Rechtbank Amsterdam 05-09-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6575

Datum publicatie06-09-2019
ZaaknummerC/13/670187 / KG ZA 19-818
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Kindermishandeling/misbruik/veiligheid;
Overig; Privacy in het familierecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Veilig Thuis, het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling hoeft het dossier over een gezin dat zij in onderzoek heeft, niet te sluiten.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/670187 / KG ZA 19-818 AB/EB

Vonnis in kort geding van 5 september 2019

in de zaak van

1 [eiser 1] ,

domicilie gekozen hebbende te [plaats] ,

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats] ,

eisers bij gelijkluidende dagvaardingen van 7 augustus 2019,

advocaat mr. J.H. Fellinger te Amsterdam,

tegen

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST (GGD) AMSTERDAM AMSTELLAND,

gevestigd te Amsterdam,

advocaat mr. E.E. Schaake te ’s-Gravenhage,

2. de stichting

STICHTING JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM,

gevestigd te Amsterdam,

verschenen bij haar gevolmachtigde vertegenwoordigers A. Groot en N. de Vries, gedaagden.

Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] , Veilig Thuis en JBRA worden genoemd.

1De procedure

Op de zitting van 22 augustus 2019 is de zaak met open deuren behandeld, nadat de betrokken partijen desgevraagd hadden verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.

[eiser 1] en [eiser 2] hebben gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Veilig Thuis en JBRA hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Alle partijen hebben producties in het geding gebracht en Veilig Thuis tevens een conclusie van antwoord. Alle partijen hebben hun standpunten toegelicht, [eiser 1] en [eiser 2] en Veilig Thuis aan de hand van pleitnota’s. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

Ter zitting was [eiser 1] aanwezig met mr. Fellinger. Ook was aan hun zijde

mr. M. van Riessen (strafrechtadvocaat) aanwezig. Aan de zijde van Veilig Thuis waren aanwezig I. van Gastel, A. Kok en E.A.M. Groentjes met mr. Schaake. Aan de zijde van JBRA waren aanwezig A. Groot en N. de Vries, gezinsmanagers.

2De feiten

2.1.

[eiser 1] en [eiser 2] hebben vier kinderen, [kind 1] (11 jaar), [kind 2] (7 jaar), [kind 3] (6 jaar) en [kind 4] (3 jaar).

2.2.

Ongeveer drie jaar geleden, op 16 november 2016, heeft Veilig Thuis voor het eerst een melding ontvangen van zorgen over de kinderen. Deze eerste melding is gedaan door een zus van [eiser 1] een betrof een incident bij het ziekbed van hun vader. Bij dat ziekbed is volgens de zus een ruzie ontstaan tussen [eiser 1] en de rest van de familie, waarbij de kinderen dingen hebben gehoord en gezien waarmee ze op hun leeftijd niet horen te worden geconfronteerd. Volgens de zus is [eiser 2] toen in overweging gegeven de kinderen elders te laten wachten maar heeft hij dat niet nodig gevonden.

Deze melding heeft niet geleid tot ingrijpen door Veilig Thuis.

2.3.

Op 12 juni 2017 is een tweede melding ontvangen door Veilig Thuis. Deze anoniem gedane melding luidt als volgt:

“De meeste gordijnen van het huis zitten dag en nacht dicht en de lichten staan dag en nacht aan. Wat zichtbaar is van de kamer is volgens melder zorgelijk. Het huis lijkt overvol met spullen te liggen. De melder ziet op een paar vierkante meters stapels stoffen, beddengoed, kledingstukken, koffers, papieren, schoenendozen en een boeddha beeld. Volgens melder ligt er achter de twee voordeuren van het pand stapels post, de trap naar boven ligt er tevens vol mee.

De melder geeft aan dat moeder wekelijks tegen de kinderen schreeuwt. De melder hoort de kinderen vaak huilen wanneer moeder tegen de kinderen schreeuwt, dit is altijd één van de twee jongens. De melder zag eens dat moeder schreeuwde dat een van de twee jongens moest opschieten, zij greep daarna hem bij de arm en slingerde hem de trap op. Wanneer moeder in de ochtend de kinderen naar school brengt is er meestal geschreeuw. Vervolgens loopt moeder meestal voor de kinderen uit naar school. Eén van de jongens komt er dan later huilend achteraan. De melder heeft moeder horen schreeuwen tegen een van de jongens: “Wil je een koekje; schiet dan op!”. De melder hoorde vervolgens een geluid wat leek op een klap. Daarna schreeuwde moeder: “Hier heb je een koekje, nu stil!”.

De melder vertelt dat de oudste dochter erg volgzaam en behulpzaam lijkt, zij helpt haar broertjes vaak. Vader komt volgens melder veel rustiger over. De melder heeft hem één keer horen schreeuwen, het is niet duidelijk tegen wie. Wanneer vader de kinderen naar school brengt verloopt dit meestal rustig. De verzorging van de kinderen lijkt op orde.”

2.4.

Veilig Thuis heeft naar aanleiding van deze melding gesproken met [eiser 1] en [eiser 2] en navraag gedaan bij de huisarts, de school en de jeugdgezondheidszorg. Haar conclusie, die aan [eiser 1] en [eiser 2] is gestuurd in een brief van 10 oktober 2017, luidt als volgt:

“Ouders komen over als betrokken ouders die het beste voor hebben met hun kinderen. Over de melding kan gezegd worden dat het gezin een druk gezinsleven ervaart en dat er volgens ouders sprake is van een conflict met een huurder. Dit zorgt voor extra stress, met name bij moeder. De ochtenden voor de schoolvakantie verliepen hectisch, omdat [kind 2] niet naar school wilde. Veilig Thuis heeft geen informatie kunnen ontvangen van de huisarts, de school en de Jeugdgezondheidszorg. Veilig Thuis heeft de gemelde zorgen omtrent de kinderen daardoor niet kunnen onderzoeken. Op verzoek van ouders is Veilig Thuis niet op huisbezoek geweest. Over de zorgen met betrekking tot de leefsituatie van het gezin kan daarom niets vastgesteld worden. (…)”

Veilig Thuis heeft in deze brief aangekondigd het dossier te sluiten, maar de huisarts, school en jeugdgezondheidszorg alert te hebben gemaakt op de melding. Verder heeft zij aangekondigd dat zij na drie maanden weer contact met [eiser 1] en [eiser 2] zou opnemen om te monitoren hoe hun situatie dan zou zijn en of Veilig Thuis dan nog iets voor hen zou kunnen betekenen in de vorm van het aanbieden van hulpverlening.

2.5.

Nadien heeft Veilig Thuis ook daadwerkelijk schriftelijk contact met [eiser 1] en [eiser 2] gezocht om navraag te doen over de stand van zaken.

2.6.

Op 18 februari 2019 heeft Veilig Thuis wederom een melding ontvangen van een vermoeden van onveiligheid van de kinderen, en wel de volgende:
“Uit woning van ingeschreven gezin komt geschreeuw van kinderen. Niet duidelijk wat er wordt gezegd. Het is geschreeuw van paniek (angst), niet van ruzie.

Woning is vanaf de buitenkant te zien vervuild. Ramen van de woning zijn stuk en er hangen doeken voor de ramen, deze zijn vervuild. Wat zichtbaar is voor de melder staat de woning vol spullen (een berg post, grote hoeveelheid schoenen voor de ramen en een stuk van een bed).

Moeder en kinderen komen uit de woning. Moeders kleding is vervuild met vlekken. 11-jarige ziet er verzorgd uit. Van de andere kinderen zijn de haren niet geborsteld, verkleefde strengen haar. Een van de kinderen heeft een blauwe plek op de wang. Rondom de blauwe plek is een bloeduitstorting te zien. Moeder is kortaf en lijkt niet veel van kinderen of andere personen te kunnen verdragen.”

2.7.

Na contact tussen Veilig Thuis en de politie is de buurtcoördinator van de politie op 19 februari 2019 langsgegaan bij de woning, maar heeft toen niemand thuis aangetroffen. Later die dag is een medewerker van Veilig Thuis ook langsgegaan bij de woning. In het door Veilig Thuis aangehouden dossier staat over dat bezoek:

“Er werd wederom niet open gedaan. Er kwam wel een kind naar de brievenbus, die zei dat moeder thuis was. VT heeft gevraagd of hij z’n moeder wilde halen. Kind ging naar boven en kwam niet meer terug. Opnieuw brief achter gelaten dat ouders moeten bellen naar VT en dat over 5 dagen onderzoek zal worden gestart. In dit MDO overwegingen bepaalt voor vooronderzoek bij huisarts: Er is een patroon van niet binnen komen, terugkerende zorgen (derde dossier) en informanten die in het verleden geen informatie gaven. (…)”

en

“Huisbezoek gedaan, bellen stuk, niemand kunnen bereiken. Licht is aan op de tweede verdieping (op eerste verdieping zijn de ramen met kleden afgesloten en raampje stuk).

Telefoonnummer vader lijkt afgesloten, telefoonnummer moeder neemt niet op. (…)”

2.8.

Veilig Thuis heeft op 20 februari 2019 geconcludeerd dat er een vermoeden is van acute onveiligheid en daardoor een vermoeden van structurele onveiligheid, en dat hulp organiseren niet lukt, onvoldoende effect heeft of dat het gezin geen hulpvraag heeft. Zij is een onderzoek gestart en heeft navraag over het gezin gedaan bij de politie, de jeugdgezondheidszorg, de huisarts en de school van de kinderen. Verder heeft Veilig Thuis aan JBRA, de Raad voor de Kinderbescherming, Samen Doen, de buurtcoördinator van de politie en de William Schrikker Groep gevraagd of het gezin bij hen bekend is.

2.9.

Op 28 februari 2019 heeft [eiser 2] in reactie op het contactverzoek laten weten een kopie van het dossier te willen hebben alvorens met Veilig Thuis in gesprek te gaan. Veilig Thuis heeft vervolgens een kopie van het dossier klaargelegd voor [eiser 1] en [eiser 2] . Dat dossier is bijna twee maanden later, eind april 2019, opgehaald.

2.10.

Veilig Thuis heeft [eiser 1] en [eiser 2] bij herhaling verzocht om een afspraak te maken voor het bespreken van de melding, de huidige situatie en de vervolgstappen. Zij heeft hulpverlening vanuit Samen DOEN voorgesteld. In een brief van 16 mei 2019 heeft Veilig Thuis aangekondigd dat als [eiser 1] en [eiser 2] niet binnen een week een voorstel zou doen voor een datum voor een gesprek met Veilig Thuis, zij de zaak zal overdragen aan JBRA.

2.11.

Omdat binnen de gestelde termijn geen reactie was ontvangen, heeft Veilig Thuis JBRA op 23 mei 2019 gevraagd de verantwoordelijkheid op te pakken voor het bewerkstellingen van directe en stabiele veiligheid voor de kinderen. In het overdrachtsdocument staat onder meer dat Jeugdgezondheidszorg en de huisarts geen vermoedens hebben van kindermishandeling of huiselijk geweld, maar dat de directrice van de school heeft laten weten dat er zorgen om [kind 2] bestaan waarop ze de vinger niet kunnen leggen en dat het hen ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] niet verbaast dat een melding bij Veilig Thuis is gedaan. Kort gezegd is vanuit school onder meer verklaard dat de jongens vaak ongewassen en onverzorgd zijn (niet fris ruikend, vieze handen en nagels), dat ze vaak te laat op school komen, dat er tussen [kind 2] en [eiser 1] weinig contact lijkt te zijn en dat [kind 3] vaak baldadig op haar reageert. De school had nog niet alle zorgen met [eiser 1] en [eiser 2] kunnen bespreken, maar had daarmee wel al een begin gemaakt.

2.12.

Ná 23 mei 2019 heeft [eiser 2] in een brief aan Veilig Thuis gereageerd op de melding van februari 2019 en het daarop gevolgde optreden van Veilig Thuis. De brief van 16 mei 2019 had hen pas bereikt op 28 mei 2019 omdat hij verkeerd was bezorgd, zo schrijft [eiser 2] in deze brief. Verder schrijft hij dat hij en [eiser 1] zich totaal niet in de beschuldiging herkennen, dat Veilig Thuis niet gericht is op waarheidsvinding, maar zich tot doel heeft gesteld hen hulpverlening op te leggen, en dat hij en [eiser 1] zich door Veilig Thuis ernstig voelen aangetast en beperkt in hun vrijheid en privéleven. Hij sommeert Veilig Thuis in deze brief nogmaals het dossier te sluiten en hen niet langer lastig te vallen. Hij had een vergelijkbare sommatie al eerder gestuurd, op 5 mei 2019.

2.13.

Op 27 mei 2019 heeft Veilig Thuis schriftelijk aan [eiser 1] en [eiser 2] aangekondigd dat zij op 29 mei 2019 met JBRA langs zullen komen voor de “warme overdracht”. Op verzoek van [eiser 1] en [eiser 2] is die datum verplaatst naar 4 juni 2019, en later naar 11 juni 2019.

2.14.

Op 3 juni 2019 zijn [eiser 1] en [eiser 2] met de kinderen vertrokken naar Duitsland, waar zij een huis hebben, omdat ze vrezen voor uithuisplaatsing van de kinderen.

2.15.

Op 18 juni 2019 heeft Veilig Thuis de aanmelding bij JBRA ingetrokken in verband met de migratie naar Duitsland.

2.16.

Veilig Thuis heeft haar Duitse tegenhanger, het Jugendambt, verzocht om te onderzoeken of het gezin woont op het adres in Duitsland waarop de kinderen staan geregistreerd. Op een schriftelijk verzoek van 20 juni 2019 van het Jugendambt om dringend contact met haar op te nemen, hebben [eiser 1] en [eiser 2] niet gereageerd. Jugendambt is meerdere keren langs gegaan bij het opgegeven adres, maar heeft het gezin niet aangetroffen. Vervolgens heeft Veilig Thuis op 27 juni 2019 telefonisch contact gezocht met de politie en haar zorgen geuit. De politie heeft daarop laten weten dat het Jugendambt in Duitsland aangifte van vermissing kan doen. Zekerheidshalve heeft Veilig Thuis ook in Nederland aangifte van vermissing gedaan. Dat heeft geleid tot de aanhouding van [eiser 1] op 13 juli 2019, toen zij in Nederland was, op verdenking van het onttrekken van de kinderen aan het ouderlijk gezag. Zij is na enige tijd weer vrijgelaten en wordt niet strafrechtelijk vervolgd.

2.17.

Op 17 juli 2019 heeft Veilig Thuis van de politie bericht ontvangen dat de kinderen in Duitsland zijn. Zij heeft daarop besloten het dossier te sluiten zolang het gezin in Duitsland leeft.

3Het geschil

3.1.

[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, kort gezegd:

  • Veilig Thuis op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden het dossier te sluiten, eventuele meldingen en/of verzoeken aan andere instanties in te trekken, onder overlegging van schriftelijk bewijs daarvan aan hun advocaat, en haar te verbieden om gebruik te maken van haar monitorfunctie, althans een andere passende voorziening te treffen; en

  • JBRA op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen het dossier aan Veilig Thuis terug te geven, eventuele meldingen en/of verzoeken aan andere instanties in te trekken en haar bemoeienis met het dossier te staken, althans een andere passende voorziening te treffen;

  • met hoofdelijke veroordeling van Veilig Thuis en JBRA in de proceskosten.

3.2.

Veilig Thuis en JBRA voeren verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Ten aanzien van Veilig Thuis

4.1.

[eiser 1] en [eiser 2] voelen zich in hun privacy aangetast door Veilig Thuis. De inmenging in hun privéleven is volgens hen disproportioneel omdat de aantijgingen ongegrond zijn. In ieder geval is er sinds hun emigratie geen rechtsgrond meer voor de inmenging. Zij willen vrij en ongehinderd naar Nederland kunnen blijven afreizen voor vakanties of familiebezoek, maar vrezen dat Veilig Thuis of door haar ingeschakelde instanties hen daar zal blijven lastigvallen.

4.2.

Met haar onderzoek maakt Veilig Thuis inderdaad inbreuk op het in artikel 8 lid 1 van het EVRM verankerde recht op respect voor het privé- en gezinsleven, de woning en de correspondentie – van in dit geval [eiser 1] en [eiser 2] . Dat recht is echter niet onbegrensd. Uit het tweede lid van artikel 8 EVRM volgt dat inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan voor zover bij de wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk voor onder meer het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

4.3.

Veilig Thuis is door de gemeente opgericht om te voldoen aan haar verplichting op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning om een Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling in te richten (artikel 4.1.1. lid 1 Wmo 2015). Veilig Thuis heeft onder meer tot taak om, indien een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling wordt gedaan, te onderzoeken of daarvan inderdaad sprake is en zo nodig passende vervolgstappen te nemen om dat te beëindigen (4.1.1. lid 2 Wmo 2015).

4.4.

Tot drie maal toe heeft Veilig Thuis een melding ontvangen van zorgen over de kinderen, naar zij stelt telkens van andere personen. [eiser 1] en [eiser 2] voeren aan dat de meldingen niet serieus te nemen zijn. De eerste melding, door de zus van [eiser 1] , is volgens hen uit wrok gedaan, om [eiser 1] een hak te zetten. Zij gaan ervan uit dat de tweede melding is gedaan door een overbuurman met wie zij een conflict hebben en dat de derde melding niet is gedaan door een willekeurige voorbijganger, maar door iemand die gelieerd is aan Veilig Thuis. [eiser 1] meent te weten om wie het gaat en stelt haar te hebben herkend als de hoofdauteur van het rapport “Effectief vroegtijdig handelen ter voorkoming van kindermishandeling”. De co-auteur van dat rapport is werkzaam bij Veilig Thuis en betrokken bij het onderzoek naar [eiser 1] en [eiser 2] . Zij menen dat zij als proefkonijnen worden gebruikt. Veilig Thuis bestrijdt dat de laatste melding is gedaan door de door [eiser 1] genoemde vrouw. Zij heeft aangeboden de rechter in kennis te stellen van de identiteit van de melder, waarmee zij wel bekend is. Dat wordt niet nodig geacht. Voorshands is er geen reden om te betwijfelen dat de melder een ander is dan door [eiser 1] wordt aangenomen. Tenslotte geldt dat ook indien de tweede melding door de overbuurman is gedaan, het gestelde conflict onvoldoende reden is om de melding niet op te volgen. Het bestaan van een conflict sluit immers niet uit dat er reden is tot zorg over de kinderen. Overigens is Veilig Thuis zich ervan bewust dat meldingen niet altijd uit zuivere motieven worden gedaan. Veilig Thuis kon niet anders, gezien haar wettelijke taak en de inhoud van de meldingen, dan die in onderzoek nemen. De inmenging door Veilig Thuis in het privéleven van [eiser 1] en [eiser 2] heeft dus een wettelijke basis.

4.5.

Het door Veilig Thuis verrichte onderzoek bestaat uit het doen van navraag bij de huisarts, de school en de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast heeft zij aan JBRA, de William Schrikker Groep, de Raad voor de Kinderbescherming, Samen Doen en de politie gevraagd of het gezin bij hen bekend is. Het opvragen van gegevens bij andere professionals valt binnen de bevoegdheden van Veilig Thuis. De Wmo beoogt de samenwerking zelfs te bevorderen (artikel 4.1.1. lid 4 Wmo).

4.6.

Dat Veilig Thuis bij het uitvoeren van haar onderzoek disproportioneel te werk is gegaan, is niet gebleken. [eiser 1] en [eiser 2] hebben tegenover de betwisting door Veilig Thuis niet aannemelijk gemaakt dat medewerkers van Veilig Thuis hen meerdere malen hebben opgewacht, achtervolgd, op de deur van hun woning hebben gebonkt, of dat zij de kinderen op slinkse wijze op straat hebben aangesproken en uitgehoord of – afgezien van die ene keer (zie onder 2.7) – hebben toegesproken via de brievenbus van hun woning. Ook is niet aannemelijk geworden dat Veilig Thuis vaker dan nodig telefonisch contact heeft gezocht met [eiser 1] en [eiser 2] . Het optreden van Veilig Thuis was noodzakelijk ter voorkoming van mogelijke kindermishandeling en ter bescherming van de gezondheid en rechten van de kinderen.

4.7.

Hooguit was Veilig Thuis aan de vroege kant met het aangeven van de kinderen als vermist. Die aangifte heeft voor [eiser 1] ingrijpende gevolgen gehad. Zij is aangehouden door de politie, wat een nare ervaring is geweest. Veilig Thuis wist dat het voor het Jugendambt waarschijnlijk moeilijk zou zijn om met het gezin in contact te komen. Mogelijk zou het gezin wel door Jugendambt in de woning zijn aangetroffen, of had zij op andere wijze kunnen constateren dat het gezin in Duitsland woonde, indien daarvoor meer tijd was genomen. Daar staat echter tegenover dat Veilig Thuis door de meldingen een verantwoordelijkheid heeft gekregen voor de veiligheid van de kinderen en zij er dus groot belang bij had hen zo snel mogelijk te lokaliseren. Het Jugendambt was voorafgaand aan de aangifte van vermissing herhaaldelijk bij de woning langs geweest zonder het gezin daar aan te treffen. De aanhouding van [eiser 1] is dan ook voor een groot deel een gevolg van het niet opnemen van contact met het Jugendambt. Al met al was het optreden van Veilig Thuis niet onrechtmatig jegens [eiser 1] en [eiser 2] .

4.8.

Daarmee is niet gezegd dat de zorgen over de kinderen van [eiser 1] en [eiser 2] gegrond zijn. Dat moet nog worden uitgezocht. Indien geen sprake is van verwaarlozing of mishandeling van de kinderen, is het heel vervelend voor [eiser 1] en [eiser 2] dat zij daarmee worden geassocieerd door het onderzoek van Veilig Thuis. Maar dat is de consequentie van door de wetgever gemaakte keuzes. Het is niet aan [eiser 1] en [eiser 2] om te concluderen dat er geen sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling, maar aan Veilig Thuis.

4.9.

De zorgen van Veilig Thuis zijn door [eiser 1] en [eiser 2] niet weggenomen, maar eerder versterkt door hun abrupte vertrek met hun kinderen, nog tijdens het schooljaar. Ter zitting heeft [eiser 1] verklaard dat het gezin inmiddels in België woont en van plan is daar te blijven. Het vertrek uit Nederland is ingegeven door een irreële angst. Er is geen sprake van dat de kinderen bij de “warme overdracht” zouden worden meegenomen en uithuisgeplaatst. Uithuisplaatsing kan niet zonder toestemming van de rechter en dat traject, of dat van een daaraan voorafgaande ondertoezichtstelling van de kinderen is zelfs nog helemaal niet in gang gezet. Namens Veilig Thuis is verklaard dat zij er helemaal niet op uit is om [eiser 1] en [eiser 2] aan te wrijven dat zij hun kinderen mishandelen, maar om uit te zoeken óf van mishandeling sprake is. Veilig Thuis heeft [eiser 1] en [eiser 2] ter zitting opnieuw uitgenodigd om met haar in gesprek te gaan, maar [eiser 1] heeft geen enkel vertrouwen in een goede uitkomst van dat gesprek. De inbreuk op het privé- en gezinsleven door Veilig Thuis wordt dus gerechtvaardigd en proportioneel geoordeeld.

4.10.

De tweede grond die [eiser 1] en [eiser 2] aan hun vordering ten grondslag leggen, betreft een inbreuk maat op het in artikel 6 van het EVRM verankerde recht op een eerlijk proces. Van een eerlijke rechtsgang is volgens [eiser 1] en [eiser 2] geen sprake, omdat Veilig Thuis hen reeds veroordeeld heeft tot kindermishandelaars en er geen afdoende spoedvoorziening openstaat waarin recht wordt gedaan op basis van waarheidsvinding. Het onderzoek door Veilig Thuis is echter geen gerechtelijke procedure en Veilig Thuis is geen gerecht, zodat het beroep op het bepaalde in artikel 6 EVRM om die reden niet opgaat. Dat neemt niet weg dat Veilig Thuis haar conclusies moet baseren op deugdelijk onderzoek, maar dat heeft zij ook gedaan, voor zover mogelijk. Daartoe zal zij in gesprek moeten komen met [eiser 1] en [eiser 2] . In ieder geval hoeven [eiser 1] en [eiser 2] niet te vrezen voor ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing zonder dat er een rechter aan te pas komt.

4.11.

Er is al met al geen grond voor toewijzing van de vordering tegen Veilig Thuis. Anders dan door met haar in gesprek te treden, zullen [eiser 1] en [eiser 2] niet kunnen bereiken dat het dossier wordt gesloten. Ook zullen zij niet kunnen voorkomen dat, in geval van sluiting, het dossier weer wordt geopend indien zij naar Nederland terugkeren of als Veilig Thuis nog andere meldingen ontvangt.

Ten aanzien van JBRA

4.12.

Welk concreet handelen [eiser 1] en [eiser 2] JBRA verwijten, is niet duidelijk. Zij stellen alleen dat de bemoeienis van JBRA onrechtmatig is en haar dossier een aanfluiting omdat dat alleen onbewezen en weerlegde verdachtmakingen met opgeblazen en grievende kwalificaties bevat. Ter zitting is namens JBRA verklaard dat zij nooit contact met derden heeft gehad over het gezin, maar alleen collegiaal contact met Veilig Thuis, vooruitlopend op de “warme overdracht”. Tot die overdracht is het niet gekomen door het vertrek naar Duitsland en JBRA heeft dus geen bemoeienis met de zaak. Het enige dossier waarin verdenkingen van onvoldoende zorg voor de kinderen is opgesteld komt van Veilig Thuis en niet van JBRA. Van onrechtmatig handelen door JBRA jegens [eiser 1] en [eiser 2] is dan ook geen sprake, zodat er geen grond is voor het treffen van de tegen JBRA gevraagde voorzieningen.

De proceskosten

4.13.

[eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

De kosten aan de zijde van Veilig Thuis worden begroot op:

- griffierecht € 639,00

- salaris advocaat 980,00

Totaal € 1.619,00

De kosten aan de zijde van JBRA worden begroot op nihil. Het verzoek van JBRA om het griffierecht op nihil te stellen, is toegewezen met analoge toepassing van het bepaalde in jo. artikel 1:265k lid 4 Burgerlijk Wetboek. JBRA is immers verschenen in verband met de haar bij wet opgedragen taak, waarvoor zij als gecertificeerde instelling in de zin van de Jeugdwet een uitzonderingspositie heeft voor wat betreft de heffing van griffierecht.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.

veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Veilig Thuis tot op heden begroot op € 1.619,00 en aan de zijde van JBRA tot op heden begroot op nihil.

5.3.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019. 1

1

type: eB

coll: LO



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733