Rechtbank Oost-Brabant 27-09-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:5581

Datum publicatie01-10-2019
ZaaknummerC/01/349417 / KG ZA 19-502
ProcedureKort geding
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind; Zorgregeling / omgang / informatie; Gezagsgeschil 1:253a BW;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen vervangende toestemming voor inschrijven kind aan basisschool in nieuwe woonplaats van vrouw nadat vrouw zonder toestemming van man is verhuisd. Voorzieningenrechter: de wijze waarop toestemming (achteraf) van man min of meer is afgedwongen is van belang. Vzr heeft indruk dat vrouw zonder overleg met man keuzes maakt, die door man en dochter maar moeten worden geaccepteerd evenals de consequenties van die keuzes. De man dient niet te worden 'vervangen' door degene die de vaderrol inneemt in nieuwe gezin van moeder.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/349417 / KG ZA 19-502

Vonnis in kort geding van 27 september 2019

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. P.P.J. de Bruijn te 's-Hertogenbosch,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. G.L. Brokking-van Alphen te Valkenswaard.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 12 augustus 2019 met producties, genummerd 1 tot en met 5;

  • de brief van mr. Brokking-van Alphen van 10 september 2019, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 11 september 2019, tevens houdende aankondiging eis in reconventie met producties, genummerd 1 tot en met 4;

  • de mondelinge behandeling ter zitting van 13 september 2019;

  • de pleitnota van mr. De Bruijn;

  • de pleitnota van mr. Brokking-van Alphen, tevens conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie;

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen zijn gehuwd geweest. Tijdens hun huwelijk woonden partijen in [woonplaats] . Uit het huwelijk van partijen is op [geboortedatum] hun dochter [naam dochter] (hierna: [naam dochter] ) geboren.

2.2.

Partijen zijn op 15 augustus 2017 gescheiden. Ter gelegenheid van hun echtscheiding hebben partijen een ouderschapsplan gemaakt. Daarin is, voor zover in dit geding van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 1-Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag

Artikel 1.1

De ouders achten het in het belang van [naam dochter] dat zij na de scheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over haar blijven uitoefenen. (…)

(…)

Artikel 2-Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort

[naam dochter] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder en zal op haar adres in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven staan. (…)

Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden.

(…)

Artikel 3-Verzorging en opvoeding

Artikel 3.1 Zorg-/ contactregeling

De ouders zijn de een zorg- / contactregeling overeengekomen zoals beschreven in bijlage A.

(…)

Artikel 3.2 Vervoer

De ouder bij wie [naam dochter] het laatst verbleef, brengt [naam dochter] naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden.

(…)

Artikel 3.5 Schoolkeuze

Een keuze voor een (type) school maken de ouders gezamenlijk. (…)

2.3.

Partijen zijn in “Bijlage A” onder meer het volgende overeengekomen over het verblijf van [naam dochter] :

dag (vanaf 9.30 uur) avond (vanaf 20.00 uur nacht (tot 9.30 uur)

maandag moeder moeder moeder

dinsdag moeder moeder moeder

woensdag moeder moeder moeder

donderdag vader vader moeder

vrijdag moeder vader vader

zaterdag vader vader vader

zondag vader moeder moeder

maandag moeder moeder moeder

dinsdag moeder moeder moeder

woensdag moeder moeder moeder

donderdag vader vader vader

vrijdag vader moeder moeder

zaterdag moeder moeder moeder

zondag moeder moeder moeder

2.4.

Na de scheiding is de vrouw met [naam dochter] naar [plaats] verhuisd. Op 28 oktober 2018 hebben partijen [naam dochter] aangemeld bij Basisschool “ [naam school] ” te [plaats] (productie 2 van mr. Brokking-van Alphen).

2.5.

In maart 2019 is de vrouw met [naam dochter] naar [woonplaats] verhuisd, alwaar zij is gaan samenwonen met haar nieuwe partner en diens dochter.

3Het geschil in conventie

3.1.

De vrouw vordert –samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [naam dochter] uit de schrijven van basisschool “ [naam school] ” in [plaats] en haar als leerling in te schrijven op de Openbare Basisschool [naam school 2] , gevestigd aan de [adres] te [plaats] .

3.2.

De vrouw legt hieraan –kort weergegeven- het volgende ten grondslag.

Nu de vrouw met [naam dochter] in [woonplaats] woont, vindt zij het uit praktisch en sociaal oogpunt niet realistisch en niet in het belang van [naam dochter] om [naam dochter] in [plaats] naar school te laten gaan. [naam dochter] groeit immers op in [woonplaats] en heeft daar haar sociale omgeving waarin school een belangrijke rol gaat spelen. Naschoolse activiteiten met klasgenootjes en vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt gaan zich ook afspelen in [woonplaats] . Door het vermoeiende en tijdrovende heen en weer reizen tussen [woonplaats] en [plaats] zou [naam dochter] daaraan niet of minder goed/ uitgerust kunnen deelnemen. De man weigert echter toestemming te geven voor de uitschrijving van [naam dochter] bij basisschool [naam school] te [plaats] en voor de inschrijving bij basisschool [naam school 2] te [woonplaats] . Medio oktober 2019 gaat [naam dochter] voor het eerst naar school. Gelet hierop heeft de vrouw een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

3.3.

De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4Het geschil in reconventie

4.1.

De man vordert in reconventie –samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

te bepalen dat [naam dochter] voorlopig haar hoofdverblijf zal hebben bij de man en met de vrouw een voorlopige contactregeling zal gelden, in dier voege, dat [naam dochter] in de eerste week van maandagmiddag tot woensdagmiddag, en in de tweede week van zaterdagochtend tot woensdagmiddag bij de vrouw zal verblijven, althans een voorlopige contactregeling in dier voege, dat [naam dochter] in de eerste week van woensdagmiddag en in de tweede week ook van woensdagmiddag tot maandagochtend bij de man zal verblijven, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen voorlopige regeling te treffen, waarbij [naam dochter] in [plaats] naar school zal gaan.

4.2.

De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De beoordeling in conventie

5.1.

Anders dan de man is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door de vrouw ingestelde vordering zich leent voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij deze vordering, die ertoe strekt om [naam dochter] vóór haar vierde verjaardag op [datum] 2019 in te schrijven bij een basisschool in [woonplaats] zodat [naam dochter] vanaf haar vierde verjaardag naar school kan. Weliswaar is [naam dochter] pas leerplichtig op het moment dat zij vijf jaar wordt, maar het is in Nederland gebruikelijk en het moet ook in het belang van [naam dochter] worden geacht om vanaf de vierde verjaardag naar school te gaan. Het ligt dan niet in de rede om een bodemprocedure af te wachten.

5.2.

Uit de zinsnede van het What’s appbericht van de man aan de vrouw op 26 september 2018 “Dat is idd jouw keuze om die kant op te gaan Maar [naam dochter] zal idd hier in [plaats] naar school blijven gaan” blijkt genoegzaam dat de man aan de verhuizing van de vrouw naar [woonplaats] de voorwaarde heeft gesteld dat [naam dochter] in [plaats] de basisschool zou gaan bezoeken. Uit de reactie van de vrouw “Jaa zeker” blijkt vervolgens onmiskenbaar dat de vrouw met de voorwaarde van de man heeft ingestemd. Hierop hebben partijen op 28 oktober 2018 [naam dochter] ook daadwerkelijk ingeschreven op basisschool “ [naam school] ” te [plaats] .

5.3.

Nadien heeft de vrouw de man nog enkele What’s appberichten doen toekomen waarin zij de tussen partijen gemaakte afspraak over het schoolbezoek van [naam dochter] te [plaats] bevestigt. Zo bericht de vrouw op 9 november 2018 “ [naam dochter] blijft idd gewoon in [plaats] op school” en op 18 maart 2019 “Ik maak er ook geen probleem van dat ik voor jou [naam dochter] in [plaats] na school laat gaan” Ter zitting heeft de vrouw overigens ook zelf verklaard dat toen zij aan de man aangaf dat zij zou gaan verhuizen, de man “moeilijk” deed over de school van [naam dochter] .

5.4.

Van feiten of omstandigheden die maken dat de vrouw niet langer aan de door partijen gemaakte afspraak kan worden gehouden, is de voorzieningenrechter voorshands niet gebleken. Dat de vrouw relatief lang met [naam dochter] moet reizen om haar naar school te brengen is een feit dat bekend was toen partijen de schoolkeuze voor [naam dochter] maakten en waar de vrouw bij het maken van de afspraak met de man rekening had kunnen houden. Uit de What’s appberichten van de vrouw aan de man blijkt dat de vrouw zich terdege bewust was van de reisafstand en desondanks de keuze heeft gemaakt om in [woonplaats] te gaan wonen. Zo bericht de vrouw op 29 augustus 2018 aan de man “Ik moest ook driekwartier fietsen of in een busje naar school (…) Is 40 min maar hè En ja dat heb ik voor jou over”

5.5.

De vrouw heeft ter adstructie van haar standpunt dat [naam dochter] beter af is op een school in de buurt van [woonplaats] ( [plaats] ) dan op een school in [plaats] , nog aangegeven dat de primaire sociale omgeving van [naam dochter] zich inmiddels in [woonplaats] bevindt en niet langer in [plaats] en omgeving, te meer nu [naam dochter] het goed kan vinden met de dochter van de nieuwe partner van de vrouw die ook in [plaats] naar school gaat. De voorzieningenrechter volgt de vrouw niet in dit standpunt. Dat [naam dochter] het goed kan vinden met de dochter van de nieuwe partner van de vrouw maakt nog niet dat de sociale omgeving van [naam dochter] zich inmiddels concentreert te [woonplaats] . Vast staat immers dat de grootouders van [naam dochter] in [plaats] en omgeving wonen. Bovendien woont de tante van [naam dochter] bij de school om de hoek. Zodra [naam dochter] in [plaats] naar school gaat, zal haar sociale omgeving zich nog meer rond [plaats] concentreren.

5.6.

De voorzieningenrechter merkt tenslotte nog het navolgende op. De vrouw is zonder voorafgaande toestemming van de man eerst naar [plaats] en vervolgens naar [woonplaats] verhuisd. De man is achteraf met deze verhuizingen (onder voorwaarden) akkoord gegaan. Anders dan de raadsman van de vrouw heeft betoogd, is de wijze waarop de toestemming van de man min of meer is afgedwongen wel degelijk van belang. De voorzieningenrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de vrouw zonder overleg met de man keuzes maakt, welke keuzes volgens de vrouw door de man en ook door [naam dochter] maar moeten worden geaccepteerd evenals de consequenties van die keuzes. Eerst kiest de vrouw zonder overleg met de man ervoor naar [woonplaats] te verhuizen. Vervolgens komt zij naar eigen zeggen tot de conclusie dat het lastig is dat [naam dochter] , zoals afgesproken, naar [plaats] naar school zal gaan en moet de man volgens de vrouw maar accepteren dat [naam dochter] in [woonplaats] naar school gaat. Overleg zit blijkbaar niet in de genen van de vrouw. De voorzieningenrechter vreest dat het contact tussen de man en [naam dochter] steeds minder zal worden in het geval de keuzes van de vrouw en de consequenties die die keuzes volgens de vrouw zouden moeten hebben, worden gevolgd. Illustratief in dit verband was, wat de voorzieningenrechter betreft, dat de raadsman van de vrouw benadrukte dat [naam dochter] inmiddels een zeer goed contact heeft met de dochter van de huidige vriend van de vrouw welke dochter door de raadsman steeds met “halfzus” werd aangeduid. De presentatie namens de vrouw geeft een beeld van een zeer gelukkig gezin in [woonplaats] , waarbij de man en zijn familie niet meer nodig zijn. Dat mag voor de vrouw zelf zo zijn, maar dat geldt niet voor [naam dochter] . Zij dient te weten wie haar vader is en zij dient regelmatig contact met de man en zijn familie te hebben. De voorzieningenrechter vreest dat de vrouw, in het geval zij wederom haar zin zou kunnen doordrukken en [naam dochter] naar school in [woonplaats] zou kunnen gaan, wordt bevestigd in haar idee dat overleg met de man niet hoeft en zij, zonder de man daarin te kennen, haar leven en het leven van [naam dochter] zo vorm kan geven als zij dat wil en daarbij geen rekening hoeft te houden met het belang van [naam dochter] dat zij intensief contact blijft houden met de man. De man dient niet te worden “vervangen” door degene die de vader rol inneemt in het nieuwe gezin van moeder.

5.7.

De slotsom is dat de vordering van de vrouw in conventie voor afwijzing gereed ligt.

5.8.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6De beoordeling in reconventie

6.1.

De man stelt zich op het standpunt dat partijen ná het opmaken van het ouderschapsplan, onderling de volgende zorg- en contactregeling zijn overeengekomen.

Ochtend Middag Avond

Maandag moeder moeder moeder

Dinsdag moeder moeder moeder

Woensdag moeder moeder moeder

Donderdag vader vader vader

Vrijdag vader vader vader

Zaterdag moeder moeder moeder

Zondag moeder moeder moeder

Maandag moeder moeder moeder

Dinsdag moeder moeder moeder

Woensdag moeder moeder moeder

Donderdag vader vader vader

Vrijdag vader vader vader

Zaterdag vader vader vader

Zondag vader vader vader

6.2.

De vrouw heeft niet weersproken dat partijen de zorg voor [naam dochter] op dit moment feitelijk op bovengenoemde wijze hebben verdeeld.

6.3.

De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding te tornen aan deze regeling en stelt vast dat de man in reconventie primair nakoming van deze feitelijke omgangsregeling vordert. In zoverre ligt de reconventionele vordering voor toewijzing gereed. Een wijziging van het hoofdverblijf van [naam dochter] is voorshands echter niet aan de orde. Op dit punt wordt de reconventionele vordering dan ook afgewezen.

6.4.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

7.1.

wijst de vorderingen af;

7.2.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in reconventie

7.3.

veroordeelt de vrouw om de thans tussen partijen geldende omgangsregeling na te komen, in dier voege dat partijen omgang hebben met [naam dochter] volgens het volgende tweewekelijkse schema:

Maandag moeder moeder moeder

Dinsdag moeder moeder moeder

Woensdag moeder moeder moeder

Donderdag vader vader vader

Vrijdag vader vader vader

Zaterdag moeder moeder moeder

Zondag moeder moeder moeder

Maandag moeder moeder moeder

Dinsdag moeder moeder moeder

Woensdag moeder moeder moeder

Donderdag vader vader vader

Vrijdag vader vader vader

Zaterdag vader vader vader

Zondag vader vader vader

7.4.

verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

7.5.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

7.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733