Rechtbank Amsterdam 08-08-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6255

Datum publicatie13-09-2019
ZaaknummerC/13/669942 / FA RK 19/4540
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW);
Overig
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kinderrechter benoemt bijzondere curator voor bijstand aan minderjarige (2017) bij eventuele vordering als slachtoffer in strafzaak tegen (voormalige) vriend moeder. Mogelijk belangenconflict, nu ook moeder vooralsnog verdachte is (wegens mogelijk onvoldoende tijdig inschakelen van hulp). Benoeming bc houdt tevens in, dat bc (medische) informatie kan opvragen c.q. contact kan hebben bij/met wie zij nodig acht. Tevens opdracht eventuele schadevergoedingen voorzien van BEM-clausule uit te keren op bankrekening minderjarige.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Zaak- en rekestnummer: C/13/669942 / FA RK 19/4540

Beschikking van 8 augustus 2019 betreffende de benoeming bijzondere curator (art 1: 250 BW) ten behoeve van bijstand aan de minderjarige bij de vordering als slachtoffer in een strafzaak

met betrekking tot de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de moeder,

advocaat: mr. L.C.M. Jurgens, gevestigd te Amsterdam,

en

Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

Als informant worden aangemerkt:

De Officier van Justitie te Amsterdam.

1Het verloop van de procedure

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van JBRA van 19 juli 2019 waarbij wordt verzocht om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een bijzondere curator te benoemen. Het verzoek is op 8 augustus 2019 ter zitting behandeld.

1.2.

JBRA heeft aangevoerd dat er sprake zal zijn van een belangenconflict tussen de minderjarige en moeder met gezag en acht de benoeming van een bijzondere curator in dat verband noodzakelijk.

Ter zitting heeft JBRA verder toegelicht dat de minderjarige inmiddels EMDR heeft gehad en, nog steeds onder andere in gedrag, wel consequenties naar aanleiding van de gebeurtenissen lijkt te vertonen. Met betrekking tot de naald in de voet van de minderjarige wordt opgemerkt dat deze (nog steeds) ingekapseld lijkt te zitten waarbij de minderjarige er nu nog geen last van lijkt te hebben, maar welke er wel uit moet op het moment dat dat wel het geval lijkt te zijn.
Verder heeft JBRA aangegeven dat moeder goed mee werkt met de hulpverlening (in vrijwillig kader) en inmiddels afstand heeft genomen van haar (inmiddels ex-)vriend. Er wordt nu gewerkt aan uitbreiding van de omgangsregeling van moeder met de minderjarige die nog steeds bij [pleegvader] verblijft.

1.3.

Ter zitting heeft moeder zelf en via haar raadsman verklaard dat zij instemt met de benoeming van een bijzondere curator. Zij stemt ermee in dat de bijzondere curator de belangen van de minderjarige zal behartigen in de stafzaak tegen de ex-vriend van moeder, in de mogelijke strafzaak tegen moeder en in een eventuele civiele schadeverhaalzaken ten aanzien van dit feitencomplex en de minderjarige zowel in als buiten rechte zal vertegenwoordigen.

Raadsman en moeder zelve bevestigen dat moeder inmiddels afstand heeft genomen tot haar inmiddels ex-vriend.

1.4.

Middels tenlastelegging in de zaak met het parketnummer 13-680100-18 heeft de rechtbank de strafzaak tegen de inmiddels ex-vriend van moeder in behandeling.

1.5.

De moeder is belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige.

1.6.

Op grond van artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) – kort gezegd en voor zover hier van belang – kan de rechter een bijzondere curator benoemen wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, en zij die benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. Daarbij neemt de rechter in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking.

1.7.

Hoewel in beginsel JBRA in juridisch opzicht in deze zaak niet valt binnen de kring van belanghebbenden zoals in voornoemd artikel, heeft de kinderrechter wel het verzoek van JBRA gelezen als een brief (van bij een minderjarige betrokken derde) die de rechtbank attendeert op een mogelijk belangenconflict op grond waarvan de rechtbank ambtshalve over kan gaan tot benoeming van een bijzondere curator.

Ambtshalve heeft de brief van JBRA, nu deze onvoldoende informatie gaf over de eventuele lopende strafzaak en mogelijke verdachten, de kinderrechter aanleiding gegeven bij de Officier van Justitie te informeren naar het mogelijk bestaan van een strafzaak en heeft de kinderrechter verzocht om hem te informeren over een eventueel bestaand parketnummer, mogelijke stand van zaken van vervolging (bijvoorbeeld dagvaarding en/of behandeldatum van een mogelijke zitting) van zaken waarbij de minderjarige slachtoffer is.

De kinderrechter heeft van de Officier van Justitie vernomen dat er een inderdaad een strafzaak loopt onder voornoemd parketnummer tegen een man (niet zijnde de vader) waarvan de naam bij de kinderrechter bekend is en welke de kinderrechter vooralsnog om privacy redenen voorlopig onder zich zal houden. Deze verdachte wordt onder andere vervolgd wegens het opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (artikel 302/303/304 Sr) toebrengen, waaronder onder andere het toebrengen van brandwonden, botbreuken en het in de voet brengen van een naald.
Verder heeft de kinderrechter vernomen dat ook moeder als verdachte (wegens het mogelijk onvoldoende tijdig inschakelen van hulp voor de minderjarige (artikel 255/257 Sr)) is aangemerkt.

Zonder verder de nader aan de kinderrechter verstrekte gegevens in deze procedure beschikbaar te stellen (concretere door de Officier van Justitie verstrekte informatie houdt de kinderrechter vooralsnog ook onder zich) is het de kinderrechter voldoende duidelijk geworden dat er in ieder geval één strafzaak aanhangig is bij de rechtbank waarvoor de minderjarige als slachtoffer een vordering benadeelde partij kan indienen. Vooralsnog staat bij de Officier van Justitie op 22 augustus 2019 een zittingsdatum ingepland.

Ook is voor de kinderrechter duidelijk geworden dat er voorlopig voldoende redenen zijn om aan te nemen dat er een belangenconflict tussen de moeder en de minderjarige bestaat. Weliswaar heeft de moeder aangegeven afstand te hebben genomen van de voornoemde verdachte, echter voldoende duidelijk is dat (vooralsnog) ook moeder als verdachte is aangemerkt.

Teneinde de belangen van de minderjarige te behartigen acht de kinderrechter het van belang de minderjarige te laten bijstaan door een bijzondere curator.

1.8.

De kinderrechter overweegt voorts dat het in het belang van de minderjarige is dat de te benoemen bijzondere curator, gelet op de strijd tussen de belangen van de moeder en minderjarige, geheel onafhankelijk is. De bijzondere curator zal de belangen van de minderjarige in deze strafzaak tegen de verdachte en de mogelijke strafzaak tegen de moeder behartigen en kan de minderjarige zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen. Ook strekt de benoeming zich uit tot de eventuele bijstand in (mogelijke) civiele schadeverhaalzaken ten aanzien van dit feitencomplex.

1.9.

mr. E.M. de Winter, advocaat te Amsterdam, heeft zich bereid verklaard de taak van bijzondere curator op zich te nemen.

1.10.

De kinderrechter zal derhalve als bijzondere curator benoemen mr. E.M. de Winter en haar opdragen: de belangen van voornoemde minderjarige te behartigen in (onder andere) de strafzaak tegen de verdachten.

De rechtbank wijst erop dat de benoeming van de bijzondere curator in deze tevens inhoudt, dat in het geval de bijzondere curator dat wenselijk acht, zij (medische) informatie op kan vragen c.q. contact kan hebben bij/met de instanties/personen die zij nodig acht, inclusief bij de medische behandelaren.

Mocht op enig moment naar het oordeel van de bijzondere curator het in het belang van de minderjarige zijn dat haar taakopdracht dient te worden verruimd, dient deze zich met een verzoek daartoe tot de rechtbank te wenden.

1.11.

De kinderrechter benoemt de bijzondere curator in principe voor de duur van de (strafrechtelijke) procedures. Van de bijzondere curator wordt verwacht dat deze de rechtbank (in het kader van diens benoeming) uiterlijk binnen 6 weken na de datum van uitspreken van het vonnis in de strafzaak zal rapporteren over de resultaat van de bijstand.

Daarbij dient er voor te worden gezorgd dat, indien een schadevergoeding is toegekend, deze schadevergoeding wordt uitgekeerd op een bankrekening van de minderjarige met een zgn. BEM-Causule 1.

2De beslissing

De kinderrechter:

- benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator over de minderjarige:

mr. E.M. de Winter,

kantoorhoudende te [plaats] aan de [adres] ,
telefoonnummer [telefoonnummer] ;

- draagt de bijzondere curator op ervoor zorg te laten dragen dat eventuele schadevergoedingen worden uitgekeerd op een bankrekening van de minderjarige voorzien van een BEM-clausule,
en draagt JBRA op de volgende stukken aan de bijzondere curator te geven:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- eventuele beschikbare medische informatie betreffende de minderjarige (en nota’s, voor zover aanwezig);

  • draagt de griffier op deze beschikking aan de belanghebbenden en de informant, de Officier van Justitie (onder vermelding van het parketnummer 13-680100-18) te zenden;

  • draagt de bijzondere curator op om uiterlijk 6 weken na de datum van het vonnis van de rechtbank in de strafzaak te rapporten aan Team Familie & Jeugd van de rechtbank Amsterdam onder vermelding van boven over de uitkomsten en mogelijke vervolg;

- verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2019 om ongeveer 10.00 uur, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hartman, griffier en op 8 augustus 2019 schriftelijk vastgelegd. 2

1

De rekening met BEM-clausule (BEM staat voor Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen) houdt in dat gedurende de minderjarigheid de hoofdsom wordt geblokkeerd en alleen de rente opgenomen kan worden. Slechts met toestemming van de kantonrechter kan gedurende die periode een deel of de gehele hoofdsom ten behoeve van de minderjarige worden opgenomen. Voor het opnemen van de rente is geen toestemming van de kantonrechter benodigd, mits het vruchtgenot niet is uitgesloten. Op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt, kan zij vrij over de hoofdsom beschikken.

2

Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733