Rechtbank Limburg 23-07-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:10056

Datum publicatie11-11-2019
ZaaknummerC/03/261359 / FA RK 19-768
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Nietigverklaring huwelijk/GP
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Tweede huwelijk van partijen. Verzoek nietigverklaring huwelijk (art. 1:69 lid 1 sub a BW). Voldoende aannemelijk dat geestvermogens van man ttv aangaan huwelijk zodanig gestoord waren dat hij de betekenis van zijn verklaring niet heeft kunnen begrijpen (art. 1:32 BW). Geen belangenafweging bij regeling tot nietigverklaring. Verzoek nietigverklaring toegewezen. Nietigverklaring werkt tav vrouw terug tot tijdstip van de huwelijksvoltrekking nu de vrouw niet te goeder trouw was (art. 1:77 lid 1 en lid 2 sub b BW).

Volledige uitspraak


RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Familie en jeugd

Datum uitspraak: 23 juli 2019

Zaaknummer: C/03/261359 / FA RK 19-768

De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:

[verzoeker] ,

verzoeker, verder te noemen: [verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. G.M.B.R. Niellissen, kantoorhoudende te Geleen, gemeente Sittard-Geleen.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[belanghebbende 1] ,

verder te noemen: de man,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. A.J. Crombag, kantoorhoudende te Beek,

[belanghebbende 2] ,

verder te noemen: de vrouw,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. N.R. Heilhof, kantoorhoudende te Maastricht,

[belanghebbende 3] ,

verder te noemen: [belanghebbende 3] ,

wonende te Grevenbicht, gemeente Sittard-Geleen,

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht.

Wederom gezien de stukken, waaronder de beschikking van deze rechtbank van 15 mei 2019.

1Het verdere verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het door mr. Crombag namens de man op 14 juni 2019 ingediende verweerschrift.

De zaak is behandeld ter zitting van 14 mei 2019.

Verschenen zijn:

  • mr. Niellissen namens [verzoeker] ;

  • mr. Crombag namens de man;

  • de vrouw en mr. Heilhof;

  • [getuige 2] , ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht, vergezeld van E.M.A. Budé-Nafzger (verder te noemen: Budé) en [getuige 1] (verder te noemen: [getuige 1] );

  • J.A.W.H. Spronken (verder te noemen: Spronken), in haar hoedanigheid van bewindvoerder/mentor van de man.

[belanghebbende 3] is behoorlijk opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten uiteengezet. Mr. Niellissen heeft een pleitnota (met producties) overgelegd. De pleitnota is deels voorgedragen.
Budé, [getuige 1] en Spronken zijn als informanten gehoord. Budé heeft een door haar ter zitting voorgelezen schriftelijke verklaring aan de rechtbank overhandigd.

2De feiten

2.1.

[verzoeker] en [belanghebbende 3] zijn de zonen van de man uit zijn eerste huwelijk met [naam] .

2.2.

De man en de vrouw zijn op [1999] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. Bij beschikking van deze rechtbank van 28 november 2016 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Op 3 januari 2017 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand.

2.3.

Bij beschikking van 24 augustus 2016 van de burgemeester van de gemeente Heerlen is de man op grond van artikel 20, lid 3, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) in bewaring gesteld in psychiatrisch ziekenhuis Mondriaan te Heerlen. In de door J. van Dijk, psychiater te Mondriaan, met het oog op het verkrijgen van een last tot inbewaringstelling afgegeven geneeskundige verklaring is als voorlopige diagnose vermeld:
‘organisch psychosyndroom / dementieel beeld’

2.4.

Bij beschikking van 21 juni 2018 van deze rechtbank is een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 2 Wet Bopz verleend om de man te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal zes maanden.

In die beschikking is, voor zover hier van belang, het navolgende overwogen:

‘De rechtbank stelt op grond van tijdens de hoorzitting verkregen inlichtingen van de specialist ouderengeneeskunde vast dat bij betrokkene sprake is van een stoornis van de geestvermogens, de stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar (als in de geneeskundige verklaring in rubriek 5 nader omschreven) doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Betrokkene is gediagnosticeerd met dementie van het Alzheimertype en is al diverse malen opgenomen geweest.”

2.5.

Bij besluit van 9 augustus 2018 heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ, na een op 31 juli 2018 voor de man aangevraagd onderzoek op grond van artikel 60 Wet Bopz, besloten dat het noodzakelijk is dat de man verblijft in een Wet Bopz aangemerkte instelling.

Tevens heeft het CIZ bij besluit van 9 augustus 2018 in verband met een aanvraag voor de man tot zorg op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) besloten dat de man recht heeft op 24-uurszorg uit de Wlz, met als zorgprofiel ‘Beschermd wonen met intensieve dementiezorg’ met ingang van 9 augustus 2018 voor onbepaalde tijd.

In het kader van de onderzoeken door het CIZ is een medewerker van het CIZ op 9 augustus 2018 bij de man op bezoek geweest.

2.6.

Bij op 24 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift heeft de vrouw aan de kantonrechter de onderbewindstelling van de man als bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de instelling van een mentorschap als bedoeld in titel 20 van Boek 1 BW ten aanzien van de man verzocht.

Als reden voor de onderbewindstelling heeft de vrouw in het verzoekschrift aangekruist dat de man als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Als reden voor het mentorschap heeft zij in het verzoekschrift aangekruist dat de man als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of wordt bemoeilijkt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Daarbij heeft de vrouw vermeld dat het vorenstaande blijkt uit de volgende feiten:

De diagnose “dementie” gesteld door de arts Ehling in Mondriaan (Heerlen) + RM t/m 21/12/18.”

Op 19 december 2018 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek ten overstaan van de kantonrechter plaatsgevonden op het verblijfadres van de man. De man was daarbij aanwezig. Bij die mondelinge behandeling heeft [verzoeker] ook een verzoek tot instelling van een bewind/mentorschap ten behoeve van de man ingediend. Bij beschikking van de kantonrechter van 21 december 2018 is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en zijn met ingang van de datum van de beschikking de goederen die (zullen) toebehoren aan de man wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld en is ten behoeve van de man een mentorschap ingesteld. Tot bewindvoerders en mentoren zijn benoemd: Spronken en J.J.M. Lienaerts, vennoten van Lienaerts Bewindvoeringen V.O.F.

Op [2018 1] zijn de man en de vrouw te [huwelijksplaats] weer met elkaar gehuwd. De huwelijksakte komt voor in het register van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht in het jaar 2018 onder [aktenummer] . Het huwelijk is voltrokken door Budé en als getuigen bij het huwelijk zijn opgetreden: [getuige 2] en [getuige 1] .

2.8.

De bewindvoerder/mentor Spronken heeft op grond van de op 9 augustus 2018 door het CIZ gegeven indicatie beslist dat de man naar zorgcentrum De Beyaert in Maastricht wordt overgeplaatst. Sinds 10 januari 2019 verblijft hij op een gesloten afdeling van dat zorgcentrum.

2.9.

In maart 2019 hebben de bewindvoerders/mentoren van de man bij deze rechtbank een verzoek aan de kantonrechter ingediend tot ondercuratelestelling van de man op de grond dat hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

Dat verzoek is door de kantonrechter afgewezen.

3Het verzoek

3.1.

Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat de rechtbank bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het op [2018 1] te [huwelijksplaats] tussen de man en de vrouw voltrokken huwelijk zal nietig verklaren, waarbij die nietigverklaring terugwerkt tot het tijdstip van het aangaan van het huwelijk, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

3.2.

Aan voormeld verzoek is ten grondslag gelegd dat de geestvermogens van de man ten tijde van het aangaan van het huwelijk zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.

Daartoe is het navolgende aangevoerd:

In 2016 was de eerste rechterlijke machtiging van de man in het kader van de Wet Bopz. In die periode werd ook de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw afgewikkeld. Na afloop van de rechterlijke machtiging is de man in januari 2017 opnieuw bij de vrouw gaan wonen vanuit praktische overwegingen. Zij zou voor hem zorgen, zodat hij niet naar een instelling zou hoeven en hij zou op zijn beurt de huur en vaste lasten betalen. Die woonsituatie heeft tot een escalatie geleid en in april 2018 is de man opnieuw (onvrijwillig) bij Mondriaan opgenomen. Uit het onderzoek van het CIZ in het kader van het indicatiebesluit met betrekking tot de Wlz is gebleken dat de man vanwege dementie niet meer in staat is om zijn dagelijkse leven te regelen. Hij heeft geheugenproblemen en kan niet altijd zijn zorgbehoefte goed inschatten. Hij kwam in aanmerking voor een zorgprofiel beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Gedurende de laatste rechterlijke machtiging van de man op grond van de Wet Bopz heeft de vrouw bij de rechtbank een verzoek ingediend voor het instellen van een bewind/mentorschap voor de man, waarbij zij heeft voorgesteld om zelf tot bewindvoerder/mentor te worden benoemd. [verzoeker] heeft van dat verzoek via zijn oom en tante vernomen. De vrouw heeft noch [verzoeker] noch [belanghebbende 3] daarover geïnformeerd. Slechts drie dagen na de beschikking van de kantonrechter, waarbij het bewind/mentorschap voor de man werd ingesteld, heeft zij de man (hij had toen een aantal uren proefverlof voor de kerstdagen) bij Mondriaan opgehaald en meegenomen naar het gemeentehuis in Maastricht om daar opnieuw met hem in het huwelijk te treden. Zij heeft de bewindvoerder/mentor, noch andere familieleden hiervan in kennis gesteld, niet op voorhand, maar ook niet achteraf. Zij heeft, toen zij de man op [2018 1] bij Mondriaan ophaalde, met geen woord gerept over het voorgenomen huwelijk tegen een medewerker van de afdeling en de eindverantwoordelijke behandelaar op dat moment. Eerst rond 22 januari 2019 heeft zij in een contact met zorgcentrum De Beyart melding gemaakt van het huwelijk. Uit de geneeskundige verklaring van 2016 in het kader van het verzoek tot inbewaringstelling van de man blijkt dat in 2016 reeds sprake was van een organisch psychosyndroom/dementieel beeld. Dementie kent een progressief ziektebeeld; de verschijnselen nemen steeds meer toe. Sinds de in april 2018 afgegeven nieuwe rechterlijke machtiging verbleef de man op een gesloten afdeling. Het feit dat hij op een gesloten afdeling verbleef betekent dat het dementiële beeld (zeer) ernstig is. Bij de zitting in het kader van het bewind/mentorschap kwam naar voren dat hij geen enkel besef had waar de hoorzitting over ging. Het is volstrekt onaannemelijk dat hij slechts drie dagen na de beschikking betreffende het bewind/mentorschap wel volledig het besef had over het sluiten van het huwelijk en de gevolgen die dit huwelijk zou hebben. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft desgevraagd verklaard zich op basis van een momentopname een indruk te vormen van de man en die was dusdanig dat het huwelijk kon worden voltrokken. De vrouw heeft de ambtenaar niet geïnformeerd over de klinische opname van de man op een gesloten afdeling in verband met het dementieel ziektebeeld. Zij heeft wel verteld dat hij terminaal zou zijn, hetgeen volstrekt niet aan de orde is. Zij heeft welbewust een verkeerd beeld geschetst van de omstandigheden waarin de man zich bevond ten tijde van het sluiten van het huwelijk. De mentale toestand van de man was en is dusdanig dat hij de gevolgen van zijn ja-woord niet kan overzien. De behandelend psychiater van de man in Mondriaan, de heer T. Ehling (verder te noemen: Ehling) heeft in zijn e-mail van 14 februari 2019 aan de bewindvoerder bevestigd dat de man zich op [2018 1] zeker in een ver gevorderde fase van zijn dementie, te weten de ziekte van Alzheimer, bevond, echter van een “terminale” fase was op dat moment geen sprake. Ook acht Ehling de man niet in staat om op [2018 1] zijn belangen in goede orde te behartigen. Verder wordt verwezen naar de ontslagbrief van Ehling in het kader van de overdracht van Mondriaan naar Beyart, waaruit volgt dat er sprake is van een dementieel ziektebeeld bij de man, waarbij hij 24-uurs zorg nodig heeft. Hij heeft onder meer problemen met nadenken, oriëntatie, is vaak verward, confabuleert, praat onsamenhangend, begrijpt de afdeling niet en heeft bijna geen heldere momenten meer. De vrouw heeft misbruik gemaakt van de uiterst kwetsbare positie waarin de man zich bevindt. Terwijl zij wist dat de man onder bewind en mentorschap stond in verband met een ernstig dementieel beeld, heeft zij hem meegenomen naar het gemeentehuis en hem ‘ja’ laten zeggen en een akte laten ondertekenen waarvan hij de gevolgen niet kon en kan overzien. Hij staat onder bewind en heeft een mentor hetgeen betekent dat hij niet in staat is en was om de rechtsgevolgen van zijn rechtshandeling te overzien. De man heeft ook geen enkel belang bij dit huwelijk. De enige die bij het huwelijk belang heeft is de vrouw, die door dit huwelijk rechten en aanspraken krijgt die zij daarvoor niet had. Gedacht dient te worden aan de aanspraken op een tweepersoons unit binnen de Beyart, maar ook aan aanspraken die zij vergaart op het pensioen (ouderdoms-en nabestaandenpensioen) van de man en als erfgenaam van de man na diens overlijden. Gezien de rol van de vrouw in het geheel is een proceskostenveroordeling van haar op zijn plaats.

4
4. Het verweer van de vrouw

4.1.

De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.

4.2.

Zij stelt dat de man toen hij op [2018 1] weer met haar in het huwelijk trad in staat was om zijn wil te bepalen en de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.

Zij heeft in verband daarmee het navolgende aangevoerd:

In januari 2017 zijn zij en de man na 19 jaren huwelijk gescheiden. Door het vreemde en afwijkende gedrag van de man was de situatie in 2016 onhoudbaar geworden. Op dat moment zag de vrouw geen andere keuze dan de echtscheiding aan te vragen. Na de behandeling van de man in Mondriaan was zijn gedrag in positieve zin veranderd en is hij weer min of meer de oude geworden. Zij had achteraf gezien spijt van de echtscheiding en de man ook. Na het ontslag van de man uit Mondriaan begin januari 2017 zijn zij weer gaan samenleven en heeft zij weer voor de man gezorgd. Vanaf 2014 heeft zij al intensief voor hem gezorgd in verband met de behandeling die hij kreeg vanwege longkanker. Op 14 mei 2018 werd hij vrijwillig opgenomen in Mondriaan. Daar escaleerde de situatie door toenemende verwardheid en is een inbewaringstelling aangevraagd en uiteindelijk op 21 juni 2018 een voorlopige machtiging. De lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de man is zwak en hij heeft cognitieve problemen. De diagnose is dementie. Sinds het bezoek van de CIZ‑medewerkers op 9 augustus 2018 is zijn gezondheid vooruit gegaan. Hij kan weer lezen, zichzelf scheren, douchen, omkleden, lopen, etc. Zij hield en houdt van hem en wil voor hem zorgen. Hij houdt van haar en hij voelt zich verbonden met haar. Hij heeft diverse malen aan haar gevraagd om het huwelijk zo snel mogelijk weer te herstellen en te regelen. Aanvankelijk wilden zij op [2018 2] hertrouwen, maar dat is toen afgezegd. Op 21 november 2018 is het formulier melding voorgenomen huwelijk, ondertekend door beiden, per e-mail naar de gemeente gestuurd. Op [2018 1] zijn zij vanuit Mondriaan naar Maastricht gegaan voor de huwelijkssluiting. Een van de getuigen bij het huwelijk heeft, voorafgaand aan de voltrekking van het huwelijk, nog aan de man gevraagd of hij wist wat hij kwam doen. Hij heeft daarop geknikt en gezegd dat hij een huwelijk kwam sluiten. Op de belangrijkste vraag van de trouwambtenaar zei hij duidelijk met volle stem

“Ja ik wil”. Het huwelijk was geen impulsieve actie. De liefdesrelatie is nooit echt verbroken. Ook de wederzijdse zorg is altijd in stand gebleven. Het feit dat de man aan dementie lijdt en niet meer in staat is zijn vermogensrechtelijke en persoonlijke belangen ten volle te behartigen en 24-uurs zorg in de nabijheid nodig heeft, betekent niet dat hij zijn wil niet kon en kan bepalen ten aanzien van het aangaan van een huwelijk met de vrouw en daarvan de gevolgen niet zou kunnen hebben overzien. Temeer nu het een huwelijk betreft met de vrouw met wie hij bijna 20 jaar getrouwd was, nog altijd samenwoonde dan wel die hem dagelijks in de instelling bezocht, die hem verzorgde en van wie hij altijd hield en nog steeds houdt. Er is dan ook geen sprake van een huwelijksbeletsel. De vrouw was ten tijde van de huwelijksvoltrekking te goeder trouw ten aanzien van de geestvermogens van de man. Er zijn geen valide redenen om aan te nemen dat zij had moeten twijfelen dat hij niet met haar zou willen trouwen. Het doel van artikel 1:32 BW is het beschermen van belangen. In casu zijn geen belangen die geschaad zouden kunnen worden. De vrouw had geen financieel belang bij hertrouwen. Zij heeft een eigen inkomen en werkt in het ziekenhuis. De man heeft slechts een klein pensioen. Het verschil in inkomen tussen hen is niet groot. Bovendien is de Wlz van toepassing sinds medio 2018. De man heeft geen noemenswaardige bezittingen, zoals een huis, auto of ander onroerend goed. De gevolgen van het huwelijk waren niet complex, noch in juridische, emotionele, fiscale of vermogensrechtelijke zin. De gevolgen waren eenvoudig te overzien. Toekomstige beslissingen omtrent de zorg en behandeling en op vermogensrechtelijk gebied worden door de bewindvoerder/mentor genomen. Niet aangetoond is dat de man niet in staat was zijn wil te bepalen ten aanzien van het aangaan van een huwelijk met de vrouw en de gevolgen daarvan niet kon overzien. Geen enkele specialist heeft dat met terugwerkende kracht zonder voorbehoud kunnen vaststellen. Het feit dat de man zijn eigen belangen niet meer kan behartigen doet daaraan niet af.

5Het verweer van de man

De advocaat van de man heeft, na met de man te hebben gesproken, zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk moet worden afgewezen.

In het gesprek dat de man met zijn advocaat heeft gehad heeft de man aangegeven dat hij zich de gang van zaken voorafgaande en rondom het sluiten van het huwelijk op [2018 1] niet meer (exact) kan herinneren. Hij is van mening dat hij in staat was om op [2018 1] zijn wil ten aanzien van het huwelijk te bepalen en de betekenis van zijn verklaring te begrijpen. In ieder geval heeft hij de zeer uitdrukkelijke wens om het huwelijk met de vrouw in stand te houden.

6De standpunten ter zitting

6.1.

Namens [verzoeker] is aangevoerd dat een huwelijk een complexe beslissing is, welke beslissing leidt tot vergaande gevolgen van emotionele, juridische, financiële en fiscale aard. Ook op erfrechtelijk gebied heeft een huwelijk grote gevolgen. De vrouw weet dat de man sinds 2016 ernstige cognitieve problemen heeft. Hij is al 3 jaren dementerend. Drie dagen voor het huwelijk was de zitting bij de kantonrechter over de bewindvoering en het mentorschap. Bij die zitting was de man zo warrig. Hij kon op [2018 1] de gevolgen van het huwelijk niet overzien.

6.2.

De vrouw heeft aangevoerd dat achter artikel 1:32 BW een belangenafweging zit. Het gaat er om of iemand door het huwelijk er op achteruit gaat. Als iemand bij het huwelijk gebaat is en dat huwelijk ook wil, kan hij eerder geacht worden in staat te zijn om zijn wil te verklaren. Het huwelijk kan een complexe beslissing zijn, maar in dit geval veranderde er niet veel door het huwelijk. Er was geen sprake van een complexe situatie in juridisch, financieel opzicht. De man moet daardoor eerder in staat worden geacht zijn verklaring te overzien. Hij kon zijn wil bepalen voor dit huwelijk en het huwelijk overzien. De vrouw is niet te kwader trouw geweest bij het aangaan van het huwelijk. Zij heeft de man niet misleid. Hij heeft op een huwelijk aangedrongen. Zij heeft hem niets voorgehouden. Zij hoefde de mentor niet te informeren over het huwelijk. Zij was daartoe niet verplicht. Pas na afloop van de rechterlijke machtiging is het huwelijk voltrokken. De kantonrechter heeft in het kader van de verzoeken tot instelling van een bewind/mentorschap niet voor curatele gekozen en daaruit moet worden afgeleid dat de man in staat moet worden geacht om rechtshandelingen te verrichten.

6.3.

De advocaat van de man heeft aangevoerd dat het ziektebeeld van de man duidelijk is, maar dat het moeilijk is om te zeggen of hij de verklaring heeft kunnen overzien. Verder heeft de advocaat er op gewezen dat uit de jurisprudentie volgt dat er geen ruimte is voor een belangenafweging en dat voor haar als advocaat een belangenafweging tussen de situatie waarin de man wel of niet getrouwd is, ook lastig is, omdat zij niet op de hoogte is van het inkomen en vermogen van de man en niet weet wat de financiële belangen zijn.

6.4.

De ambtenaar heeft aangevoerd dat pas achteraf twijfel is ontstaan of het huwelijk wel had mogen worden voltrokken.

7De beoordeling

7.1.

Op grond van artikel 1:32 BW mag een huwelijk niet worden aangegaan, wanneer de geestvermogens van een partij zodanig zijn gestoord, dat deze niet in staat is haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen.

Op grond van artikel 1:69, lid 1, aanhef en onder a, BW kan op grond dat de echtgenoten niet de vereisten in zich verenigden om tezamen een huwelijk aan te gaan, de nietigverklaring van het huwelijk worden verzocht door de bloedverwanten in de rechte lijn van een van de echtgenoten.

Gebleken is dat de man ten tijde van de huwelijkssluiting op [2018 1] gediagnosticeerd was met dementie, waarbij die voorlopige diagnose al in 2016 was gesteld, een progressief verloop had en dat hij voorafgaand aan de huwelijkssluiting vanaf medio 2018 op een gesloten afdeling in Mondriaan verbleef vanwege zijn geestelijke problematiek en de benodigde zorg.

Niet in geschil is dat bij de huwelijkssluiting op [2018 1] sprake was van een stoornis van de geestvermogens van de man. Daaruit kan echter niet zonder meer worden geconcludeerd dat de man niet in staat was zijn wil ten aanzien van het aangaan van een huwelijk met de vrouw te bepalen. De rechtbank acht in dit verband van belang dat het niet het eerste huwelijk van de man en de vrouw betrof, maar dat zij eerder jarenlang getrouwd waren en dat zij rondom de ontbinding van hun eerste huwelijk in januari 2017 weer met elkaar zijn gaan samenwonen, waarbij, naar onweersproken door de vrouw is gesteld, de vrouw de man heeft verzorgd tot het moment dat hij medio 2018 weer op grond van een rechterlijke machtiging in het kader van de wet Bopz in Mondriaan is opgenomen. Ook daarna is het contact tussen de man en de vrouw gebleven en heeft zij, naar de rechtbank begrijpt, hem bij Mondriaan bezocht en voor hem gezorgd. Gelet op die voorgeschiedenis tussen partijen, acht de rechtbank niet geheel onaannemelijk dat de man weer een huwelijk met de vrouw wilde aangaan.

Nog daargelaten echter de vraag of de geestvermogens van de man op [2018 1] zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil tot het aangaan van een huwelijk te bepalen, is de rechtbank van oordeel dat zijn geestvermogens op dat tijdstip in ieder geval zodanig gestoord waren dat hij niet de betekenis van zijn verklaring heeft kunnen begrijpen. Het aangaan van een huwelijk is een beslissing met tal van (ingrijpende) gevolgen op velerlei gebieden (juridisch, fiscaal, vermogensrechtelijk, erfrechtelijk). Vast staat dat een paar dagen voor de huwelijksvoltrekking een bewind/mentorschap was ingesteld ten aanzien van de man, omdat hij als gevolg van zijn gezondheidstoestand niet in staat werd geacht om zijn vermogensrechtelijke en niet vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de geestvermogens van de man ten tijde van het aangaan van het huwelijk zodanig gestoord waren dat hij de uit zijn verklaring voortvloeiende gevolgen niet heeft kunnen overzien en de betekenis van zijn verklaring niet heeft kunnen begrijpen.

Voor zover de vrouw van mening is dat er nog een belangenafweging zou moeten plaatsvinden, in die zin dat zou moeten worden nagegaan of de man door het huwelijk er financieel op achteruit is gegaan, volgt de rechtbank haar daarin niet. De regeling van de nietigverklaring van het huwelijk betreft de openbare orde. Juist vanwege de beschermingsgedachte die achter die wettelijke regeling zit, kan die regeling niet worden omzeild door alsnog de belangen van de betrokkenen te gaan afwegen.

De vrouw heeft ook nog gewezen op de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek tot ondercuratelestelling van de man, maar de afwijzing van dat verzoek zegt niets over de vraag of de man met het oog op het aangaan van een huwelijk met de vrouw in staat was om op [2018 1] zijn wil te verklaren of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.

Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het in artikel 1:32 BW bedoelde huwelijksbeletsel. Daarmee ligt het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk voor toewijzing gereed.

7.2.

Op grond van artikel 1:77, lid 1, BW werkt de nietigverklaring van het huwelijk, zodra de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, terug tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking.

Ingevolge artikel 1:77, lid 2, aanhef en onder b, BW mist de beschikking echter terugwerkende kracht - en heeft zij hetzelfde gevolg als een echtscheiding - ten aanzien van de te goeder trouw zijnde echtgenoot.

De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van goede trouw aan de zijde van de vrouw bij het aangaan van het huwelijk met de man. De vrouw wist van de gestoorde geestvermogens van de man, had in verband daarmee zelf verzoeken tot instelling van een bewind en mentorschap bij de kantonrechter ingediend en kort voor de huwelijkssluiting was door de kantonrechter ook een bewind/mentorschap ten aanzien van de man ingesteld. Onder die omstandigheden kan de vrouw zich niet met vrucht er op beroepen dat zij op het tijdstip van de huwelijksvoltrekking te goeder trouw was.

Nu zij niet te goeder trouw wordt geacht, zal de beschikking tot nietigverklaring van het huwelijk tussen haar en de man ook ten aanzien van haar terugwerkende kracht hebben tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking.

7.3.

Voor zover verzocht is om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, verzet de wettelijke regeling (artikel 1:77, lid 1, BW) zich daartegen.

7.4.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, maar zal, gelet op de familierechtelijke aard van de onderhavige procedure, de proceskosten op de gebruikelijke wijze compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

8De beslissing

De rechtbank:

verklaart het op [2018 1] te [huwelijksplaats] aangegane huwelijk tussen de man en de vrouw nietig en bepaalt dat de nietigverklaring ook ten aanzien van de vrouw terugwerkt tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking;

compenseert de kosten van dit geding, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte;

bepaalt dat de griffier op de voet van artikel 1:20e, lid 1, BW niet eerder dan drie maanden na deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift daarvan zal sturen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht, dit in verband met de toevoeging aan de huwelijksakte van de latere vermelding betreffende de nietigverklaring van het huwelijk.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A.J. Rings-Martens als griffier op 23 juli 2019.

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:

a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733