Gerechtshof 's-Hertogenbosch 31-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4020

Datum publicatie08-11-2019
Zaaknummer200.264.637_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beëindiging gezag vader. Hij is veroordeeld voor poging tot moord op de kinderen door brand te stichten in de woning waarin zij lagen te slapen. Hof: gelet hierop geen plaats meer voor gezag, nog los van de vraag of de vader gezien psychische toestand voldoende kan meedenken in het belang van de kinderen. Van moeder kan niet gevergd worden dat zij met vader overlegt over de kinderen. De kinderen worden onder toezicht gesteld om hun belangen in relatie tot vader en moeders eigen belangen zuiver te kunnen wegen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 31 oktober 2019

Zaaknummer : 200.264.637/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/01/344334 / FA RK 19-1245

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,

verweerder,

hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

- [de vader] (hierna te noemen: de vader), advocaat mr. R. Ebbeng;

- Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI)).

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 mei 2019.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 augustus 2019, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de kinderen toe te wijzen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen af te wijzen.

2.2.

Er is geen verweerschrift bij het hof ingekomen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. Van Wijk;

- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;

- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;

- de vader, bijgestaan door mr. Ebbeng.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 18 september 2019;

- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 20 september 2019;

- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 23 september 2019.

3De beoordeling

3.1.

Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:

- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,

hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.

De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.

De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.

3.2.

De vader is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 20 augustus 2019 ter zake van poging tot moord op de kinderen en brandstichting veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Tegen dit vonnis heeft de vader hoger beroep ingesteld.

De vader verbleef ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof in de penitentiaire inrichting te [plaats 1] .

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 17 mei 2019 tot uiterlijk 17 mei 2020.

Bij deze beschikking heeft de rechtbank de door de raad verzochte beëindiging van het gezag van de vader over de kinderen afgewezen.

3.4.

De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.5.

De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter mondelinge behandeling - zakelijk en beknopt weergegeven - het volgende aan.

Aan de wettelijke vereisten voor een beëindiging van het gezag van de vader is voldaan. De vader is inmiddels door de strafrechter veroordeeld en aan hem is een langdurige gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. De vader zal jarenlang gedetineerd zijn.

Al vóór zijn detentie hield de vader de hulp, die hij dringend nodig had en heeft, af. Het feit dat de vader thans geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn strafbare daden en zijn ziektebeeld leidt er toe dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van de kinderen te dragen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn.

Daarnaast belemmert de vader een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Hij weigert toestemming te geven voor vakanties en voor de aanvraag van identiteitsbewijzen voor de kinderen.

De moeder is van mening dat aan de in de wet gestelde gronden voor een ondertoezichtstelling van de kinderen niet is voldaan. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Sinds eind 2018 hebben de kinderen hulp van een kinderpsycholoog. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] hebben de gestelde doelen behaald. Voor [minderjarige 1] loopt de therapie nog door. Het gaat goed met de kinderen, ook op school en op het kinderdagverblijf. Alleen [minderjarige 1] heeft nog angst bij het inslapen. Voor de kinderen is het belangrijk dat er rust komt en dat zij na eerdere contacten met hulpverleners geen contact hoeven te hebben met een gezinsvoogd.

Ook de moeder heeft hulp van een psycholoog. De moeder weet als professioneel hulpverlener zelf de weg te vinden in de diverse trajecten. Het Centrum voor Jeugd en Gezin bevestigt dat er geen extra opvoedondersteuning in het gezin van de moeder nodig is. Blijkens het raadsrapport vangt de moeder de kinderen op een veilige manier op en weet zij bij hen aan te sluiten. Zij is in staat om haar eigen trauma op de achtergrond te plaatsen en de belangen van de kinderen - ook in relatie tot de vader - voorop te stellen.

Verder zal de moeder ook zonder een ondertoezichtstelling de vader van informatie over de kinderen blijven voorzien.

3.6.

De raad voert ter mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.

Nu de vader door de rechtbank schuldig is bevonden, kan van de moeder niet worden gevergd om samen met de vader het gezag over de kinderen uit te oefenen. Dit zal ten koste gaan van haar rust en stabiliteit en een negatieve weerslag op de kinderen hebben.

Een ondertoezichtstelling van de kinderen is noodzakelijk. Zij hebben een trauma opgelopen en worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De moeder heeft ook een trauma. Voor dit trauma moet er eveneens ruimte zijn. De moeder dient vanuit de belangen van de kinderen te denken, maar moet ook haar eigen behoeftes niet verwaarlozen. Dit kan botsen. De moeder heeft hierbij ondersteuning nodig. De gezinsvoogd moet de belangen van de kinderen bewaken. Verder is de opbouw van het contact tussen de vader en de kinderen een zeer ingewikkeld proces. De gezinsvoogd dient daarover de regie te voeren.

3.7.

De GI brengt ter mondelinge behandeling - samengevat - het volgende naar voren.

Het gaat goed met de kinderen. De hulpverlening aan de kinderen en aan de moeder verloopt naar behoren. De GI is doende de mogelijkheden te bezien voor contact tussen de vader en de kinderen, waarbij er met name aandacht is voor de emotionele veiligheid van de kinderen. Er is hiervoor nog geen plan gemaakt. Er moet eerst een veiligheidstaxatie plaatsvinden.

3.8.

De vader voert ter mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.

De vader wil betrokken blijven bij de kinderen. Doordat de vader informatie over de kinderen van de moeder krijgt, weet hij wat er in hun leven speelt. De vader acht zich in staat om samen met de moeder het gezag over de kinderen te blijven uitoefenen. Hij is als vader altijd zorgzaam geweest voor de kinderen. De vader herkent zich niet in hetgeen over hem is geschreven in het raadsrapport en in de dubbelrapportage die in de strafzaak is opgemaakt. Hij wil wel hulp. In de strafzaak bij het hof zal de vader vrijspraak bepleiten.

Door praktische problemen vanuit de detentiesituatie heeft de vader geen toestemming kunnen geven voor vakanties en de aanvraag van identiteitsbewijzen. De vader zal de moeder niet belemmeren in de uitoefening van het gezag wat betreft de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen. Hij wijst erop dat hij tijdens zijn detentie heeft ingestemd met de hulpverlening die voor de kinderen nodig was.

De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Een gezinsvoogd moet de vinger aan de pols houden. Het is belangrijk dat de band tussen de vader en de kinderen niet wordt verbroken. De vader wil graag weer contact met de kinderen hebben. Zonder een ondertoezichtstelling is de vader vleuggellam bij het uitblijven van pogingen om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. Onder regie van de gezinsvoogd zal dit contact weer moeten worden opgebouwd. De gezinsvoogd heeft ook gezorgd voor afspraken tussen de ouders over de informatieverschaffing ten aanzien van de kinderen door de moeder.

3.9.

Het hof overweegt het volgende.

3.9.1.

De raad heeft ter mondelinge behandeling bij het hof medegedeeld dat hij het inleidende verzoek - zoals ter zitting in eerste aanleg gewijzigd - in hoger beroep handhaaft. Dit verzoek houdt primair in om het gezag van de vader over de kinderen te beëindigen en om de kinderen onder toezicht te stellen van de GI en subsidiair om de kinderen onder toezicht te stellen.

Gezagsbeëindiging

3.9.2.

Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

3.9.3.

Het hof is van oordeel dat aan de wettelijke gronden voor beëindiging van het gezag van de vader over de kinderen is voldaan. Het hof zal dat hierna uitleggen.

3.9.4.

Vooropgesteld wordt dat de wetgever in artikel 1:247 lid 1 BW het gezag niet onvoorwaardelijk aan een ouder toevertrouwt, maar het beschouwt als een recht en een plicht van de ouder om de minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. In artikel 1:247 lid 2 BW is bepaald dat onder verzorging en opvoeding mede moet worden verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en het lichamelijk welzijn en de veiligheid van de kinderen. In de verzorging en opvoeding van de kinderen passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

3.9.5.

Uit de overgelegde stukken, met name uit het rapport van de raad van 4 maart 2019, en het besprokene ter mondelinge behandeling is het volgende gebleken. De moeder heeft eind 2017 besloten het huwelijk van de ouders te beëindigen. Dit heeft geleid tot oplopende spanningen tussen de ouders. De vader kon de echtscheiding moeilijk accepteren. Vanaf november 2017 zijn er meldingen gedaan van huiselijk geweld van de vader richting de moeder. Veilig Thuis heeft tot februari 2018 als hulpverlener gefungeerd. Daarna heeft Veilig Thuis de zaak met een veiligheidsplan overgedragen aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De vader is de moeder zowel fysiek als telefonisch veelvuldig blijven lastig vallen. Die situatie leidde tot veel spanning bij de moeder. De kinderen werden belast door de onderlinge strijd van de ouders. De moeder is met de kinderen in februari 2018 naar [plaats 2] verhuisd. Op 15 juni 2018 is de vader een straatverbod opgelegd voor de duur van zes maanden. CJG en een mediator hebben getracht om samen met de ouders tot ouderschapsafspraken te komen met name over de zorgregeling. Dit is niet gelukt. Op dit moment loopt er bij de rechtbank een bodemprocedure over de verdeling van de zorgtaken ten aanzien van de kinderen tussen de ouders. Op 20 november 2018 heeft het CJG aan de raad verzocht om te onderzoeken of een ondertoezichtstelling van de kinderen nodig was. Dit verzoek is aan de beschermtafel besproken en besloten is dat niet tot dit onderzoek zou worden overgegaan. De ouders en het CJG zouden nogmaals proberen tot ouderschapsafspraken te komen.

Op 28 november 2018 verbleven de kinderen bij de vader. Er ontstond toen een brand in het huis van de vader. De vader is ’s morgens vroeg samen met de kinderen uit de woning gered en overgebracht naar het ziekenhuis. Hij is op 30 november 2018 aangehouden als verdachte van brandstichting. In de week voorafgaande aan de brand waren de spanningen tussen de ouders hoog opgelopen. De vader dreigde gedurende die periode richting de moeder met zelfmoord.

3.9.6.

De vader is op 20 augustus 2019 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, voor poging tot moord op zijn drie kinderen en opzettelijke brandstichting met onder meer levensgevaar voor omwonenden. Hij heeft in de woonkamer op verschillende plekken brand gesticht, terwijl de kinderen op zolder lagen te slapen. De kinderen bevonden zich, aldus het vonnis, in een afhankelijke positie van de vader en waren weinig weerbaar. De twee jongste kinderen zijn bewusteloos uit de woning gehaald. Dat alle drie de kinderen de brand hebben overleefd is volgens het vonnis niet aan de vader, maar aan het adequate optreden van de brandweer te danken. Uit de dubbelrapportage die in het kader van de strafzaak is opgemaakt blijkt dat de vader kampt met een persoonlijkheidsstoornis. Tot op heden volhardt hij in zijn houding de oorzaak van zijn problemen buiten zichzelf te leggen. Blijkens het raadsrapport onderkent de vader onvoldoende dat hij dringend hulp nodig heeft en ook in het strafrechtelijk traject is behandeling in een vrijwillig kader niet van de grond gekomen.

3.9.7.

De kinderen hebben bij voormelde brand een trauma opgelopen.

Bovendien hebben de kinderen vanaf het moment dat de vader in voorlopige hechtenis zit, geen contact meer met hem gehad. Het hof acht een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen dan ook reëel. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, is het hof bovendien van oordeel dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn te dragen.

Het hof acht de beëindiging van het gezag van de vader in het belang van de kinderen ook noodzakelijk. De vader heeft naar voren gebracht dat hij te allen tijde zal meewerken aan beslissingen van de moeder ten aanzien van de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen. Wat hiervan zij, het hof is gelet op het hiervoor omschreven zeer ernstige strafbare gedrag van de vader jegens de kinderen en op de nadelige gevolgen hiervan voor de kinderen - voor hen is de brand traumatisch geweest - van oordeel dat er geen plaats meer is voor de uitoefening van het gezag over de kinderen door de vader, nog los van de vraag of de vader vanwege zijn psychische toestand voldoende kan meedenken in het belang van de kinderen. Het hof laat daarbij nog daar dat van de moeder in de huidige omstandigheden niet gevergd kan worden dat zij met de vader in overleg treedt over belangrijke beslissingen aangaande de kinderen. Daarbij komt dat het hof er onvoldoende van overtuigd is geraakt dat de verzoeken van de moeder aan de vader om mee te werken aan de afgifte van identiteitspapieren en de vakanties van de kinderen zijn vertraagd door het feit dat de vader in detentie zit.

Ondertoezichtstelling

3.10.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

3.10.2.

Zoals hiervoor al overwogen is het hof van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen hebben bij de brand, waarvoor de vader is veroordeeld, een trauma opgelopen.

Bovendien hebben de kinderen vanaf het moment dat de vader in voorlopige hechtenis zit, geen contact meer met hem gehad. Het hof acht voormelde ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen reëel. Dat de kinderen op dit moment geen kindsignalen vertonen, zoals gesteld, maakt niet dat een ondertoezichtstelling nu niet aan de orde is.

3.10.3.

Anders dan de moeder betoogt, kunnen de kinderen momenteel niet op een minder ingrijpende wijze dan met het middel van een ondertoezichtstelling worden beschermd. Met de raad is het hof van oordeel dat van de moeder in de huidige complexe omstandigheden niet kan worden verwacht dat zij alle juiste hulpvragen weet te stellen, ondanks de kennis en kunde die zij als beroepsmatig hulpverlener ongetwijfeld heeft. Weliswaar heeft de moeder tot op heden op bijzonder goede wijze gereageerd en de belangen van de kinderen voorop weten te stellen, maar het hof acht het risico reëel dat zij op enig moment onvoldoende in staat is om de belangen van de kinderen in de relatie tot de vader en haar eigen belangen zuiver te wegen. Het hof is van oordeel dat de gezinsvoogd hierop op dit moment nog toezicht dient te houden en de belangen van de kinderen dient te bewaken. Met de raad acht het hof het voorts noodzakelijk dat een gezinsvoogd als neutraal persoon de regie neemt in het al dan niet herstellen van het contact tussen de vader en de kinderen. Hulpverlening in het vrijwillig kader is niet toereikend.

3.10.4.

Gesteld noch gebleken is dat de moeder niet binnen een aanvaardbare termijn weer in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen.

Dit alles maakt dat het hof van oordeel is dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. Dat de moeder, zoals gesteld, bij een ondertoezichtstelling beperkt zal worden in haar mogelijkheden om in de toekomst actief te zijn in de pleegzorg, acht het hof afgezet tegen het belang van de kinderen onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.

3.11.

Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking waarvan beroep gedeeltelijk dient te vernietigen.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 mei 2019, voor zover daarbij de door de raad verzochte wijziging van het gezag over de kinderen is afgewezen,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

beëindigt het gezag van de vader over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] en [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt voormelde beschikking voor al het overige;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en

P. Vlaardingerbroek en is op 31 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733