Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 09-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4040

Datum publicatie17-09-2019
Zaaknummer200.242.936
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie; Nihilstelling
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geschil over ingangsdatum nihilstelling kinder- en partneralimentatie. Vaststaat dat met ingang van 1 oktober 2014 het persoonlijk faillissement van de man is uitgesproken. Sindsdien is ook niets meer betaald. Nihilstelling met ingang van faillissement en beperkt tot de duur van het faillissement. Vrouw hoeft niets terug te betalen omdat na datum nihilstelling niets meer is betaald.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.242.936

(zaaknummer rechtbank Overijssel 207593)

beschikking van 9 mei 2019

inzake

[de man] ,

wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. L. van Straten te Hengelo,

en

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M.Th.M. Demmer te Hengelo.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 19 april 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift, ingekomen op 19 juli 2018;

- een journaalbericht van mr. Van Straten van 30 juli 2018 met producties 1 tot en met 16;

- het verweerschrift;

- een journaalbericht van mr. Van Straten van 8 januari 2019 met productie 17;

- een journaalbericht van mr. Demmer van 10 januari 2019 met productie 1;

- een overzicht met betrekking tot de alimentatieachterstand van de man dat mr. Van Straten tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 22 januari 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3De feiten

3.1

Het huwelijk van partijen is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van [datum] in de registers van de burgerlijke stand.

3.2

De man en de vrouw zijn de ouders van:

- [kind 1] , geboren op [datum] 2004 te [plaats] ,

- [kind 2] , geboren op [datum] 2006 te [plaats] ,

- [kind 3] , geboren op [datum] 2008 te [plaats] , en

- [kind 4] , geboren op [datum] 2011 te [plaats] ,

over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.

3.3

In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:

- de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: de kinderalimentatie) met ingang van de datum van die beschikking (zijnde 15 mei 2013) vastgesteld op een bedrag van € 330,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en

- de door de man aan de vrouw te betalen uitkering in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: de partneralimentatie) met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand ( [datum] ) vastgesteld op € 800,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

De kinderalimentatie bedraagt ingevolge de wettelijke indexering met ingang van 1 januari 2019 € 359,39 per kind per maand. De partneralimentatie bedraagt ingevolge de wettelijke indexering met ingang van 1 januari 2019 € 871,25 per maand.

3.4

Bij vonnis van 1 oktober 2014 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, de man in staat van faillissement gesteld. Daarbij is mr. M.M. Verhoeven benoemd tot rechter-commissaris en is mr. R.H.H. van Wijk aangesteld tot curator. In het faillissementsverslag van 1 november 2018 is de schuldenlast van de man begroot op in totaal € 1.003.804,56.

Het vrij te laten bedrag van de man is op 23 juli 2018 berekend op € 1.061,77 per maand.

3.5

De man woont samen met zijn huidige partner.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 19 april 2018 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang:

- de bij beschikking van 15 mei 2013 vastgestelde partneralimentatie gewijzigd en de partneralimentatie met ingang van 18 september 2017 en voor de verdere duur van het faillissement van de man op nihil gesteld;

- de bij beschikking van 15 mei 2013 vastgestelde kinderalimentatie gewijzigd en de kinderalimentatie met ingang van 18 september 2017 en voor de verdere duur van het faillissement van de man op nihil gesteld;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

4.2

De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven één en drie zien op de ingangsdatum van de wijziging van partneralimentatie en de kinderalimentatie. De grieven twee en vier zien op de beslissing van de rechtbank om de nihilstelling van de partneralimentatie en de kinderalimentatie te beperken voor alleen de duur van het faillissement van de man.

De man verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:

I. primair de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw op nihil te stellen met ingang van 18 september 2013 dan wel met ingang van 1 oktober 2014 dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht, maar in ieder geval met ingang van de datum waarop het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend;

subsidiair de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw voor de duur van het faillissement en een eventueel daarop volgende schuldsaneringsregeling (WSNP) op nihil te stellen, met ingang van 18 september 2013 dan wel met ingang van 1 oktober 2014 dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht, maar in ieder geval met ingang van de datum waarop het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend;

II. primair de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te stellen met ingang van 22 december 2013 dan wel met ingang van 1 oktober 2014 dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht, maar in ieder geval met ingang van de datum waarop het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend;

subsidiair de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor de duur van het faillissement en een eventueel daarop volgende schuldsaneringsregeling (WSNP) op nihil te stellen, met ingang van 22 december 2013 dan wel met ingang van 1 oktober 2014 dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht, maar in ieder geval met ingang van de datum waarop het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend;

III. de kosten van deze procedure te compenseren door te bepalen dat iedere partij de eigen kosten dient te voldoen.

4.3

De vrouw voert verweer en zij verzoekt het hof de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en, eventueel met verbetering van gronden, de bestreden beschikking te bekrachtigen. Kosten rechtens.

5De motivering van de beslissing

Wijziging van omstandigheden

5.1

De vrouw stelt dat niet duidelijk is geworden van welke wijziging van omstandigheden tussen mei 2013 en september 2013 sprake is, die een wijziging van de in de beschikking van 15 mei 2013 vastgestelde partner- en kinderalimentatie rechtvaardigt.

5.2

Het hof is, overeenkomstig de rechtbank in de bestreden beschikking, van oordeel dat de omstandigheid dat de man bij vonnis van 1 oktober 2014 persoonlijk failliet is verklaard een relevante omstandigheid in de zin van artikel 1:401 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is die een hernieuwde beoordeling van de kinder- en partneralimentatie rechtvaardigt.

De ingangsdatum

5.3

Partijen verschillen van mening over de ingangsdatum van de nihilstelling van de partner- en kinderalimentatie. De nihilstelling, zoals de rechtbank in de bestreden beschikking heeft geoordeeld, is verder niet in geschil.

De man meent dat als ingangsdatum tot nihilstelling van de partneralimentatie 18 september 2013 moet worden gehanteerd en tot nihilstelling van de kinderalimentatie 22 december 2013. Hij voert samengevat aan, dat hij tot die data aan zijn alimentatieverplichtingen heeft voldaan en dat vanaf die data de destijds geldende kinder- en partneralimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeden, wegens het ontbreken van draagkracht bij hem als gevolg van zijn schulden. Indien voornoemde ingangsdata niet worden gevolgd, dient volgens hem als ingangsdatum 1 oktober 2014 te gelden, aansluitend bij de datum waarop zijn faillissement is uitgesproken.

De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat het aan de man is om, in geval van gewijzigde omstandigheden, tijdig een verzoek in te dienen tot wijziging van zijn alimentatieverplichtingen. Volgens de vrouw heeft de man dit nagelaten en dient dit voor zijn rekening en risico te komen. Verder betwist zij dat de man de kinder- en partneralimentatie tot de door hem gestelde data heeft voldaan.

5.4

In zijn algemeenheid geldt, dat artikel 1:402 BW de rechter grote vrijheid laat bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het inleidend processtuk en de datum waarop de rechter beslist. De rechter die beslist op een verzoek tot wijziging van een eerder vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud, zal in het algemeen behoedzaam gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid de wijziging te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, met name indien dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling van hetgeen in de daaraan voorafgaande periode in feite is betaald of verhaald. Deze behoedzaamheid geldt ook voor de rechter in hoger beroep die met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum een zodanige wijziging brengt in de door de rechter in eerste aanleg vastgestelde of gewijzigde bijdrage dat zij kan leiden tot de hiervoor bedoelde ingrijpende gevolgen.

5.5

Het hof zal de ingangsdatum van de nihilstelling van de kinderalimentatie en de partneralimentatie bepalen op 1 oktober 2014 en overweegt daartoe als volgt.

5.6

Vaststaat dat met ingang van 1 oktober 2014 het persoonlijk faillissement van de man is uitgesproken. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat, als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit dient te gaan dat de alimentatieplichtige vanaf datum faillissement niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek dient toe te wijzen (Hoge Raad 12 oktober 2012; ECLI:NL:HR:2012:BX5884; zie ook rechtsoverweging 5.5 van de bestreden beschikking). Het hof gaat – in lijn met voornoemde jurisprudentie én nu de vrouw het gebrek aan draagkracht van de man gedurende zijn faillissement niet, althans onvoldoende heeft weersproken – ervan uit dat de man met ingang van zijn faillissement niet over draagkracht beschikt om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen.

Verder neemt het hof ten aanzien van de man aan, dat vanaf de ingangsdatum van het faillissement van de man in de berekening van het door de man te ontvangen vrij te laten bedrag geen rekening is gehouden met zijn alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft dit in de bestreden beslissing geoordeeld en in hoger beroep is dit niet (meer) in geschil.

5.7

Ten aanzien van de vrouw acht het hof van belang, dat het vaststellen van de ingangsdatum op 1 oktober 2014 geen verplichting voor haar meebrengt tot terugbetaling van hetgeen de man aan alimentatie tot op heden heeft betaald. Partijen verschillen weliswaar van mening over tot welke datum in 2013 de man aan zijn alimentatieverplichtingen heeft voldaan, maar niet in geschil is dat vanaf 2014 geen alimentatie door de man is betaald.

5.8

De man heeft onderbouwd gesteld waarom hij niet eerder een procedure tot nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie is gestart. Hij heeft in dit verband aangevoerd, dat hij zich na aanvang van zijn persoonlijk faillissement eerst moest richten op het vinden van andere huisvesting. Na de verhuizing heeft hij er oprecht niet meer aan gedacht om actie te ondernemen tot nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie. De eerste reminder voor de man kwam op het moment dat het LBIO loonbeslag wilde leggen op 19 juni 2017, aldus de man. De vrouw meent dat de gevolgen van het niet eerder indienen van een wijzigingsverzoek door de man voor zijn rekening dienen te komen.

Het hof neemt voornoemde, door de man gestelde en door de vrouw op zichzelf niet weersproken, omstandigheden in aanmerking en ziet daarin, anders dan de vrouw meent, geen aanleiding om tot een latere ingangsdatum te komen dan de datum waarop het persoonlijk faillissement van de man is uitgesproken. Het hof acht in onderhavige situatie doorslaggevend, dat de man per 1 oktober 2014 geen draagkracht meer heeft voor betaling van de kinder- en partneralimentatie en dat voor de vrouw geen terugbetalingsverplichting ontstaat per die datum.

5.9

Voor zover de man heeft verzocht de ingangsdatum te bepalen op data die zijn gelegen in de periode voorafgaand aan het faillissement, is het hof van oordeel dat de man zijn draagkracht ten aanzien van dat tijdvak onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Dit verzoek zal het hof daarom afwijzen.

5.10

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij de ingangsdatum van de nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie is vastgesteld op 18 september 2017, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, de ingangsdatum voor deze nihilstelling zal vaststellen op 1 oktober 2014.

Duur nihilstelling

5.11

De man meent dat de rechtbank ten onrechte de nihilstelling van de partner- en kinderalimentatie heeft beperkt tot de duur van het faillissement. Hij voert aan dat hij na beëindiging van het faillissement, op basis van zijn huidige inkomen en rekening houdende met zijn schulden die na het faillissement opeisbaar zijn, de bij echtscheidingsbeschikking bepaalde bedragen aan kinder- en partneralimentatie nimmer kan voldoen. Subsidiair verzoekt de man de nihilstelling van de partner- en kinderalimentatie te beperken tot de duur van het faillissement én een eventueel daarop volgende schuldsaneringsregeling. Hij stelt voornemens te zijn een verzoek tot omzetting naar de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen, zodra de curator een voorstel tot opheffing van het faillissement bij de rechtbank heeft ingediend.

5.12

De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij meent dat er geen grond is om bij wijziging van alimentatie op voorhand al rekening te houden met de door de man genoemde hypothetische situaties.

5.13

Het hof overweegt als volgt. Het faillissement van de man loopt nog. Hoewel de man onweersproken naar voren heeft gebracht dat de curator het faillissement voor beëindiging heeft voorgedragen, bestaat nog geen duidelijkheid over de beëindigingsdatum van het faillissement en de (financiële) consequenties hiervan voor de man. Evenmin bestaat duidelijkheid of de man na het faillissement zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. In de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel, net als de rechtbank in de bestreden beschikking, dat de nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie tot de duur van het faillissement dient te worden beperkt. In zoverre zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.

6De slotsom

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Met inachtneming van het voorgaande zal als volgt worden beslist.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage aan de uit die relatie geboren kinderen en de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw betreft.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 19 april 2018, voor zover het de beslissing over de ingangsdatum van de nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijzigt de bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 15 mei 2013 vastgestelde bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van haar levensonderhoud en stelt die bijdrage met ingang van 1 oktober 2014 en voor de duur van het faillissement van de man op nihil;

wijzigt de bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 15 mei 2013 vastgestelde bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen:

- [kind 1] , geboren op [datum] 2004 te [plaats] ,

- [kind 2] , geboren op [datum] 2006 te [plaats] ,

- [kind 3] , geboren op [datum] 2008 te [plaats] , en

- [kind 4] , geboren op [datum] 2011 te [plaats] ,

en stelt die bijdrage met ingang van 1 oktober 2014 en voor de duur van het faillissement van de man op nihil;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, E.B. Knottnerus en R. Feunekes, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. E.B. Knottnerus en is op 9 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733