Rechtbank Rotterdam 28-08-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:8607

Datum publicatie01-11-2019
ZaaknummerC/10/560973 / HA ZA 18-1002
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Verdeling; Peildatum ontbinding
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

RB wijkt af van peildatum verdeling en gebruikt peildatum echtscheiding voor waardering van de woning. Tussen partijen staat vast dat vanaf het moment van de echtscheiding de waardestijging van de woning alleen door de man is bewerkstelligd met zijn financiële middelen. Gelet op het belang van de vrouw om de waardepeildatum te bepalen op het moment van verdeling en gelet op het belang van de man om de waardepeildatum te bepalen op echtscheidingsdatum, prevaleert volgens rb het belang van de man.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/560973 / HA ZA 18-1002

Vonnis van 28 augustus 2019

in de zaak van

[naam eiseres] ,

wonende te [woonplaats eiseres] , gemeente Hoeksche Waard,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. P.A. den Hollander te Barendrecht,

tegen

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] , gemeente Korendijk,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. J.M. Wigman te 's-Gravenhage.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 27 maart 2019, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

  • de conclusie na tussenvonnis, tevens akte wijziging eis van 24 april 2019 van de vrouw;

  • de conclusie na tussenvonnis van 22 mei 2019 van de man;

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

De vrouw heeft de Duitse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit.

2.2.

Partijen zijn op 25 juli 2003 met elkaar gehuwd in Bondsrepubliek Duitsland.

2.3.

De vrouw heeft zich op 18 oktober 2004 in de gemeente Korendijk ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

2.4.

Het huwelijk van partijen is op 9 februari 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3. Het geschil in conventie

3.1.

De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

I. primair:

de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden doch niet verdeelde gemeenschap als volgt vaststelt:

- de gezamenlijke koopwoning te Piershil aan de [adres] met de daarop rustende hypothecaire lening en de daaraan gekoppelde levensverzekering toe te scheiden aan de man onder vergoeding, na verrekening van de door de man betaalde premies levensverzekering, van de helft van de overwaarde met de vrouw;

- met benoeming van een taxateur ter bepaling van de meest recente waarde van de woning;

subsidiair:

de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden doch niet verdeelde gemeenschap als volgt vaststelt:

- de gezamenlijke koopwoning met de daarop rustende hypothecaire lening en de daaraan gekoppelde levensverzekering toe te delen aan de man onder de bepaling dat de man wegens overbedeling aan de vrouw uitkeert een bedrag bestaande uit de helft van het verschil tussen de waarde van het huis ten tijde van de verdeling en het bedrag van de hypothecaire schuld ten tijde van de verdeling inclusief de door de man per datum echtscheiding tot de datum van verdeling betaalde premies levensverzekering, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;

II. primair:

de man veroordeelt om de Fortis Hypotheek Bank binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis schriftelijk te verzoeken de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld aan de Fortis Hypotheek Bank te ontslaan en om de vrouw binnen 21 dagen na de datum van dit vonnis een kopie van de desbetreffende e-mail of brief te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft;

subsidiair:

- indien mocht blijken dat de man financieel niet in staat is de op de woning rustende hypotheek over te nemen met een gelijktijdig ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw: bepaalt dat de woning dient te worden verkocht en dat de verkoopopbrengst na aftrek van de hypothecaire lening en de levensverzekering, en na verrekening van de door de man betaalde premies levensverzekering, tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld;

- aan de vrouw machtiging verleent tot het te gelde maken van de onroerende zaak aan de [adres] te Piershil, gemeente Korendijk, door deze te verkopen en te leveren en voor het overige al hetgeen te doen wat zij dienaangaande nuttig of noodzakelijk acht, alsmede bepaalt dat, indien de man zijn medewerking weigert aan het ondertekenen van een verkoopopdracht, koopovereenkomst of akte van levering, deze beschikking [lees: dit vonnis] van de rechtbank dezelfde kracht heeft als de ondertekening door de man, althans dat deze beschikking [lees: dit vonnis] in plaats van de handtekening van de man zal treden;

III. de man verplicht tot het verstrekken aan de vrouw van de volgende bescheiden:

- aanslag WOZ 2019;

- waardebepaling van de huidige waarde van de woning;

- recent rekeningoverzicht betreffende de hypotheek;

- recent waarde-overzicht betreffende de polis levensverzekering;

- overzicht van de per datum echtscheiding tot heden betaalde premie levensverzekering met onderliggende betaalbewijzen;

binnen één maand na dit vonnis te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft;

IV. de man veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.

De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat partijen de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap dienen te verdelen, te weten de woning aan de [adres] te Piershil (hierna: de woning), de daarop gevestigde hypothecaire geldlening en de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekering bij Fortis ASR (hierna: de levensverzekering).

3.3.

De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4Het geschil in reconventie

4.1.

De man vordert voor recht te bepalen dat het Duits recht van toepassing is op de huwelijksgoederengemeenschap, en dat de woning en de daarop rustende hypotheek zonder verdere verrekening uitsluitend aan hem toebehoren, althans aan hem worden toegescheiden, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.

4.2.

De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij alle lasten en kosten van de woning heeft voldaan, zodat een eventuele overwaarde volledig aan hem toegedeeld dient te worden.

4.3.

De vrouw voert verweer.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Eiswijziging

5.1.

De vrouw heeft bij conclusie na tussenvonnis haar eis in conventie gewijzigd. Volgens de man is de eiswijziging te laat ingebracht. Het bezwaar van de man wordt verworpen. Op grond van artikel 130 Rv is een eisvermeerdering in elke stand van de procedure toegestaan, tenzij dit in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Naar het oordeel van de rechtbank is de eiswijziging van de vrouw niet in strijd met de goede procesorde. De eiswijziging ligt in het verlengde van het debat tussen partijen en de man had de gelegenheid, en heeft deze ook genomen, om op de eiswijziging te reageren. De rechtbank zal bij de beoordeling van dit geschil de gewijzigde eis tot uitgangspunt nemen. Onder het geschil in conventie is dit (in de nummering van de vorderingen) al tot uitdrukking gebracht.

Het tussenvonnis van 27 maart 2019

5.2.

In het tussenvonnis van 27 maart 2019 is geoordeeld dat op het huwelijks-vermogensregime van partijen Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank ziet geen reden om terug te komen op haar eerdere beslissing. De enkele stelling van de man dat hij zich daar niet mee kan verenigen is geenszins voldoende. De inhoud van het tussenvonnis van 27 maart 2019 geldt daarom hier als herhaald en ingelast.

Ten aanzien van de verdeling van de woning

5.3.

Als wettelijk stelsel van huwelijksgoederenrecht geldt de gemeenschap van goederen. De vrouw heeft gesteld dat partijen geen huwelijksvoorwaarden hebben gemaakt die het ontstaan van de gemeenschap hebben voorkomen of de omvang daarvan hebben beperkt. De man heeft deze stelling niet betwist. Dit betekent dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:93 BW, in de onderhavige zaak moet worden aangenomen dat sprake is van gemeenschap van goederen.

5.4.

De gemeenschap omvat alle tegenwoordige en toekomstige goederen en schulden van de echtgenoten, ongeacht door wie verkregen of door wie aangegaan (ex artikel 1:94 BW) . De woning die in 1983 door de man is aangekocht, valt daarom ook in de gemeenschap.

5.5.

Beide partijen hebben als deelgenoten in beginsel (behoudens wettelijke uitzonderingen) recht op de helft van de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap (ex artikel 1:100 BW) . Tussen partijen is niet in geschil dat de woning en de daarop gevestigde hypotheek en de aan de hypotheek verbonden levensverzekering (nog) niet zijn verdeeld. Als de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken kan de rechter de verdeling daarvan op grond van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).

5.6.

De man heeft aangevoerd dat het onredelijk is dat aan de vrouw de helft van een eventuele overwaarde zou toekomen terwijl hij alle lasten en kosten van de woning heeft voldaan. Dit verweer faalt. Het enkele standpunt dat hij alle lasten en kosten zou hebben betaald rechtvaardigt niet dat de vrouw geen recht heeft op de helft van (de waarde van) de woning. Het uitgangspunt is dat de vrouw recht heeft op de helft van (de waarde van) de woning. Zij is immers mede-eigenaar van de woning. Dat wordt niet weggenomen door dit verweer van de man.

5.7.

Voor de waardering van de tot de gemeenschap behorende goederen geldt de datum van de verdeling als uitgangspunt. Een andere peildatum dan de datum van verdeling is mogelijk indien partijen deze zijn overeengekomen, of indien zo’n ander peilmoment uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit. In de onderhavige zaak wordt ten aanzien van de bepaling van de waardepeildatum het volgende overwogen.

5.8.

Tussen partijen staat vast dat (in ieder geval) vanaf het moment van de echtscheiding de (eventuele) waardestijging van de woning alleen door de man is bewerkstelligd met zijn financiële middelen. Gelet op het belang van de vrouw om de waardepeildatum te bepalen op het moment van verdeling (gelet op de (eventuele) waardestijging) en gelet op het belang van de man om de waardepeildatum te bepalen op de datum van de echtscheiding omdat (in ieder geval) vanaf dat moment een (eventuele) waardestijging door de man is bewerkstelligd tegen elkaar afgewogen, prevaleert het belang van de man en acht de rechtbank het billijk dat de waardepeildatum niet wordt bepaald op het moment van verdeling, maar op het moment van echtscheiding, te weten 9 februari 2015.

5.9.

Partijen dienen gezamenlijk een makelaar in te schakelen die de vrije marktwaarde van de woning, in lege en onverhuurde staat, bindend vaststelt op de echtscheidingsdatum zoals hierboven genoemd.

5.10.

Zowel in conventie als in reconventie is door partijen gevorderd de woning aan de man toe te delen. Daarom zal de rechtbank de wijze van verdeling dienovereenkomstig vaststellen. De man krijgt negen maanden de gelegenheid om de woning op zijn naam te zetten. Indien de man dit niet binnen negen maanden geregeld heeft, dient de woning verkocht te worden aan een derde.

5.11.

In dit oordeel ligt besloten dat de man alsdan geen recht heeft op vergoeding door de vrouw van de helft van de premies die de man heeft betaald voor de levensverzekering.

5.12.

Het vorenstaande brengt met zich dat de subsidiaire vordering onder I in conventie en het gevorderde onder het eerste gedachtestreepje van de subsidiaire vordering onder II in conventie worden toegewezen en dat de primaire vordering onder I in conventie en de primaire vordering onder II in conventie worden afgewezen.

5.13.

Nu gesteld noch gebleken is dat het niet tot eerdere verdeling van de woning is gekomen vanwege de onwilligheid van de man, wordt het gevorderde onder het tweede gedachtestreepje van de subsidiaire vordering onder II in conventie afgewezen.

Ten aanzien van de bescheiden

5.14.

Voorts vordert de vrouw de in overweging 3.1 genoemde bescheiden te ontvangen om inzage te krijgen in de stand van de gemeenschappelijke goederen en schulden. Nu de man in dit kader alleen verweer heeft gevoerd tegen de eiswijziging, waarover in overweging 5.1 reeds is beslist, zal deze vordering als onweersproken worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.

5.15.

Omdat in overweging 5.9 reeds is geoordeeld dat partijen gezamenlijk een makelaar dienen in te schakelen om de waarde van de woning vast te stellen op de echtscheidingsdatum, heeft de vrouw geen belang bij een aanslag WOZ 2019 en een waardebepaling van de huidige waarde van de woning. De vordering wordt ten aanzien van deze bescheiden afgewezen.

5.16.

Voor zover de vrouw vordert dat de man bewijzen overlegt van de huidige waarde van de hypothecaire geldlening en de polis levensverzekering, zal de rechtbank dit toewijzen met als peildatum de datum van de echtscheiding (9 februari 2015).

5.17.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de hierboven genoemde veroordeling een dwangsom te verbinden.

Proceskosten

5.18.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6De beslissing

De rechtbank

6.1.

gelast partijen gezamenlijk een makelaar in te schakelen die de vrije marktwaarde van de woning, in lege en onverhuurde staat, op de echtscheidingsdatum van 9 februari 2015 bindend vaststelt,

6.2.

deelt de woning aan de man toe, op voorwaarde dat de woning binnen negen maanden na de datum van dit vonnis op naam van de man is gesteld en de vrouw ontslagen is uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening, bij gebreke waarvan de rechtbank partijen gelast tot verkoop van de woning aan een derde,

6.3.

veroordeelt, indien de woning binnen negen maanden op naam van de man is gezet, de man tot betaling aan de vrouw van het bedrag dat moet worden berekend als volgt: de door de onder 6.1 genoemde taxateur vastgestelde waarde van de woning (min de omvang van de hypothecaire geldlening op de echtscheidingsdatum), gedeeld door twee, of voor zover sprake is van onderwaarde, veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van de helft van de onderwaarde,

6.4.

veroordeelt, indien de woning niet binnen negen maanden op naam van de man is gezet, de vrouw of de man tot betaling van hetzelfde bedrag dat de ene partij de andere partij verschuldigd is in het geval de woning wel tijdig binnen negen maanden op naam van de man is gesteld,

6.5.

deelt de polis levensverzekering toe aan de man en veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van de helft van de afkoop van poliswaarde op de datum van de echtscheiding, te weten 9 februari 2015,

6.6.

gelast de man om binnen één maand na betekening van dit vonnis aan de vrouw te verstrekken:

- een rekeningoverzicht op de echtscheidingsdatum (9 februari 2015) betreffende de hypotheek;

- waarde-overzicht op de echtscheidingsdatum (9 februari 2015) betreffende de polis levensverzekering;

- een overzicht van de per datum echtscheiding (9 februari 2015) tot heden betaalde premie levensverzekering met onderliggende betaalbewijzen;

6.7.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

6.8.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

6.9.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019. 2027 / 2504



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733