Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15-10-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4581

Datum publicatie21-10-2019
ZaaknummerC/02/362778 / FA RK 19-4519
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Vovo art. 822 Rv;
Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorzieningen verzoek om een ‘birdnesting’-regeling is een verzoek ex art. 822 Rv. Afwijzing want teveel contra-indicaties. Het gaat om een zeer jong kind, dat vanwege haar jonge leeftijd veel zorg nodig heeft. Continuïteit en voorspelbaarheid zijn in de verzorging belangrijk. De verhoudingen tussen partijen zijn op zijn minst gespannen, en er zijn onvoldoende alternatieve woonmogelijkheden voor beide partijen op de momenten dat er niet in de echtelijke woning kan worden verbleven.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Breda

Zaaknummer: C/02/362778 / FA RK 19-4519

beschikking betreffende voorlopige voorzieningen

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. A. van Vliet,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. N.J.R.M. Elings.

1. Het verloop van het geding

1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:

- het op 6 september 2019 ontvangen verzoek met bijlagen;

- het op 7 oktober 2019 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken.

1.2. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 8 oktober 2019. Tijdens de zitting waren partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaat. De vrouw is ter zitting bijgestaan door een tolk Marokkaans-Arabische taal, de heer [naam tolk] . Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de raad.

2De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat,

- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar;

- toevertrouwing van de minderjarige aan haar.

De man verzoekt, samengevat,

- vaststelling dat de minderjarige in de echtelijke woning blijft wonen zonder dat zij aan een van haar ouders wordt toevertrouwd;

- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

(hierna te noemen: zorgregeling).

3De beoordeling

3.1.

Vanwege de nationaliteit van partijen en de huwelijksplaats heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld en is daarbij van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt. Op de door partijen gedane verzoeken is Nederlands recht van toepassing.

3.2.

De vrouw verzoekt het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te wijzen, alsmede de minderjarige aan haar toe te vertrouwen. Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft de vrouw uiteengezet dat zij vanwege haar huwelijk met de man een voorlopige verblijfsvergunning heeft. Zij stelt dat het voor de toekomst van haar en de minderjarige in Nederland van belang is dat zij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt toegewezen in combinatie met toevertrouwing van de minderjarige aan haar. Wanneer de verzoeken van de vrouw niet worden toegewezen, zal dit tot gevolg kunnen hebben dat zij haar verblijfstitel in Nederland kan verliezen. In ieder geval zal zij niet in staat zijn om een bijstandsuitkering aan te vragen, waardoor het voor haar niet mogelijk is om financieel onafhankelijk van de man een toekomst in Nederland op te bouwen. Daarbij komt dat de vrouw vanwege haar verblijfstatus, gebrek aan financiële middelen en de omstandigheid dat zij geen familie in Nederland heeft, geen mogelijkheden heeft om tijdelijk onderdak elders te verkrijgen. Verder merkt de vrouw nog op dat zij sinds de geboorte van de minderjarige de hoofdverzorgende ouder is geweest en dat het daarom in het belang van de minderjarige is, dat zij aan haar wordt toevertrouwd.

Voor wat betreft het verzoek van de man betreffende een regeling waarbij ieder van partijen de woning om de week gebruikt en de minderjarige in de woning kan blijven wonen tot partijen ieder over een eigen (huur)woning beschikken (‘birdnesting’) heeft de vrouw aangegeven dat de verhoudingen tussen partijen zodanig zijn verstoord dat een dergelijke regeling niet in het belang van de minderjarige moet worden geacht. De vrouw stelt dat de man onvoorspelbaar, agressief en paranoïde gedrag vertoont en dat de relatie van partijen onder druk is komen te staan door de gokverslaving van de man. Bovendien verhoudt ‘birdnesting’ zich niet tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dat voor haar noodzakelijk is.

3.3.

De man verweert zich tegen de verzoeken van de vrouw. Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man vast te stellen dat de minderjarige in de echtelijke (huur)woning blijft wonen, zonder dat zij aan een van haar ouders wordt toevertrouwd. Tevens verzoekt de man een zorgregeling vast te stellen voor de periode dat partijen nog niet ieder over een eigen (huur)woning beschikken, waarbij partijen om en om in de echtelijke woning verblijven en voor de minderjarige zorgen (‘birdnesting’) conform een tweewekelijks stramien, afgestemd op het werkrooster van de man. De man is van mening dat de beoordeling van het verzoek omtrent het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw los moet staan van de gestelde complicaties in verband met de verblijfsstatus van de vrouw. Het verzoek moet uitsluitend getoetst worden aan het belang van de minderjarige en het is in haar belang dat zij in haar vertrouwde omgeving kan verblijven en door beide ouders wordt verzorgd. De man ontkent de aantijgingen van de vrouw betreffende agressief, onvoorspelbaar en paranoïde gedrag en het bestaan van een gokverslaving. Wat de man betreft kunnen partijen uitvoering geven aan de door hem voorgestelde birdnesting-regeling en is dit de enige reële optie, omdat de man geen mogelijkheden heeft om op korte termijn een andere woonruimte te vinden. Als de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning krijgt toegewezen, staat de man op straat. Het zou wel voor beide partijen, dus ook voor de vrouw, mogelijk moeten zijn om ter uitvoering van de birdnesting-regeling enkele nachten per week bij vrienden op de bank te slapen.

3.4.

Door de raad is ter zitting geadviseerd dat birdnesting niet in het belang van de minderjarige moet worden geacht. Tussen partijen bestaat zoveel verschil van visie, onder andere over hoe zij zich tot elkaar verhouden in het huwelijk en over wat er tijdens het huwelijk is voorgevallen, dat dit alleen al een verantwoorde uitvoering van birdnesting in de weg staat. De raad is van mening dat een zorgregeling, waarbij de minderjarige ten minste twee dagdelen in de week gedurende een dagdeel door de man wordt verzorgd, in het belang van de minderjarige kan worden geacht.

3.5.

De rechtbank overweegt dat een ‘birdnesting’-regeling bij wijze van een voorlopige zorgregeling binnen het kader van artikel 822 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden bepaald, zoals recent is gebeurd in een uitspraak van deze rechtbank (ECLI:NL:RBZWB:2019:3953). De casuïstiek in die zaak is echter zozeer verschillend van de situatie in de hiervoor genoemde uitspraak, dat een vergelijking mank gaat. Zo gaat het in dit geval om een zeer jong minderjarig kind ( [leeftijd kind] ), die vanwege haar jonge leeftijd veel zorg nodig heeft en voor wie continuïteit en voorspelbaarheid in de verzorging belangrijk zijn, zijn de verhoudingen tussen partijen op zijn minst gespannen te noemen, en zijn er onvoldoende mogelijkheden voor beide partijen om in een andere woonruimte om te verblijven op de momenten dat er niet in de echtelijke woning kan worden verbleven. Er zijn daarom teveel contra-indicaties voor een geslaagde birdnesting-regeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat, vanuit het belang van de minderjarige gezien, de situatie dat partijen gezamenlijk om-en-om de woning blijven gebruiken niet aan de orde is. Dit leidt ertoe dat het zelfstandige verzoek van de man wordt afgewezen en de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de door de vrouw gedane verzoeken.

3.6.

De rechtbank zal het verzoek van de vrouw betreffende de toevertrouwing van de minderjarige als overigens onweersproken toewijzen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de vrouw sinds de geboorte van de minderjarige de hoofdverzorgende ouder is geweest. Daarom wordt de toevertrouwing aan de vrouw in het belang van de minderjarige geacht. Met betrekking tot het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, overweegt de rechtbank dat als onbetwist is komen vast te staan dat de vrouw vanwege gebrek aan alternatieve verblijfsmogelijkheden een gerechtvaardigd belang bij toewijzing van haar verzoek heeft. De vrouw verblijft sinds 3,5 jaar in Nederland, zij is de Nederlandse taal niet machtig, zij heeft geen familie in Nederland die haar kan ondersteunen en zij heeft geen inkomen uit arbeid. Weliswaar heeft toewijzing van het verzoek ingrijpende gevolgen voor de man, maar hij heeft meer mogelijkheden dan de vrouw om op korte termijn elders onderdak en op langere termijn een passende alternatieve woonruimte te vinden. Ter zitting is gebleken dat de man sinds 1980 in Nederland woont en dat hij familie in de buurt heeft wonen en een opgebouwde vriendenkring heeft. Tevens beschikt de man over inkomen uit arbeid.

Het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen, met dien verstande dat de man voor 5 november 2019 de echtelijke woning moet hebben verlaten. De vrouw heeft ter zitting medegedeeld ermee akkoord te zijn dat ingeval van toewijzing van haar verzoek de man een korte periode de tijd krijgt om onderdak elders te regelen.

3.7.

Weliswaar heeft de rechtbank hiervoor geoordeeld dat de door de man verzochte zorgregeling niet voor toewijzing in aanmerking komt, maar dit laat onverlet dat een andere zorgregeling wel in het belang van de minderjarige wordt geacht. De vrouw heeft ter zitting aangegeven geen bezwaar te zien in het feit dat de man een deel van de zorg voor de minderjarige voor zijn rekening neemt. Daarom zal de rechtbank in lijn met het advies van de raad een zorgregeling vaststellen waarbij de man regelmatig gedurende een dagdeel de zorg voor de minderjarige voor zijn rekening neemt. Gebleken is dat het werkrooster van de man bestaat uit tien dagen: twee dagen ochtenddienst, twee dagen middagdienst, twee dagen avonddienst en daarna vier dagen vrij. De rechtbank stemt de zorgregeling op dit werkrooster af, en bepaalt dat de man de zorg over de minderjarige zal hebben:

- gedurende de eerste dag van de ochtenddienst van 16.00 uur tot 19.00 uur;

- gedurende de tweede dag van de middagdienst van 08.30 uur tot 12.00 uur;

- gedurende de tweede dag van de vier vrije dagen van 08.30 uur tot 12.00 uur.

4De beslissing

De rechtbank

bepaalt dat de vrouw met ingang van 5 november 2019 bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, gelegen aan de [adres echtelijke woning] te [woonplaats] en de zich daarin bevindende inboedelgoederen, en beveelt de man die woning vóór 5 november 2019 te verlaten en deze verder niet te betreden;

bepaalt dat aan de vrouw wordt toevertrouwd de minderjarige [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;

bepaalt dat de man en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact:

- gedurende de eerste dag van de ochtenddienst van de man van 16.00 uur tot 19.00 uur,

- gedurende de tweede dag van de middagdienst van de man van 08.30 uur tot 12.00 uur,

- gedurende de tweede dag van de vier vrije dagen van de man van 08.30 uur tot 12.00 uur;

weigert het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van

mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733