Rechtbank Amsterdam 17-07-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5053

Datum publicatie25-09-2019
ZaaknummerC/13/649030 / FA RK 18-3575
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Mediation; Ontvankelijkheid;
Familievermogensrecht; Afd. 8.2 Verrekenbedingen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partijen niet ontvankelijk in verzoeken mbt afwikkeling huwelijkse voorwaarden ivm geschillenregeling (mediation en bindend advies) in de huwelijkse voorwaarden. Geen mediation nu de vrouw heeft verklaard dat zij hiertoe niet bereid is en mediation berust op vrijwilligheid. Partijen zijn in huwelijkse voorwaarden echter overeengekomen dat zij in dat geval bindend advies zullen inwinnen bij een onafhankelijke deskundige. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat partijen hieraan worden gehouden.

Volledige uitspraak


RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken

locatie Amsterdam

zaaknummer / rekestnummer: C/13/649030 / FA RK 18-3575 en C/13/659131 / FA RK 18-8134

Beschikking d.d. 17 juli 2019 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[de vrouw] ,

volgens de huwelijksakte: [de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. F.C. van 't Hooft, gevestigd te Laren,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. H.A. Rispens, gevestigd te Hilversum.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft bij beschikking van 22 mei 2019 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden pro forma aangehouden in afwachting van bericht van partijen omtrent het onderling overleg en de door hen gewenste voortgang van de procedure. De inhoud van deze beschikking wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.

1.2.

Nadien is ter griffie van de rechtbank ingekomen een brief van de vrouw, ingekomen per fax op 17 juni 2019. Van de man heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.

1.3.

De rechtbank heeft de datum beschikking bepaald op heden.

2De verdere beoordeling

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden

2.1.

De rechtbank dient nog een beslissing te nemen op de verzoeken van partijen met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

2.2.

De rechtbank dient allereerst te beoordelen of partijen ontvankelijk zijn in hun verzoeken, gelet op de geschillenregeling als verwoord in artikel 11 van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden, welk artikel is opgenomen in de beschikking van 22 mei 2019

2.3.

De man heeft zich dienaangaande op het standpunt gesteld dat partijen dienen te worden verwezen naar een mediator teneinde in onderling overleg afspraken te maken. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat, mocht mediation mislukken, op grond van het bepaalde in artikel 11 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden alsdan voor partijen bindend advies zal worden gegeven door een onafhankelijke deskundige,

2.4.

De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat partijen van mening verschillen over de afwikkeling van het finaal verrekenbeding en – met name – de verrekening van de meerwaarde van de echtelijke woning. De vrouw heeft gesteld dat partijen geen geschil hebben over de uitleg en uitvoering van de huwelijkse voorwaarden, omdat de verdeelsleutel voor de verrekening van de meerwaarde van de echtelijke woning vast staat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het geschil tussen partijen, anders dan de vrouw heeft gesteld, wel betrekking op de uitleg en uitvoering van de huwelijkse voorwaarden, meer specifiek op de bepalingen als verwoord in de artikelen 7 en 10 van de huwelijkse voorwaarden.

2.5.

Hoewel partijen hebben verklaard dat zij niet bewust een geschillenregeling zijn overeengekomen, leidt de rechtbank uit hun stellingen af dat zij hun wensen destijds met de notaris hebben besproken en dat de notaris deze wensen heeft verwerkt in de huwelijkse voorwaarden. De geschillenregeling past overigens ook bij de overtuiging van de man dat partijen in overleg onderling een oplossing moeten proberen te bereiken. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de geschillenregeling in artikel 11 van de huwelijkse voorwaarden in overeenstemming is met de bedoeling van partijen.

2.6.

Nu de vrouw heeft verklaard dat zij niet bereid is om met de man in mediation te gaan, het partijen niet is gelukt na de behandeling ter zitting alsnog in onderling overleg overeenstemming te bereiken en mediation berust op vrijwilligheid, is de rechtbank van oordeel dat partijen niet kunnen worden gedwongen mee te werken aan de bepaling in de geschillenregeling dat zij eerst door middel van mediation een oplossing zullen trachten te vinden voor hun geschil. In het tweede lid van artikel 11 van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen echter overeengekomen dat zij in het geval mediation mislukt, bindend advies zullen inwinnen bij een onafhankelijke deskundige. Niet gesteld of gebleken is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn voor een van partijen om aan deze bepaling van de geschillenregeling te worden gehouden.

2.7.

Op grond van het voorgaande zal de rechtbank partijen niet ontvankelijk verklaren in hun verzoeken met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijke voorwaarden, zodat als na te melden wordt beslist.

Proceskosten

2.8.

Gelet op de aard van het geschil zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

verklaart partijen niet ontvankelijk in de verzoeken betreffende de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden;

3.2.

bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;

3.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier T. Jelierse op 17 juli 2019.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733