Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4640

Datum publicatie31-10-2019
ZaaknummerC/02/354807 / HA ZA 19-85
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsBreda
Formele relatiesHoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:3156; Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:1945
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Uitleg testament
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Art. 4: 46 lid 1 BW. Gelet op de wordingsgeschiedenis van het testament, met name de omstandigheden voorafgaand aan en tijdens het verlijden van het testament, rijzen er bij de rechtbank sterke twijfels dat het testament een betrouwbare neerslag is van hetgeen erflater bedoeld heeft als zijn laatste wil. Die twijfels zijn zo sterk, dat aan het testament geen rechtsgevolgen mogen worden verbonden.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Locatie Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/354807 / HA ZA 19-85

Vonnis van 23 oktober 2019

in de zaak van

1 [eiser in conventie] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

2. [eiser in conventie],

wonende te [woonplaats] ,

beiden in persoon en in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van wijlen [erflater] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht,

tegen

[gedaagde in conventie] ,

wonende te Tilburg,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. A. Smeekes te Tilburg.

Partijen zullen hierna Van [eisers in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 3 april 2019 met de daarin genoemde stukken,

  • de akte van depot van 5 augustus 2019, waaruit blijkt dat mr. de Bakker een USB-stick in het geding heeft gebracht,

  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 31 t.m. 42,

  • het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

Partijen worden in dit vonnis aangeduid met [eisers in conventie] c.s. en [gedaagde in conventie] .

2Het geschil

in conventie
2.1.

[eisers in conventie] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht verklaart dat het testament van erflater van [datum] niet gemaakt is bij een authentieke, notariële akte om welke reden dit testament geen rechtsgevolgen heeft,

  2. althans:

voor recht verklaart dat [eisers in conventie] c.s. met recht het testament van erflater van [datum] buitengerechtelijk hebben vernietigd met een beroep op artikel 4:109 lid 4 BW, althans dit testament op deze grond in rechte vernietigt,

3. althans:

voor recht verklaart dat de inhoud van het testament van erflater van [datum] niet overeenstemt met de uiterste wil van erflater, om welke reden dit testament geen rechtsgevolgen heeft,

4. althans:

het testament van erflater van [datum] nietig verklaart op grond van artikel 3:34 BW

5. althans:

a) voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig gehandeld heeft ten opzichte van [eisers in conventie] c.s. door de legaten in het testament van erflater van [datum] ten gunste van [gedaagde in conventie] te aanvaarden, althans, subsidiair, voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie] met deze legaten ongerechtvaardigd wordt verrijkt en

b) deze legaten om deze redenen rechtskracht ontzegt dan wel [gedaagde in conventie] verbiedt om nog langer aanspraak te maken op deze legaten,

6. voor recht verklaart dat aan [gedaagde in conventie] geen grosse van het testament van erflater van [datum] afgegeven had mogen worden, althans dat deze grosse geen executoriale kracht heeft ten opzichte van [eisers in conventie] c.s.

7. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot voldoening van een bedrag van € 44.987,75 aan [eisers in conventie] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 23 juli 2016 tot de dag der voldoening, alsmede te vermeerderen met een bedrag van € 1.224,88 aan buitengerechtelijke kosten,

alles met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.

2.2.

[gedaagde in conventie] betwist deze vorderingen gemotiveerd.

in reconventie

2.3.

[gedaagde in conventie] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eisers in conventie] c.s. veroordeelt om aan [gedaagde in conventie] te betalen bedrag van € 1.000,-- per maand vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag van overlijden van [gedaagde in conventie] of zoveel eerder als de verplichting uit hoofde van het legaat eindigt, vermeerderd met de wettelijke rente over elke sinds 1 mei 2016 vervallen maandtermijn en nog te vervallen maandtermijnen, vanaf de vervaltermijn van de respectieve maandtermijnen tot de dag van algehele voldoening.

Voorts eist [gedaagde in conventie] om [eisers in conventie] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten met inbegrip van nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis.

2.4.

[eisers in conventie] c.s. betwisten deze vorderingen gemotiveerd.

3De beoordeling

3.1.

Omdat de geschillen in conventie en in reconventie sterk met elkaar verweven zijn, worden deze geschillen hierna gezamenlijk behandeld.

3.2.

In deze geschillen kan van de navolgende feiten worden uitgegaan, een en ander voor zover voor de beoordeling van de vorderingen van belang:

3.2.1.

Op [datum] is [erflater] overleden, hierna te noemen erflater. Hij was de vader van [eisers in conventie] c.s. en de echtgenoot van [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] en erflater waren buiten gemeenschap van goederen gehuwd.

3.2.2.

Erflater heeft bij testament van 7 augustus 2003, verleden voor notaris mr. Eliens, over zijn nalatenschap beschikt. In dat testament zijn [eisers in conventie] c.s. tot erfgenaam benoemd en aan [gedaagde in conventie] werd de onverdeelde helft van de woning in Tilburg aan de [adres] gelegateerd, met inbegrip van het vruchtgebruik over de inboedel. Eiser sub 1 (verder [eiser in conventie] te noemen) werd benoemd tot executeur van de nalatenschap.

3.2.3.

Op 10 februari 2014 heeft erflater een aanvullend testament laten verlijden voor notaris Adema; voormeld legaat ten gunste van [gedaagde in conventie] wordt aangevuld in die zin dat in het geval de onverdeelde helft van de woning te Tilburg aan de [adres] niet afgegeven kan worden omdat deze bij het overlijden niet meer tot het vermogen van erflater blijkt te behoren, aan deze [gedaagde in conventie] een bedrag van € 200.000,-- gelegateerd wordt.

3.2.4.

Op 24 februari 2014 maakt erflater een levenstestament, opnieuw verleden voor notaris mr. Adema. In dat levenstestament wordt [gedaagde in conventie] benoemd tot gevolmachtigde van erflater en krijgt zij de bevoegdheid om de vermogensrechtelijke belangen van erflater te behartigen. In dat levenstestament wordt bovendien bepaald dat [gedaagde in conventie] gehouden is om melding te doen bij erflater van door haar ten behoeve van erflater verrichte rechtshandelingen en rekening en verantwoording daar over af te leggen.

3.2.5.

Bij briefje van 30 april 2014 werd, geschreven door [gedaagde in conventie] maar ondertekend door erflater, aan [eiser in conventie] medegedeeld dat erflater voortaan de administratie weer ter hand ging nemen; tevens wordt hem verzocht om de administratieve bescheiden aan erflater af te geven.

3.2.6.

Op 17 juni 2014 wordt erflater opgenomen in het verzorgingstehuis “ [naam verzorgingstehuis] ”. [gedaagde in conventie] blijft wonen in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] .

3.2.7.

In het najaar van 2015 hebben [eisers in conventie] c.s. aan notaris Groot te Oisterwijk verzocht om uit te zoeken wat erflater testamentair geregeld heeft. Deze notaris heeft op 8 oktober 2015 aan erflater melding gemaakt van dit bezoek en medegedeeld, kort gezegd, dat voor zover zij dat kan overzien, de beide kinderen erfgenaam zijn en dat [gedaagde in conventie] een legaat krijgt toebedeeld waarin zij de helft van de woning aan de [adres] krijgt toebedeeld. Bovendien, zo staat in de brief van deze notaris te lezen, brengt het legaat met zich dat in een situatie waarin de woning verkocht is, [gedaagde in conventie] nog eens een extra € 200.000,- krijgt toebedeeld, bovenop dus de helft van de eigendom van de woning die immers al aan [gedaagde in conventie] toebehoort.

3.2.8.

Op 9 oktober 2015 heeft erflater een onderhoud gehad met notaris mr Eliëns over het opstellen van een nieuw testament en het herroepen van het levenstestament. Het gesprek is door erflater opgenomen op een geluidsband; een transcript van dit gesprek bevindt zich bij de processtukken. Erflater was toen helder van geest en was goed in staat om zijn wil te bepalen. De notaris heeft naar aanleiding van het gesprek een concept testament opgesteld en op verzoek van erflater verzonden naar het mailadres van [eiser in conventie] . Het concept hebben [eisers in conventie] c.s. vervolgens doorgenomen en besproken met erflater.

3.2.9.

Op 14 oktober 2015 zijn [eisers in conventie] c.s. opnieuw tezamen met erflater naar notaris Eliëns gegaan. Aldaar is een levenstestament opgesteld en een testament, beide gedateerd 14 oktober 2015. In dat testament, kort gezegd zijn [eisers in conventie] c.s. benoemd tot erfgenaam, is [gedaagde in conventie] onterfd en is er niet langer sprake van een legaat ten gunste van [gedaagde in conventie] . Erflater was toen, net zoals op 9 oktober 2015 helder van geest en goed in staat om zijn wil te bepalen.

3.2.10.

Op 15 oktober 2015 machtigt erflater [eiser in conventie] om voortaan het beheer van zijn bankrekening op zich te nemen. De bankafschriften worden vanaf dat moment ontvangen door deze zoon.

3.2.11.

Op 21 oktober 2015 hebben [eisers in conventie] c.s. gesproken met notaris Adema om toelichting te krijgen over de totstandkoming van het aanvullend testament van 10 februari 2014 en het levenstestament van 24 februari 2014. [eisers in conventie] c.s. hebben aan deze notaris medegedeeld dat erflater kort voor het verlijden van beide testamenten zijn eigen zoon niet meer herkende; hierop zou deze notaris gezegd hebben dat als hij dat geweten had hij eerst een arts zou hebben ingeschakeld om de wilsbekwaamheid van erflater te laten beoordelen.

Erflater was niet aanwezig tijdens dit onderhoud tussen [eisers in conventie] c.s. en notaris Adema.

3.2.12.

Op 22 oktober 2015 heeft er een onderhoud plaatsgevonden bij notaris Eliëns over de inhoud van het testament. Bij dat onderhoud waren behalve erflater zelf zowel [eisers in conventie] c.s. aanwezig als [gedaagde in conventie] . Eerst heeft de notaris alleen met [gedaagde in conventie] gesproken, daarna alleen met erflater en vervolgens met [eisers in conventie] c.s.. Gesproken is onder meer over een vruchtgebruik en een toelage voor [gedaagde in conventie] in de vorm van een legaat.

Blijkens de beslissing van de Kamer voor het Notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch, die [eisers in conventie] c.s. in het geding heeft gebracht, blijkt dat na afloop van het inhoudelijk gesprek op 22 oktober 2015 de notaris [eisers in conventie] c.s. en [gedaagde in conventie] heeft laten kennismaken met de kandidaat-notaris mr. Stivaktas; deze kennismaking was aan de orde omdat de notaris zelf niet op maandag [datum] in het verzorgingstehuis van erflater kon gaan om het testament te passeren en dat daarom deze kandidaat-notaris de aangewezen persoon was om de akte te verlijden op die maandag [datum] .

3.2.13.

Op 23 oktober 2015 heeft [gedaagde in conventie] telefonisch contact gehad met notaris mr. Eliëns; zij heeft toen een wijziging voorgesteld op het voorliggende plan van verandering van het testament van erflater. [gedaagde in conventie] had toen kennis genomen van het testament van 14 oktober 2015.

3.2.14.

Op [datum] bezoekt kandidaat-notaris Stivaktas erflater in het zorgcentrum. Daar is het testament van erflater opgesteld. Van het gesprek tussen mr. Stivaktas met erflater over de inhoud van het testament heeft erflater een geluidsopname gemaakt. Tijdens het onderhoud tussen de kandidaat-notaris en erflater zijn [eisers in conventie] c.s. en [gedaagde in conventie] één of meer malen bij het gesprek betrokken geweest.

3.2.15.

In het testament worden [eisers in conventie] c.s. als erfgenaam aangewezen. Voorts komt er een erfrechtelijke last in voor; deze last luidt letterlijk:

ik leg mijn erfgenamen de last op om bij verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [adres] die mij en mijn echtgenote gezamenlijk in eigendom toebehoort, om mijn echtgenote voor een bedrag groot drie honderd duizend euro ( € 300.000,00) in de opbrengst te laten delen voor het geval de koopsom op een lager bedrag dan zes honderd duizend euro ( € 600.000,00) wordt vastgesteld. Deze last gaat bij het overlijden van mijn echtgenote over op haar beide dochters of diegene die krachtens de wettelijke regels omtrent plaatsvervulling voor een van desbetreffende dochters in de plaats komen.”

Elders in het testament wordt bepaald dat aan [gedaagde in conventie] een legaat dient te worden afgegeven, kort gezegd, inhoudende een maandelijkse uitkering van € 1.000,00 gedurende haar leven en wordt aan haar het zakelijk recht van gebruik en bewoning van de woning aan de [adres] te Tilburg toegekend.

3.2.16.

Op 3 maart 2016 verklaart erflater tegenover [eisers in conventie] c.s. dat hij niet langer rechtsgeldige stukken en contracten wil ondertekenen, zonder de aanwezigheid en goedkeuring van zijn kinderen. Hij heeft dit kenbaar gemaakt door een verklaring te ondertekenen die opgesteld is door de beide kinderen op zijn uitdrukkelijke instructie. Tevens verklaart erflater dat hij op dat moment volledige bij zinnen is en de verklaring uit vrije wil ondertekent.

3.2.17.

Erflater overlijdt op [datum] . [eisers in conventie] c.s. hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.

3.2.18.

Op 5 december 2017 wordt door [eisers in conventie] c.s. een klacht ingediend bij voormelde Kamer voor het Notariaat tegen zowel mr. Eliëns als mr. Stivaktas. Beide klachten zijn gegrond verklaard. Aan laatstgenoemde werd de tuchtmaatregel van waarschuwing opgelegd; aan eerstgenoemde werd geen tuchtmaatregel opgelegd.

3.3.

Ter onderbouwing en beargumentering van hun vorderingen brengen [eisers in conventie] c.s. het navolgende naar voren.

3.3.1

Het testament van [datum] mist authenticiteit. Immers artikel 39 lid 1 eerste volzin van de Wet op het notarisambt ( Wna) luidt als volgt: “de bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten aan de notaris bekend zijn. Hij stelt de identiteit van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en vermeldt de aard en het nummer daarvan in de akte (…)”; [eisers in conventie] c.s. wijzen vervolgens op de inhoud van artikel 39 lid 5 Wna: “in geval van niet naleving van enige bepaling van dit artikel, met uitzondering van het eerste lid, tweede en vierde volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist”.

De kandidaat-notaris Stivaktas die het testament van [datum] heeft gepasseerd was niet bekend met erflater. Hij was ook niet zijn cliënt. De passage in het testament waarin erflater zich zou hebben geïdentificeerd met zijn paspoort kan niet juist zijn omdat ten tijde van het verlijden het paspoort van erflater zich elders bevond. [eisers in conventie] c.s. wijzen er ook op dat erflater voor het verlijden van het testament geen conceptakte toegestuurd heeft gekregen. Dit levert strijd op met hetgeen bepaald is en artikel 43 lid 1 eerste zin Wna. Bovendien heeft kandidaat-notaris Stivaktas de inhoud van het testament in onvoldoende mate voorgelezen, voordat erflater ondertekende. Om al deze redenen mist het testament authenticiteit en dient volgens [eisers in conventie] c.s. de vordering onder 1 te worden toegewezen.

Bovendien, aldus [eisers in conventie] c.s., is het testament vernietigbaar op grond van artikel 4:109 lid 4 BW nu de voor de geldigheid van een uiterste wil geldende vormvereisten niet in acht zijn genomen. [eisers in conventie] c.s. doen een beroep op deze vernietigbaarheid en vorderen aldus de verklaring voor recht zoals geformuleerd onder 2 van het petitum.

De vordering onder 3 is volgens [eisers in conventie] c.s. toewijsbaar omdat uit de gang van zaken bij de totstandkoming van het testament van [datum] volgt dat de wil van erflater geen weerslag vindt in het testament. [eisers in conventie] c.s. voeren aan, kort gezegd, hetgeen tuchtrechtelijk is overwogen en beslist ten aanzien van het vóórbespreken, het ter inzage geven van het concept testament, de invloed van [gedaagde in conventie] op de inhoud van het testament, de korte tijdsduur die gelegen is tussen het vorige testament en het testament van [datum] en dat uit de geluidsopname die erflater heeft gemaakt van het gesprek met kandiaat-notaris Stivaktas ondubbelzinnig blijkt dat erflater de portee van de inhoud van het testament niet kon doorgronden. Regelmatig, aldus [eisers in conventie] c.s., heeft erflater te kennen gegeven dat er geen geld naar de kinderen van [gedaagde in conventie] mocht gaan, niettemin staat een passage van dien aard wél in het uiteindelijk verleden testament.

3.3.2.

[gedaagde in conventie] brengt het volgende naar voren ten aanzien van deze vorderingen 1 tot en met 3.

[eisers in conventie] c.s. kunnen de betreffende vorderingen alleen instellen als erfgenaam en niet (tevens) als vereffenaar van de nalatenschap.

[gedaagde in conventie] doet voorts een beroep op verjaring. Een rechtsvordering tot vernietiging van een uiterste wilsbeschikking immers verjaart na verloop van een jaar nadat de dood van erflater en de vernietigingsgrond ter kennis zijn gekomen van hem die een beroep toekomt op grond van het betreffende artikel 4:54 lid 1 BW. De vordering tot vernietiging, zoals door [eisers in conventie] c.s. ingesteld is daarom verjaard op 4 april 2017.

Wat betreft de vordering onder 1 brengt [gedaagde in conventie] naar voren, dat het testament wél authentiek is. Zij wijst erop dat de akte formeel verleden is voor notaris Eliens, dat kandidaat-notaris Stivaktas slechts als waarnemer is opgetreden, dat notaris Eliens erflater al vele jaren kende en diens huisnotaris was. Zij wijst er bovendien op dat erflater reeds op 22 oktober 2015 op het kantoor van notaris Eliens aan kandidaat-notaris Stivaktas is voorgesteld en dat erflater aldus ook bij kandidaat-notaris Stivaktas bekend was. Ten overvloede wijst [gedaagde in conventie] erop dat ten tijde van het verlijden van het testament alle betrokkenen, dus erflater, [eisers in conventie] c.s. èn [gedaagde in conventie] , in het gezelschap van de kandidaat-notaris Stivaktas verkeerden. Er kon bij de kandidaat-notaris Stivaktas niet de minste twijfel bestaan over de identiteit van erflater.

[gedaagde in conventie] betwist dat de kandidaat-notaris niet tijdig op voorhand een conceptakte aan erflater heeft toegezonden en dat de akte niet (in beperkte zin) is voorgelezen voorafgaand aan de ondertekening. Zij wijst erop dat de kandidaat-notaris de te verlijden akte te voren heeft doorgenomen met erflater. Zij wijst er bovendien op dat ingevolge artikel 4:54 io 4:110 BW de bevoegdheid om de uiterste wil op deze grond te vernietigen is verjaard.

Ten aanzien van de vordering sub 3 stelt [gedaagde in conventie] dat de wil en de verklaring van erflater terdege overeenstemmen met inhoud van het testament. Weliswaar had erflater lichamelijke problemen maar zijn cognitieve vermogens waren in orde op [datum] .

3.4.

De rechtbank overweegt als volgt.

[gedaagde in conventie] wijst er terecht op dat een rechtsvordering tot vernietiging van een uiterste wilsbeschikking verjaart na ommekomst van een jaar na de dood van de erflater; alsmede na het moment dat de uiterste wilsbeschikking en de vernietiging ter kennis zijn gekomen van degene die een beroep doet op deze vernietigingsgrond.

[eisers in conventie] c.s. stellen evenwel – onbetwist - dat zij zich medio oktober 2018 hebben gewend tot een advocaat te weten mr. De Bakker en dat deze hen er op wees dat het testament gebreken kende wat betreft vormvereisten. Deze informatie was volgens [eisers in conventie] c.s. voor hen nieuw. Daarom, aldus [eisers in conventie] c.s., is de verjaringstermijn van één jaar pas lopen na oktober 2018 en aldus nog niet verstreken toen de dagvaarding werd uitgebracht.

De rechtbank volgt [eisers in conventie] c.s. in dit standpunt. Immers de ontdekking van de gestelde formele gebreken aan het testament, zoals deze hierboven kort zijn uiteengezet, vergt erfrechtelijke kennis die niet bij iedere erfgenaam zonder meer bekend moet worden verondersteld. In zoverre is het redelijk om als aanvangsmoment van de verjaring aan te nemen het moment waarin [eisers in conventie] c.s. ingelicht werden door mr. de Bakker over de door hem waargenomen erfrechtelijke tekortkomingen aan het testament. Aldus beschouwd is de termijn van één jaar dus gaan lopen na oktober 2018 en nog niet voltooid op de dag van de dagvaarding.

Het beroep op verjaring, voor zover voor de beoordeling van de vorderingen 1 t.m. 3 van belang, faalt dus.

3.5.

Schending van het voorschrift van artikel 39 lid 1, eerste volzin Wna, te weten de vaststelling van de identiteit van de erflater door de notaris, leidt op grond van artikel 39 lid 5 Wna tot een gebrek aan authenticiteit; de notariële akte voldoet aldus dan niet aan de voorschriften die vereist zijn. Dit een en ander, zoals [eisers in conventie] c.s. terecht opmerken, heeft tot consequentie dat de uiterste wil vernietigbaar is. Dit is te lezen in artikel 4:109 lid 4 BW.

Deze door [eisers in conventie] c.s. gestelde schending heeft zich evenwel niet voorgedaan. Vast staat dat erflater al diverse malen voor [datum] de diensten van notariskantoor Eliens heeft betrokken, dat zijn identiteitsgegevens bij dit kantoor dan ook bekend waren, getuige onder meer uit het paspoortnummer dat vermeld staat in het testament; voorts dat, kandidaat-notaris Stivaktas in aanwezigheid van notaris Eliens op 22 oktober 2015 kennis heeft gemaakt met erflater, juist met het oog op het aanstaande bezoek van Stivaktas aan de zorginstelling van erflater ten einde het testament op te stellen en, tenslotte, dat de notariële handelingen van deze kandidaat-notaris Stivaktas steeds grotendeels geschiedden in aanwezigheid van echtgenote en kinderen van erflater.

Bij deze stand van zaken moet aanvaard worden dat de identiteit van erflater toereikend is vastgesteld door de kandidaat-notaris Stivaktas.

3.6.

Juistheid van de bewering van [eisers in conventie] c.s. dat de kandidaat-notaris Stivaktas één of meer onderdelen van het voorschrift van artikel 43 lid 1 Wna niet behoorlijk heeft nageleefd leidt niet tot het gevolg dat het testament authenticiteit mist. Blijkens lid 6 immers van dit artikel behoort niet naleving van één of meer van deze onderdelen niet tot een geval van niet-authenticiteit.

Ook op deze grond dus zijn de desbetreffende vorderingen van [eisers in conventie] c.s. niet toewijsbaar.

3.7.1.

Wat betreft de vordering onder 3 krijgen [eisers in conventie] c.s. wél gelijk. De motivering is aldus:

Om vast te stellen of de inhoud van het testament overeenkomt met de wil van erflater dient uitleg te volgen. In artikel 4:46 BW staat op welke wijze uitleg moet worden toegepast.

Van groot belang zijn de bewoordingen van de wil van erflater zoals deze in de notariële akte is neergelegd. Deze notariële akte is een authentieke akte in de zin van artikel 157 lid 1 Rv en heeft dwingende bewijskracht. Dit betekent dat de inhoud ervan voor waar moet worden aangenomen behoudens tegenbewijs; dit staat in artikel 151 Rv.

3.7.2.

In deze zaak echter is niet van doorslaggevend belang of erflater al dan niet die woorden gebezigd heeft zoals die opgetekend zijn door de notaris; wél doorslaggevend is of erflater met die woorden daadwerkelijk bedoeld heeft hetgeen de notaris genoteerd heeft.

Deze gedachtengang is te lezen in artikel 4: 46 lid 1 BW; bezien dient te worden welke verhoudingen erflater wenste te regelen en onder welke omstandigheden het testament is gemaakt.

3.7.1.

Bij de waardering van deze verhoudingen en die omstandigheden neemt de rechtbank de navolgende feitelijkheden in aanmerking.

- erflater heeft voorafgaand aan het laatste testament meermalen notarissen bezocht en testamenten/ levenstestamenten op laten stellen. In het merendeel van de gevallen werd erflater daarbij vergezeld en/of geadviseerd door [eisers in conventie] c.s. dan wel door [gedaagde in conventie] .

- zowel [eisers in conventie] c.s. als [gedaagde in conventie] hebben steeds persoonlijk en geldelijk belang gehad bij de inhoud van het testament. Die belangen waren minstgenomen niet steeds met elkaar in overeenstemming.

- de notarissen, laatstelijk mrs. Eliens en Stivaktas, hebben bij hun besprekingen van concepten van testamenten steeds toegelaten dat [eisers in conventie] c.s. en [gedaagde in conventie] inbreng hadden bij bespreking van de inhoud van het testament van erflater.

- aan het einde van de kantoordag op vrijdag 23 oktober 2015 heeft [gedaagde in conventie] telefonisch nog een wijziging doorgegeven aan het notariskantoor. Deze wijziging, die niet is doorgegeven door erflater zèlf, is verwerkt in een van de concepten.

- op de dag van het verlijden van het testament, maandag [datum] , heeft de kandidaat-notaris Stivaktas een tweetal concepttestamenten aangedragen aan erflater. Geen van beide is vóór die maandagochtend aan erflater ter beschikking gesteld en toegelicht. Onduidelijk is welke van deze twee concepttestamenten vervolgens geleid heeft tot het definitieve testament.

- het testament van [datum] verschilt wezenlijk van het testament van kort tevoren, te weten 14 oktober 2015. Niet helder is wat de beweegreden van erflater is geweest tot deze verandering op zo’n korte termijn; niet gebleken is dat notaris Eliens en/of kandidaat-notaris Stivaktas erflater daarnaar gevraagd heeft.

- [eisers in conventie] c.s. en [gedaagde in conventie] vinden beiden dat het zeer opmerkelijk is dat in het testament een bepaling voorkomt die begunstiging van de kinderen van [gedaagde in conventie] inhoudt. Beiden wisten niet beter dan dat erflater dit niet gewild heeft.

- In de beroepsgroep van notarissen pleegt het zogeheten Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening te worden gehanteerd.

In dat stappenplan staan een aantal indicatoren vermeld in welke gevallen de notaris aanleiding dient te hebben om te twijfelen of de cliënt in staat is tot een redelijke waardering van de inhoud van het testament. In totaal worden 13 indicatoren opgesomd; naar de opvatting van de rechtbank zijn van deze 13 indicatoren 11 indicatoren van toepassing op de situatie van erflater.

De rechtbank doelt op de navolgende 11 indicatoren:

- indien de cliënt op hoge leeftijd is;

- indien de administratie niet in eigen beheer is;

- indien de cliënt niet meer in staat is zelfstandig te wonen;

- indien de cliënt verblijft in een zorginstelling;

- indien er twijfels bestaan aan de weloverwogenheid van een gedaan verzoek;

- indien het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening van een ander dan de cliënt komt;

- indien instructies voor de inhoud van de akte door anderen dan de cliënt zijn vastgelegd;

- voor testamenten: indien een testateur frequenter dan voor hem te doen gebruikelijk een verzoek doet tot het aanpassen van een eerder testament;

- voor testamenten: naarmate de inhoud van een nieuw testament ingrijpender afwijkt van de inhoud van een eerder testament of de inhoud ongebruikelijk is;

- voor testamenten: indien de tijdspanne tussen het verzoek tot het opmaken van het testament en het verlijden daarvan zeer kort is zonder medische noodzaak;

- extra aandacht verdienen testamenten, schenkingen, overdrachten ouders-kinderen en de verstrekking van geldleningen.

In deze zaak is niet gebleken dat mrs Eliens en/of Staviktas acht hebben geslagen op aanwezigheid van deze 11 indicatoren en vervolgens stappen hebben genomen om uit te sluiten dat erflater niet ongewenst beinvloed is door de ene of de andere in het testament als erfgenaam of legataris aangewezen personen.

3.7.2.

Gelet op bovenstaande wordingsgeschiedenis van het testament, met name de omstandigheden voorafgaand aan en tijdens het verlijden van het testament, rijzen er bij de rechtbank sterke twijfels dat het testament een betrouwbare neerslag is van hetgeen erflater bedoeld heeft als zijn laatste wil. Die twijfels zijn zo sterk, dat aan het testament geen rechtgevolgen mogen worden verbonden.

De vordering sub 3 ligt dus voor toewijzing gereed.

3.7.3.

Aan de beoordeling van de vorderingen onder 4 en 5 wordt niet toegekomen, omdat de vordering sub 3 wordt toegewezen en de vorderingen subsidiair zijn ingesteld.

3.8.

Gelet op de te nemen beslissing, zoals verwoord in dit dictum ten aanzien van de vordering sub 3, behoeft de vordering sub 6 geen bespreking en beslechting. [eisers in conventie] c.s. hebben immers geen belang bij toewijzing van deze vordering.

3.9.

Ten aanzien van de vordering zoals ingesteld onder 7 van het petitum, te weten de geldvordering van € 44.987,75 overweegt de rechtbank het navolgende.

3.9.1

[eisers in conventie] c.s. stellen dat [gedaagde in conventie] in de periode van 2 december 2013 tot en met 13 oktober 2015 steeds met gebruikmaking van de pinpas van erflater bedragen heeft opgenomen van de bankrekeningen van erflater. Blijkens een overzicht dat als productie 29 in het geding is gebracht betreffen de contante opnames grotendeels bedragen van € 250,-- per keer. Het totaal van de in deze jaren opgenomen bedragen bedraagt volgens dat overzicht de som van € 17.529,--. [gedaagde in conventie] , aldus [eisers in conventie] c.s., was gemachtigd om over het banktegoed van beide banken, de Rabobank en de ING Bank, te beschikken maar had wel de verplichting om rekening en verantwoording af te leggen tegenover erflater. [gedaagde in conventie] echter heeft over deze geldopnamen nimmer rekening en verantwoording afgelegd, zo stellen zij.

3.9.2.

Bovendien heeft [gedaagde in conventie] , aldus [eisers in conventie] c.s., vanuit het vermogen van erflater op 4 december 2014 een bedrag van € 10.000,-- aan zichzelf overgemaakt.

3.9.3.

In de periode van 11 november 2014 tot en met 13 oktober 2015 wordt er door [gedaagde in conventie] , aldus [eisers in conventie] c.s., ten laste van de rekeningen van erflater een totaalbedrag van € 13.350,--overgemaakt naar de bankrekeningen van [gedaagde in conventie] bij de Rabo en de ING Bank.

3.9.4.

Tot slot stellen [eisers in conventie] c.s. dat [gedaagde in conventie] een groot aantal kosten heeft betaald vanuit de bankrekeningen van erflater welke kosten voor haar eigen rekening dienen te komen. [eisers in conventie] c.s. verwijzen naar een opstelling die zich bij de stukken bevindt onder productie 29; het totaal van deze kosten, gemaakt in de periode van 12 december 2013 tot en met 15 december 2015, bedraagt het bedrag van € 4.108,75.

3.9.5.

Naar de opvatting van [eisers in conventie] c.s. bestaat er geen toereikende grondslag voor deze pinopnamen, betalingen en overschrijvingen; zij menen dat [gedaagde in conventie] gehouden is om het totaal van deze bedragen aan de nalatenschap te vergoeden. Zij wijzen erop dat niet duidelijk is voor welk doel [gedaagde in conventie] de gepinde bedragen heeft aangewend en dat zij er dus vanuit gaan dat de gelden aan haarzelf ten goede zijn gekomen. Zij stellen dat de kosten van huishouding steeds door erflater zelf werden gedragen; hij betaalde de kosten van gas, water en licht, facturen van telefonie, verzekeringen, gemeentebelastingen et cetera.

3.9.6.

Op grond van artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden zoals deze van toepassing waren op het huwelijk van erflater en [gedaagde in conventie] dienden de kosten van de huishouding te worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid en voor zover deze inkomens ontoereikend zijn uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan. Van een evenredige bijdrage door [gedaagde in conventie] is dan ook geen sprake.

Voorts benadrukken [eisers in conventie] c.s. dat [gedaagde in conventie] rekening en verantwoording heeft af te leggen van haar beheer, zoals zij dat gevoerd heeft op basis van het levenstestament van 24 februari 2014.

3.10.

Wat betreft de pinopnames en de overschrijvingen stelt [gedaagde in conventie] zich op het standpunt dat die contante opnames dienden voor haar levensonderhoud en dat de overschrijvingen in overleg met erflater zijn gebeurd. Zij sprak regelmatig met erflater over financiën, getuige onder meer productie 10 bij dagvaarding; zij heeft nooit bankbescheiden achtergehouden voor erflater en erflater stelde er nooit belang in om zelf kennis te nemen van de afschriften van zijn bankrekening.

3.11.

De rechtbank deelt deze opvatting van [gedaagde in conventie] . De pinopnames betreffen steeds geringe bedragen die passen in bestrijding van de normale kosten van levensonderhoud. De opnames passen ook alleszins in het huwelijksgoederen regime zoals die gold tussen erflater en [gedaagde in conventie] . [eisers in conventie] c.s. hebben onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die doen inzien dat dit anders zou zijn.

[gedaagde in conventie] hoeft dus geen rekening en verantwoording af te leggen voor deze reeks van pinopnames.

3.12.

Dit geldt evenmin voor de gestelde overboekingen ter hoogte van € 13.350,--. Blijkens enkele overschrijvingskaarten, zoals deze in kopie als productie 30 in het geding zijn gebracht, hadden deze overboekingen kennelijk het karakter van bijdrage in het huishouden van [gedaagde in conventie] . Uit de summiere onderbouwing van de gestelde overboekingen kan de rechtbank niet afleiden dat dit karakter onjuist is. [eisers in conventie] c.s. stellen terecht dat [gedaagde in conventie] gehouden was om aan erflater rekening en verantwoording af te leggen over haar beheer en de beschikking over bankrekeningen van erflater; aan de andere kant kan aan het niveau en diepgang van deze rekening en verantwoordingsplicht van een echtgenoot ten opzichte van de andere echtgenoot niet al te hoge eisen worden gesteld. In aanmerking genomen dat de overgeboekte bedragen verband houden met het huishouden, dat erflater - ook in deze periode - regelmatig met [gedaagde in conventie] sprak over geldkwesties, dat erflater te kennen heeft gegeven op 30 april 2014 (zie hierboven onder 3.2.5.) voortaan zèlf de financiële administratie ter hand te gaan nemen en het hem vrijstond om zelf bankbescheiden in te zien en te controleren, dient in alle redelijkheid geconcludeerd te worden dat [gedaagde in conventie] zich steeds voldoende gekweten heeft van haar verplichting tot rekening en verantwoording.

3.13.

Wat betreft de betaling van € 10.000,-- van de bankrekening van erflater naar die van [gedaagde in conventie] is door [gedaagde in conventie] onbetwist gesteld dat deze overschrijving plaatsvond in opdracht van erflater en in diens aanwezigheid. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat erflater goedkeuring heeft gegeven aan deze betaling. Dit betekent dat [gedaagde in conventie] geen rekening en verantwoordingsverplichting over deze overboeking heeft en evenmin een terugbetalingsplicht.

3.14.

[gedaagde in conventie] heeft zich niet verweerd tegen de vordering van [eisers in conventie] c.s. zoals hierboven onder 3.9.4. uiteengezet.

Daarom is deze vordering toewijsbaar zoals hierna in de beslissing verwoord. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum zoals gevorderd, omdat deze nevenvordering niet tegengesproken is.

3.15.

[eisers in conventie] c.s. vorderen tevens veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van een bedrag van € 1.224,88 aan buitengerechtelijke kosten. Aan deze vordering ontbreekt evenwel iedere onderbouwing. Daarom wordt deze post afgewezen als niet gegrond.

3.16.

De vordering in reconventie wordt afgewezen omdat de grondslag van deze vordering afwezig is. De rechtbank verwijst hier naar de uitkomst van het conventionele geding.

3.17.

De rechtbank ziet in de relatie tussen partijen en de uitkomst van de procedure aanleiding om de proceskosten tussen hen te compenseren, zo dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4De beslissing

De rechtbank:

in conventie

4.1.

verklaart voor recht dat de inhoud van het testament van erflater van [datum] niet overeenstemt met de (uiterste) wil van erflater, om welke reden dit testament geen rechtsgevolgen heeft,

4.2.

veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eisers in conventie] c.s. de som van € 4.108,75 te voldoen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2016 tot de dag van de gehele voldoening,

4.3

verklaart deze veroordeling tot betaling van het geldbedrag uitvoerbaar bij voorraad,

4..4. wijst af het meer of anders gevorderde.

in reconventie

4.5.

wijst de vordering af.

in conventie en reconventie:

4.6.

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733