Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3499

Datum publicatie09-09-2019
Zaaknummer200.256.268/02 en 200.256.273
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW;
Familieprocesrecht; Executiegeschil / verz. schorsing uitv. bij voorr.
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Schorsingsverzoek uithuisplaatsing. Verzoek toegewezen, stappen gezet richting terugplaatsing.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.256.268/02 (schorsing) en 200.256.273 (bijzondere curator)

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 469014 (machtiging uithuisplaatsing),

469015 (verlenging ondertoezichtstelling) en 450146 (zorgregeling))

beschikking van 18 april 2019 op het verzoek tot schorsing en op

het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. M. van Harskamp te Utrecht,

en

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. D.I.A. Schröder te Utrecht,

en

de gecertificeerde instelling

Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,

gevestigd te Nieuwegein,

verweerster,

verder te noemen: de GI.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 januari 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing en het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift tevens bevattende een verzoek tot schorsing èn een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator met producties 1 tot en met 4, ingekomen op 12 maart 2019;

- het verweerschrift met betrekking tot het verzoek tot schorsing èn het verzoek tot

benoeming van een bijzondere curator van de moeder;

- het verweerschrift in de hoofdzaak, dat tevens betrekking heeft op het verzoek tot schorsing

èn het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator van de GI met producties 1 tot en

met 8;

- een faxbericht van de GI van 29 maart 2019 (retournering van het ‘formulier bij

kindgesprek’ namens [naam kind 1] ).

2.2

Op 1 april 2019 is de hierna te noemen minderjarige [naam kind 1] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders en de GI door het hof is gehoord.

2.3

De mondelinge behandeling met betrekking tot het verzoek tot schorsing en het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator heeft op 5 april 2019 plaatsgevonden.

De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de moeder is verschenen R. Vermeer (kantoorgenoot van mr. Schröder). Namens de raad voor de kinderbescherming is [vertegenwoordiger Raad voor de Kinderbescherming] verschenen. Namens de GI zijn [vertegenwoordiger 1 GI] en

[vertegenwoordiger 2 GI] verschenen.

2.4

Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen:

- een journaalbericht van mr. Van Harskamp van 12 april 2019 met één brief;

- een faxbericht van de GI van 15 april 2019.

3De feiten

3.1

De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. De minderjarige kinderen van de ouders zijn:

- [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

- [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en

- [naam kind 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

Deze procedure ziet op de minderjarige [naam kind 1] .

3.2

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind 1] heeft vanaf augustus 2015 tot de hierna te noemen uithuisplaatsing bij de vader en de grootouders (vaderszijde) gewoond.

3.3

Bij beschikking van 29 januari 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, [naam kind 1] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd, laatstelijk bij de hierna te noemen beschikking van 17 januari 2019 tot

29 januari 2020.

3.4

De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft bij beschikking van

25 januari 2018 (zaaknummer 449716) de verzoeken van de moeder ten aanzien van de zorgregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van het NIFP-onderzoek. Het verzoek van de moeder tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [naam kind 1] is in die beschikking afgewezen.

Bij beschikking van 19 november 2018 heeft de rechtbank de verdere behandeling van het verzoek over de zorgregeling verwezen naar de meervoudige kamer.

3.5

Op verzoek van de GI heeft drs. A.E.M. Bannenberg, gz-psycholoog NIFP, onder supervisie van M. Engers, onderzoek verricht naar aanleiding van de zorgen over de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling van [naam kind 1] ten gevolge van de verwikkelingen na de echtscheiding van de ouders. Over dit onderzoek is gerapporteerd in het NIFP-rapport van 16 juli 2018.

3.6

Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 17 januari 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht:

- de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] verlengd tot 29 januari 2020;

- machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een 24-uursaccomodatie

jeugdhulpverlening met ingang van 17 januari 2019 tot 17 juli 2019;

- een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de invulling van de opbouw,

plaats, frequentie en duur van de omgang tussen [naam kind 1] en de moeder door de GI wordt

vormgegeven;

- de GI verzocht om de rechtbank, de raad en alle belanghebbenden de informatie,

zoals verzocht onder overweging 5.16 van die beschikking, te sturen;

- de behandeling en iedere verdere beslissing aangehouden tot een nader te bepalen datum en tijdstip en bepaald dat de griffier de belanghebbenden hiervoor zal oproepen.

3.7

[naam kind 1] verblijft sinds [datum] bij crisisopvang De Dijk van Youké in Utrecht.

4De omvang van het geschil

4.1

In deze procedure is aan de orde het verzoek van de vader schorsing te bevelen van de werking van de beschikking van 17 januari 2019, voor zover het de beslissing tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] betreft.

Daarnaast is aan de orde het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator.

4.2

De moeder voert gemotiveerd verweer. Zij verzoekt het hof de voorliggende verzoeken van de vader af te wijzen, kosten rechtens.

4.3

De GI voert ook gemotiveerd verweer. Zij verzoekt het hof de vader in de voorliggende verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken van de vader af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

ten aanzien van het verzoek tot schorsing

5.1

Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.

5.2

Het hof stelt het volgende voorop onder verwijzing naar HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688 en HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012.

( i) De verzoeker moet belang hebben bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking.

(ii) Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de verzoeker bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven.

(iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.

(iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verzoeker die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn verzoek ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.

( v) Indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op het verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.

5.3

In dit geval heeft de rechtbank een gemotiveerde beslissing gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de punten i t/m iv van toepassing zijn.

5.4

De navolgende nieuwe feiten en omstandigheden laat het hof meewegen in de belangenafweging met betrekking tot het schorsingsverzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2019 is het volgende gebleken. Sinds de uithuisplaatsing van [naam kind 1] zijn onder begeleiding van Youké gesprekken tussen [naam kind 1] en de moeder op gang gekomen. Aan het voornemen van de GI om de contacten van [naam kind 1] met de vader en de grootouders (vaderszijde) tijdelijk op te schorten is geen gevolg gegeven. Er is sprake van wekelijkse bezoeken van de vader en de grootouders aan [naam kind 1] . Het voornemen van de GI, om vanuit de plaatsing van [naam kind 1] op een neutrale (behandel)plek een terugplaatsing naar de moeder te realiseren, is niet meer aan de orde nu de moeder te kennen heeft gegeven dat zij dat niet meer wil. De GI, Youké en de ouders gaan op 11 april 2019 in gesprek om de mogelijkheid van thuisplaatsing van [naam kind 1] bij de vader (en grootouders vz) onder voorwaarden te bespreken.

Na de mondelinge behandeling hebben de vader en de GI het hof desgevraagd schriftelijk geïnformeerd over de uitkomst van dit gesprek. Hieruit blijkt het volgende.

Youké is van mening dat de uithuisplaatsing het hulpverleningstraject momenteel in de weg staat omdat [naam kind 1] een strijd voert richting de GI.

Youké ziet bij de vader en [naam kind 1] voldoende motivatie om een ambulant traject aan te bieden. Youké heeft doelen voor ambulante begeleiding geformuleerd en de GI heeft voorwaarden aan een terugplaatsing van [naam kind 1] gesteld. Uit de brief van de GI van 15 april 2019 blijkt dat dit de volgende doelen en voorwaarden betreffen.

“Youké heeft de volgende doelen voor de ambulante begeleiding geformuleerd:

- [naam kind 1] en moeder hebben een manier gevonden om contact met elkaar te hebben.

Aanpak: Systeemtherapie; gesprekken met moeder, [naam kind 1] , [naam medewerker 1] en [naam medewerker 2] .

- Er is een contactpersoon voor [naam kind 1] die ondersteuning geeft in het onderhouden van het contact tussen moeder en [naam kind 1] .

Aanpak: [naam medewerker 1] is contactpersoon vanuit Youké, IVT gaat op zoek wie uit de omgeving van [naam kind 1] deze contactpersoon (JIM) kan worden.

- Vader, opa en oma ondersteunen het contact tussen [naam kind 1] en moeder.

Aanpak: Systeemtherapie; gesprekken met vader, opa en oma.

- De broertjes van [naam kind 1] hebben contact met vader en opa en oma.

Aanpak: In de systeemtherapie gesprekken met alle betrokkenen is dit een onderwerp. Vanuit de systeemtherapie gesprekken duidelijkheid krijgen wie de communicatie over dit contact voert.

SAVE heeft de volgende voorwaarden gesteld aan een terugplaatsing van [naam kind 1] naar vader, opa en oma:

    Vader zet de individuele hulpverlening voort die hem is opgedragen in de schriftelijke aanwijzing op zijn agressieregulatie/impulsproblematiek, verwerken van de scheiding/boosheid richting moeder.

    Vader en [naam kind 1] werken mee aan de gesprekken met Youké over contactherstel met moeder.

    Moeder werkt mee met de gesprekken met [naam kind 1] en Youké over contactherstel.

    Vader maakt een plan hoe hij moeder informeert over belangrijke zaken rondom [naam kind 1] en de frequentie, gezien het gezamenlijk gezag. Dit hoeft vader niet zelf te doen als hij dat ingewikkeld vindt, maar kan ook iemand uit zijn netwerk zijn.

    Opa en oma vz worden betrokken bij de hulpverlening.

    Er vindt omgang plaats met moeder.

    Bij voorkeur komen [naam kind 1] en vader met een structureel voorstel voor omgang.

[naam kind 1] kan pas terug naar vader, opa en oma vz als de volgende zaken duidelijk zijn:

    Het is helder wie de hulpverlener van vader wordt en wanneer hij kan starten. (…).

    Het is helder hoe vader zijn werk met de gesprekken van Youké kan combineren en een eerste gesprek is gepland.

    Er is een eerste afspraak gepland met moeder.

    Er ligt een plan hoe de komende 2 maanden de bezoeken tussen [naam kind 1] en moeder er uit gaan zien.

    Vader geeft aan hoe hij moeder gaat informeren en/of wie dit gaat doen en hoe vaak.

De afspraak is dat er elke twee maanden geëvalueerd zal worden samen met Youké, vader, moeder, [naam kind 1] en SAVE en indien mogelijk met opa en oma v.z. (…)”

5.5

Uit de nagezonden brieven van de GI en de vader blijkt verder dat aan de gestelde doelen en voorwaarden invulling wordt gegeven, althans dat daarmee een aanvang is gemaakt. De vader staat op de wachtlijst bij De Waag en hij heeft toestemming gegeven aan de GI om contact op te nemen met De Waag. De vader en de moeder hebben tijdens het gesprek van 11 april 2019 een afspraak met de systeemtherapeut gepland. Wat betreft de informatieplicht van de vader aan de moeder heeft Youké te kennen gegeven dat zij dit de komende twee maanden op zich neemt en dat in die periode een plan wordt opgesteld hoe de vader dit vorm zal geven. Opa en oma hebben bij Youké aangegeven bereid te zijn [naam kind 1] te halen en te brengen voor zijn gesprekken met de systeemtherapeut en de moeder.

5.6

Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat een begin is gemaakt met het beoogde contactherstel tussen de moeder en [naam kind 1] en dat de in dat kader door de GI voorgenomen schorsing van het contact tussen [naam kind 1] en de vader en de grootouders niet aan de orde is (geweest). Alle betrokkenen hebben intussen afspraken gemaakt en er zijn stappen gezet, die gericht zijn op een terugplaatsing van [naam kind 1] bij de vader en de grootouders met ambulante begeleiding door Youké. In de gegeven omstandigheden weegt naar het oordeel van het hof het belang van [naam kind 1] bij de door de vader verzochte schorsing zwaarder dan het belang van de GI bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van de beschikking, voor zover het de beslissing tot uithuisplaatsing betreft. Het verzoek van de vader zal dan ook worden toegewezen. Het hof gaat er daarbij van uit dat de vader ook na deze toewijzing zich zal blijven inspannen om aan de gestelde voorwaarden van Youké en de GI te voldoen.

ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator

5.7

Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, als in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.

5.8

Gezien het NIFP-rapport en de lopende hulpverlening door Youké en de GI, waarin de mening van [naam kind 1] wordt meegewogen, alsmede het feit dat [naam kind 1] in staat is gebleken zelf zijn mening te geven, acht het hof het benoemen van een bijzondere curator op dit moment niet in het belang van [naam kind 1] noodzakelijk. Het hierop gerichte verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.

6De beslissing

Het hof:

schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 januari 2019, voor zover het de beslissing tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] betreft;

wijst het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Stolwerk, A. Smeeïng-van Hees en

C.M. Koopman, bijgestaan door de griffier, en is op 18 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733