Gerechtshof 's-Hertogenbosch 07-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4082

Datum publicatie13-11-2019
Zaaknummer200.249.537_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind; Mentorschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gescheiden ouders met moeizame communicatie zorgen beurtelings voor volwassen zoon met verstandelijke beperking. Anders dan Rb benoemt Hof beide ouders tot mentor. Hof heeft er voldoende vertrouwen in dat ouders hun uiterste best zullen doen om gezamenlijk tot de juiste beslissingen voor de zoon te komen, te meer omdat zij beiden veel van hun zoon houden en dit wederzijds onderkennen. Belang zoon zal mogelijke meningsverschillen kunnen overbruggen. Evt. staat weg naar rechter open. Moeder benoemd tot bewindvoerder.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 7 november 2019

Zaaknummer: 200.249.537/01

Zaaknummers eerste aanleg: 6988431 OV VERZ 18-7430 en 6988448 OV VERZ 18-7431

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

thans wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. C.L. de Koeijer.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 16 augustus 2018.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 november 2018, heeft de vader het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat:

- hij en de moeder ex artikel 1:452 van het Burgerlijk Wetboek (BW) samen worden benoemd tot mentor over hun zoon [de zoon] , geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1999, hierna te noemen: [de zoon] .

- primair: hij en de moeder ex artikel 1:435 BW samen worden benoemd tot

bewindvoerder over [de zoon] .

subsidiair: [bewindvoerder 1] te [plaats 1] c.q. [bewindvoerder 2] te [plaats 2] c.q. [bewindvoerder 3] te [plaats 3] , althans een onafhankelijke derde tot bewindvoerder zal worden benoemd over [de zoon] .

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 januari 2019, heeft de moeder het hof verzocht:

I de grieven van de vader ongegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen;

II deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 september 2019.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • de vader, bijgestaan door mr. De Vleesschauwer;

  • de moeder, bijgestaan door mr. De Koeijer.

2.3.1.

Het hof heeft, op uitdrukkelijk verzoek van de advocaat van de moeder, [de zoon] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.

Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord.

Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

Met de ouders is ter zitting van het hof afgesproken dat zij, eventueel ook in aanwezigheid van de begeleidster van [de zoon] ( [begeleidster] ), de uitspraak in deze zaak met [de zoon] zullen bespreken.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 augustus 2018;

  • de brief van de advocaat van de moeder d.d. 12 september 2019.

3De beoordeling

3.1.

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank over alle goederen die [de zoon] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld. De rechtbank heeft verstaan dat het bewind is ingesteld op grond van de lichamelijke of geestelijke gesteldheid. Voorts heeft de rechtbank ten behoeve van [de zoon] een mentorschap ingesteld.

De moeder is tot bewindvoerder en mentor benoemd.

3.2.

De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.3.

De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.

Hoewel hij erkent dat de communicatie tussen hem en de moeder kan worden verbeterd, weerspreekt hij de door de rechtbank benoemde ouderstrijd. De vader is bereid om -zo nodig- met tussenkomst van een mediator de onderlinge communicatie te verbeteren.

[de zoon] komt volgens de vader niet in een loyaliteitsconflict. Hij is gewend om zowel bij de vader en de moeder te wonen en voelt zich niet onder druk gezet om te moeten kiezen tussen de ouders. Volgens de vader heeft [de zoon] niet het gevoel dat hij tussen beide ouders in staat en heeft de rechtbank derhalve ten onrechte geoordeeld dat [de zoon] - door de strijd tussen de ouders - in een loyaliteitsconflict dreigt te komen.

Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het in de huidige situatie in het belang is van [de zoon] dat niet beide ouders tot bewindvoerder en mentor worden benoemd.

De vader benadrukt dat hij - nu de moeder tot mentor is benoemd - buiten spel wordt gezet; hij heeft geen enkele inbreng meer als het gaat om de niet-vermogensrechtelijke belangen van [de zoon] . De vader wenst, zeker nu er sprake is van een zogenaamde co-ouderschapsregeling, op een gelijkwaardige wijze betrokken te blijven bij het wel en wee van [de zoon] . Hij, de vader, is evengoed geschikt om als mentor van [de zoon] te fungeren.

De vader stelt dat de rechtbank - uit het met [de zoon] gevoerde gesprek - ten onrechte de eenzijdige conclusie heeft getrokken dat de moeder tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd. De vader wijst erop dat [de zoon] op het niveau van een 7-jarige functioneert en beïnvloedbaar is. De vader meent derhalve dat op basis van de ter zitting aan hem gestelde vragen ter zitting niet kan geoordeeld worden dat enkel de moeder de financiële en niet-financiële zaken dient te regelen.

Tot slot heeft de rechtbank volgens de vader ten onrechte geoordeeld dat de moeder tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd, omdat zij in de praktijk al jarenlang de financiële zaken voor [de zoon] regelt. De vader stelt dat dit enkel gedeeltelijk juist is.

De vader stelt dat de moeder hem onvoldoende inzage toonde en toont in de door haar maandelijkse ontvangsten van kindergeld uit België en de door haar gedane uitgaven ten behoeve van [de zoon] . De vader wenst deze gelden anders te verdelen en krijgt niet de gelegenheid daarvoor, terwijl hij wel maandelijks gelijke bijdragen levert in de kosten van het levensonderhoud van [de zoon] .

3.4.

De moeder heeft in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, gemotiveerd de grieven van de vader betwist.

3.5.

Het hof komt tot de volgende beoordeling.

3.5.1.

Vaststaat dat zowel een bewind als een mentorschap voor [de zoon] nodig is. Aan het hof ligt thans in hoger beroep de vraag voor wie er tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd.

3.5.2.

Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW respectievelijk 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind en het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder en een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.

Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW respectievelijk 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

Lid 4 van deze artikelen bepaalt dat, indien de rechthebbende c.q. betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder/mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is.

Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder dan wel tot mentor benoemd.

De rechter kan twee bewindvoerders / mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

3.5.3.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de ouders, nadat zij in 2012 uit elkaar zijn gegaan, hebben afgesproken dat [de zoon] afwisselend de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft. Deze zorgregeling geldt nog steeds. Evident is dat beide ouders het beste willen voor [de zoon] en ieder op zijn en haar beurt hier veel tijd en energie in steken.

Ondanks inzet van maatschappelijk werk en bemiddeling via de gemeente is het echter niet gelukt om de onderlinge communicatie te optimaliseren. De communicatie verloopt stroef en ouders komen niet, althans niet zonder de nodige vertraging en communicatieproblemen, tot het maken van afspraken omtrent [de zoon] .

Het gebrek aan onderling vertrouwen tussen de ouders beheerst de communicatie op een uiterst nadelige manier.

Bewindvoerder

3.5.4.

Ter zitting van het hof heeft de vader desgevraagd erkend dat hij in feite de bewindvoering niet van de moeder wil afnemen. Het hof leidt daaruit af dat het door de vader ingestelde hoger beroep zich met name toespitst op het mentorschap en dat de kwestie van het bewind voor de vader van ondergeschikt belang is.

Het hof is van oordeel dat de moeder met recht is benoemd tot bewindvoerder. Dit nu zij, reeds vanaf het moment dat de ouders uit elkaar zijn gegaan, de financiële zaken ten behoeve van [de zoon] heeft geregeld en daardoor de nodige ervaring heeft opgedaan. Voorts heeft dit ook de voorkeur van [de zoon] zelf nu volgens hem de moeder al jaren en steeds beter het papierwerk doet en hij dit, zo begrijpt het hof, in alle opzichten het belangrijkst vindt. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de benoeming van de moeder tot bewindvoerder dan ook bekrachtigen.

Mentor

3.5.5.

De vader wenst een gelijkwaardige rol in het leven van [de zoon] te spelen, te meer nu er sprake is van een week op/ week af zorgregeling. Hij wil als volwaardig ouder betrokken zijn in het leven van zijn zoon. Zijn wens om door de moeder volledig te worden geïnformeerd vloeit daar eveneens uit voort. Hij heeft daarom het hof verzocht om als het ware de situatie zoals die gold tijdens de minderjarigheid van [de zoon] - waarin aan de ouders het gezamenlijk ouderlijk gezag toekwam - voort te zetten.

3.5.6.

De moeder acht het niet in het belang van [de zoon] dat de strijd tussen de ouders over het hoofd van [de zoon] blijft doorgaan. Zij twijfelt bovendien over het vermogen van de vader om zijn eigen belangen achter te stellen bij die van [de zoon] . De moeder voert aan dat de communicatie met de vader altijd al moeizaam is verlopen en alleen lukt met hulp van bemiddeling.

De moeder stelt dat zij de vader altijd op de hoogte stelt van zaken omtrent [de zoon] en hem om zijn visie vraagt. Het is echter de vader die niet dan wel te laat reageert. Dit maakt het nemen van de voor [de zoon] noodzakelijke beslissingen lastig en tijdrovend. Nu de moeder als mentor beslissingen kan nemen, worden dergelijke situaties voorkomen. Het is niet haar bedoeling om de vader buitenspel te zetten. De moeder wijst er verder op dat de rechtbank, door het volgen van de wensen van [de zoon] , de wet heeft gevolgd.

3.5.7.

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat in dit geval het de voorkeur verdient om beide ouders tot mentor te benoemen.

[de zoon] is een verstandelijk beperkte jongeman met gestelde diagnose autisme, epilepsie, DCD en ontwikkelings- en emotieregulatieproblemen. [de zoon] is afhankelijk van zijn beide ouders. Mede gelet daarop acht het hof het van belang om de situatie, zoals deze gold tot aan zijn meerderjarigheid, te laten voortbestaan, zij het dan op een andere wettelijke basis.

[de zoon] houdt veel van beide ouders en is blij met de situatie waarbij hij de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader woont.

Ondanks communicatieproblemen tussen de ouders zijn zij, nadat zij uit elkaar zijn gegaan, in het belang van [de zoon] de week op/week af- regeling blijven uitvoeren. Hoewel dit veel van hen vergt, is het duidelijk dat zij dit uit liefde voor [de zoon] al die jaren zo goed als mogelijk hebben uitgevoerd. Beide ouders hebben derhalve vrijwel een gelijk aandeel in de zorg van [de zoon] .

Ondanks dat de ouders op het gebied van de onderlinge communicatie problemen ondervinden, heeft het hof er, gelet op de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting, in dit geval per saldo voldoende vertrouwen in dat beide ouders hun uiterste best zullen doen om gezamenlijk tot de juiste beslissingen voor [de zoon] te komen, te meer omdat zij beiden veel van hun zoon houden en deze wederzijdse liefde voor [de zoon] ook voldoende onderkennen en respecteren. Uiteindelijk zal voor beide ouders het belang van [de zoon] dan ook mogelijke meningsverschillen kunnen overbruggen. En zouden beide ouders er onverhoopt eens niet uitkomen, dan staat, als dat écht nodig zou zijn, de weg naar de rechter open.

Het hof zal derhalve op dit punt de bestreden beschikking aanvullen en de vader naast de moeder tot mentor van [de zoon] benoemen.

4De beslissing

Het hof:

vult de beschikking van 16 augustus 2018 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Middelburg ) onder boven vermeld zaaknummer aan als volgt:

benoemt met ingang van 1 december 2019 naast de moeder tot mentor van [de zoon] , geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1999, de vader:

[de vader] , wonende te [woonplaats] aan [adres] ( [postcode] );

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, H. van Winkel en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733