen met het verzoek tot verlening van de ondertoezichtstelling dat dit verzoek ook geen uitstel meer duldde. Ten aanzien van hetgeen verzoekster aanvoert over eerder toegewezen uitstelverzoeken geldt het volgende. Eerst was de zitting gepland op een door de advocaat van de wederpartij opgegeven verhinderdata, hetgeen een fout is van de rechtbank en is hersteld door de zitting op een andere datum te plannen. Een andere keer is de zitting verplaatst op verzoek van de gecertificeerde instelling omdat de vaste jeugdbeschermer niet aanwezig kon zijn. Vanwege het feit dat de positie van de huidige gecertificeerde instelling (en jeugdbeschermer) onderdeel is van het geschil, is de zitting verplaats. Op de zitting van 1 november 2019 is namens de rechters aangevoerd dat de wrakingsgrond over verhinderdata van een nieuwe advocaat te laat is ingediend.

3De beoordeling

3.1.

Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoekster bekend zijn geworden.

3.2.

Verzoekster heeft op de zitting van 1 november 2019 een nieuwe wrakingsgrond aangevoerd, namelijk dat met verhinderdata van een nieuwe advocaat geen rekening wordt gehouden. Dit zou de rechtbank op de zitting van 14 oktober 2019 hebben aangegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 37 Rv is deze grond te laat aangevoerd. Dat betekent dat de wrakingskamer deze grond in haar beoordeling van het verder tijdig ingediende wrakingsverzoek niet zal betrekken.

3.3.

De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade leidt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.

3.4.

De beslissing van de rechters om het uitstelverzoek deels af te wijzen is een procesbeslissing. Procesbeslissingen zijn in beginsel geen grond voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval geen sprake. De rechters hebben het uitstelverzoek van verzoekster alleen afgewezen voor zover dat zag op de verlenging van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de gecertificeerde instelling. Reden voor deze afwijzing is dat de ondertoezichtstelling eerder zonder zitting is verlengd en de rechters niet nogmaals wilden beslissen over een verlenging tot ondertoezichtstelling zonder partijen daarover te horen. Overigens was verzoekster het ermee eens dat de ondertoezichtstelling zou worden verlengd. Het verzoek tot wijziging van de gecertificeerde instelling (de instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert) hangt daarmee volgens de rechters zodanig samen dat het verzoek tot uitstel daarvan eveneens is afgewezen. De wrakingskamer is verder gebleken dat de zitting eerder alleen op verzoek van de gecertificeerde instelling is uitgesteld omdat de betrokken jeugdbeschermer wiens positie in geschil is niet aanwezig kon zijn. Ook is de zitting eenmaal verplaatst omdat deze was gepland op een door de advocaat van de wederpartij opgegeven verhinderdatum. De wrakingskamer oordeelt dat de rechters met de genomen procesbeslissing en de motivering daarvan geen blijk hebben gegeven van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek zal daarom ongegrond worden verklaard.

4De beslissing

De wrakingskamer:

4.1.

verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;

4.2.

draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechters, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;

4.3.

bepaalt dat de procedure van verzoekster zaaknummers C/16/415890 / FA RK 16-3396, C/16/482122 / JE RK 19-1103, C/16/482125 / JE RK 19-1104, C/16/483326 / JE RK 19/1278 en C/16/485083 /JE RK 19/1502 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is ter zitting gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733