Rechtbank Zeeland-West-Brabant 02-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4616

Datum publicatie24-10-2019
ZaaknummerC/02/359638 / JE RK 19-1093
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMiddelburg
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW; Wachttijden
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Hoewel de ondertoezichtstelling op de vorige zitting slechts voor beperkte duur is toegewezen omdat er geen gezinsmanager beschikbaar was, heeft GI 3 maanden later nog steeds geen gezinsmanager beschikbaar en daar is ook geen zicht op. OTS wederom voor korte periode toegewezen. Indien over 3 maanden nog geen gezinsmanager beschikbaar is, dient GI in overweging te nemen om verzoek in te trekken. Als GI dit niet doet, moet zij het verzoek sterk onderbouwen. Ook dient GI de alternatieven (vervanging GI) te hebben onderzocht.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Middelburg

zaakgegevens : C/02/359638 / JE RK 19-1093

datum uitspraak: 2 oktober 2019

nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),

gevestigd te Roosendaal,

betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2012 te Nijmegen, hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. J.J. van Vliet te Nijmegen,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te Wijchen.

Het nadere procesverloop


Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter van 2 juli 2019 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;

- de brief van de GI van 10 september 2019.

Op 2 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de moeder, bijgestaan door mr. Van Vliet,

- de vader,

- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige] woont bij de moeder.

Bij beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 4 juli 2017 en tot 4 juli 2018. Bij beschikking van 2 juli 2019 is de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd tot 4 oktober 2019.

Het verzoek


De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 4 juli 2019 en tot 4 juli 2020.

Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met ingang van 4 oktober 2019 en tot 4 juli 2020.

De standpunten

De GI verontschuldigt zich voor het feit dat er nog steeds geen gezinsvoogd beschikbaar is voor dit gezin en dat er ook niet bekend is wanneer er wel een gezinsvoogd beschikbaar zal zijn. Er is sprake van een landelijk tekort aan jeugdzorgwerkers en de rechtbank is hiervan op de hoogte. Hoewel de GI heeft overwogen om het resterende verzoek om deze reden in te trekken, is de GI van mening dat [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd wordt in haar ontwikkeling en dat beëindiging van de ondertoezichtstelling derhalve onverantwoord zou zijn. De GI handhaaft daarom het verzoek.

Door de vader wordt onvrede geuit over de langdurige afwezigheid van een gezinsvoogd. De moeder komt haar afspraken met betrekking tot de informatieregeling niet na en er is nu niemand die de moeder hierop kan aanspreken. Met betrekking tot deze informatieregeling geeft de vader aan dat hij wil dat de moeder, zoals afgesproken, eens in de twee maanden via de mail een update geeft over hoe het gaat met [minderjarige] en ook geeft hij aan dat hij graag af en toe een filmpje van [minderjarige] zou willen ontvangen.

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het resterende verzoek van de GI. Er is volgens de moeder niet langer sprake van een ontwikkelingsbedreiging. [minderjarige] doet het beter op school en zit beter in haar vel sinds de hulpverlening niet langer betrokken is. Indien slechts het contactherstel met de vader als argument wordt gebruikt om de ondertoezichtstelling te verlengen, wordt voorbij gegaan aan de uitspraak van de hoge raad van 21 april 2016 (ECLI:NL:HR:2017:766), waarin wordt gesteld dat slechts het ontbreken van een omgangsregeling onvoldoende grond is voor een (verlenging van een) ondertoezichtstelling. Aangezien er verder geen zorgen zijn over [minderjarige] dient het resterende verzoek dan ook te worden afgewezen.

De moeder heeft ter zitting toegezegd de informatieregeling te zullen nakomen en tevens bij de informatieverstrekking (een keer in de twee maanden) een filmpje van [minderjarige] te voegen. Zij zal deze mailen naar de GI, ter zitting is nog onbekend naar wie, die deze vervolgens zal doorsturen naar de vader. Tevens zal de moeder zich melden bij het sociaal wijkteam in haar woonplaats teneinde hulpverlening via die weg te verkrijgen.

De beoordeling

De kinderrechter stelt voorop dat het niet bevorderlijk is voor het proces dat er al langere tijd geen gezinsvoogd betrokken is bij het gezin. De ouders zijn al lange tijd in een strijd verwikkeld waarbij zij onderling niet in staat zijn te communiceren of afspraken te maken over zaken aangaande [minderjarige] . De kinderrechter heeft daarom reeds in 2017 geoordeeld dat gedwongen hulpverlening ingezet diende te worden in verband met de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Deze noodzaak werd op de vorige zittingen steeds opnieuw aangenomen, maar toch blijkt dat er al langere tijd geen hulpverlening geboden wordt vanuit de GI. Hoewel de kinderrechter op de hoogte is van de landelijke problematiek omtrent het tekort aan jeugdzorgwerkers, vindt zij deze situatie zeer zorgelijk.

De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd wordt in haar ontwikkeling en dat de ondertoezichtstelling derhalve nog steeds noodzakelijk is. De kinderrechter volgt de moeder niet in haar standpunt dat slechts de afwezigheid van een contactregeling tussen de vader en [minderjarige] de ontwikkelingsbedreiging vormt. Naast de verschillende standpunten die de ouders hebben over de vraag of er al dan niet een contactregeling moet worden vastgesteld, zijn er immers nog meer zorgen. Ten eerste vormt het uitblijven van contact tussen [minderjarige] en haar vader een belemmering voor haar identiteitsontwikkeling. Zij heeft haar vader al enkele jaren niet gezien en kan zich daardoor geen objectief beeld van hem vormen. Indien, zoals de moeder verklaart, [minderjarige] geen contact met de vader kan verdragen, dient gekeken te worden naar hulpverlening voor [minderjarige] . Er heerst namelijk ook nog steeds onduidelijkheid over de vraag waar de weerstand van [minderjarige] vandaan komt en of hulpverlening op dat gebied in het kader van traumaverwerking (EMDR) nog nodig is. Tot slot zijn de ouders niet in staat om onderling afspraken te maken over andere zaken, zoals bijvoorbeeld de informatieregeling. Deze vier omstandigheden, de ontbrekende contactregeling, de gevolgen daarvan voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] , het ontbreken van hulpverlening voor [minderjarige] in het kader van traumaverwerking en het onvermogen van de ouders om te communiceren over andere zaken aangaande [minderjarige] , maken dat zij nog steeds ernstig bedreigd wordt in haar ontwikkeling. De kinderrechter zal het verzoek derhalve toewijzen.

De kinderrechter beperkt echter de duur van de ondertoezichtstelling. Aangezien er momenteel nog steeds geen gezinsvoogd beschikbaar is om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling, vindt de kinderrechter het belangrijk dat er wederom een vinger aan de pols gehouden wordt. Het verzoek zal daarom voor drie maanden worden toegewezen onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Zij verwacht van de GI dat deze voor ondergenoemde zittingsdatum een update zal geven van de vorderingen in de ondertoezichtstelling, waarbij tevens gemotiveerd dient te worden aangegeven of de GI haar verzoek handhaaft, mocht er nog altijd geen gezinsvoogd beschikbaar zijn. In die situatie zal tevens door de GI moeten worden aangetoond dat alternatieven (zoals een overdracht aan een andere GI) zijn onderzocht.

Gelet op het feit dat zowel de advocaat van de moeder als de vader ver moeten reizen om de zitting bij te wonen, verzoekt de kinderrechter de GI met klem om deze update uiterlijk 2 weken voor de zittingsdatum te verstrekken.

De beslissing

De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 4 oktober 2019 en tot 4 januari 2020;

verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;

houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de zitting van 20 december te 13:30 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die zitting voor (de advocaat van) de moeder, de vader en de GI;

behoudt zich verder iedere beslissing voor.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Hout, als griffier.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 oktober 2019.

(SH)

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733