Gerechtshof 's-Hertogenbosch 29-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3209

Datum publicatie02-09-2019
Zaaknummer200.245.955_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW);
Kinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW; Geen omgang (een van) ouders
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 1 253a

Inhoudsindicatie

Geen vervangende toestemming aan moeder voor indienen verzoek wijziging geslachtsnaam kinderen (2003, 2004 en 2007) in de hare. Niet in hun belang, nu er nog volop mogelijkheden zijn om hun vaderbeeld, met constructieve ondersteuning beide ouders, bij te stellen. Weliswaar legt artikel 3 Besluit Geslachtsnaamswijziging het primaat volgens Hof bij mening minderjarige van 12 en 12 + (al is het aan Koning om uiteindelijk over toewijzing te beslissen), maar dit is binnen toetsingskader art. 1:253a BW niet doorslaggevend.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 29 augustus 2019

Zaaknummer: 200.245.955/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/332621 / FA RK 18-1621

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat ten tijde van het indienen van het appelschrift: mr. C.J. Driessen,

huidige advocaat: mr. A.A.M. Olde Loohuis,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen: de vader.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juni 2018.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 september 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek wordt verleend voor het wijzigen van de achternaam van haar drie kinderen in [geslachtsnaam moeder] , conform artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 3 van het Besluit Geslachtsnaamwijziging.

2.2.

De vader heeft geen verweerschrift ingediend.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de vader.

2.4.

Het hof heeft de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn een dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van hun ouders – afzonderlijk van elkaar – gehoord. Ter zitting van het hof heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven, waarna de ouders de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.5.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 juni 2018;

- de brief van de raad van 27 juni 2019, waarin de raad aangeeft niet ter zitting te zullen verschijnen.

3De beoordeling

3.1.

Partijen zijn op 20 januari 2003 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. Bij beschikking van 27 april 2012 is het geregistreerd partnerschap ontbonden. Partijen zijn de ouders van:

  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .

De vader heeft de kinderen erkend. Partijen zijn belast het gezamenlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.2.

Partijen zijn op 30 maart 2012 in een ouderschapsplan een zorgregeling overeengekomen waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdagavond tot maandagochtend bij de vader verblijven. Partijen hebben hier enkele jaren, tot medio 2016, uitvoering aan gegeven. De raad heeft in juli 2016 geadviseerd om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen tijdelijk stop te zetten. De rechtbank heeft dit advies in maart 2017 overgenomen en bepaald dat de contacten tussen de vader en de kinderen tijdelijk worden stopgezet voor de duur van één jaar om de vader de tijd geven om te stabiliseren en zijn eigen problematiek aan de pakken. Na verloop van dit jaar, in maart 2018, is de zorgregeling niet meer hervat.

3.3.

De moeder heeft de rechtbank vervolgens op 3 april 2018 verzocht om vervangende toestemming voor het wijzigen van achternaam van de kinderen van [geslachtsnaam vader] naar [geslachtsnaam moeder] conform artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) juncto artikel 3 van het Besluit Geslachtsnaamswijziging. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.

3.4.1.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar appelschrift voert ze – kort samengevat – het volgende aan.

De kinderen wonen bij de moeder en hebben al jaren geen contact meer met hun vader en zij willen dit ook niet. De vader heeft in het verleden aangegeven (op dat moment) niet voor de kinderen te kunnen zorgen en heeft zich bij de huidige situatie neergelegd. Het wijzigen van de achternaam van de kinderen is de wens van de kinderen. De moeder wil er alles aan doen om dit voor de kinderen te regelen. De moeder vindt het belangrijk om te zien dat de kinderen na een periode van hectiek en onrust hun draai hebben gevonden in het gezinsleven van de moeder met haar nieuwe levenspartner. De kinderen zijn in staat om duidelijk uit te leggen en te verwoorden waarom ze iets wel of niet willen. Een familieband met de familie van de vader is er helemaal niet.

Aan alle voorwaarden van het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging is voldaan, zoals de verplichte verzorgingstermijn en de blijvende instemming van de kinderen, ondanks de bedenkingen van de vader. De kinderen zijn in staat tot een redelijke waardering van hun belangen en zijn in staat een inschatting te maken van de gevolgen van een geslachtsnaamwijziging.

De vader heeft ouderlijk gezag en blijft daardoor verbonden met zijn kinderen. De rechtbank is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat de wens van de kinderen dient te prevaleren indien de vader niet instemt met het verzoek en de kinderen, ondanks de afwijzing van de vader, geslachtsnaamwijziging blijven wensen.

3.4.2.

Ter zitting heeft de moeder hieraan, kort gezegd, het volgende toegevoegd.

Het is de keuze van de kinderen geweest om niet meer naar de vader te gaan; zij gaven aan dat het contact niet meer goed voelde en de moeder heeft naar haar kinderen geluisterd. De achternaam is met name een gevoelskwestie bij de kinderen, omdat zij behoren tot het gezin [geslachtsnaam moeder] . De kinderen geven langdurig aan dat zij hun achternaam willen veranderen: dit is een bestendige wens van de kinderen zelf. De wens is ontstaan nadat het contact met de vader was verbroken. Het is in het belang van de kinderen dat zij zich gehoord voelen. [minderjarige 1] is daarom onlangs het gesprek met zijn vader aangegaan. [minderjarige 3] overziet de gevolgen van de achternaamswijziging moeilijker. Daarom heeft de moeder nog zo lang gewacht met het indienen van het verzoek. De moeder wilde eerst zeker weten of de wens van alle kinderen bestendig was: dat bleek zo te zijn.

3.5.

De vader heeft ter zitting, kort gezegd, het volgende verweer gevoerd.

Ten tijde van het raadsadvies van juli 2016 kampte de vader nog met een burn-out die al met al ongeveer anderhalf jaar heeft geduurd. In die periode waren er bij hem thuis veel spanningen met zijn vriendin, die ook met psychische problemen kampte. De vader vindt het spijtig dat op enig moment de ‘bom is gebarsten’ en dat hij feitelijk geen vader meer voor zijn kinderen heeft kunnen zijn. Toen in maart 2018 het jaar voorbij was waarin hij van de rechter geen contact met de kinderen mocht hebben, diende de moeder het verzoek in om de achternamen van de kinderen te veranderen. Dat was voor de vader een klap in zijn gezicht. Hij kreeg niet eens de kans om te laten zien dat het toen weer beter ging met hem.

De vader heeft toen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gemaild en hij kreeg als reactie dat ze met rust gelaten wilden worden en dat ze geen contact met hem wilden. De vader liep tegen een muur aan, maar hij wilde niets afdwingen. De vader probeerde alles wat in zijn macht lag om met de kinderen in contact te komen en hij gedroeg zich hierbij altijd netjes; hij ging bijvoorbeeld niet bij de kinderen op de stoep staan.

Gesprekken met de moeder leiden tot niets, dat heeft de vader al geprobeerd. De kinderen mogen hem altijd bellen. De vader heeft een paar keer WhatsApp-contact met [minderjarige 1] gehad waarin hij hem bijvoorbeeld succes wenste of feliciteerde. De vader benaderde [minderjarige 1] hierin bewust heel voorzichtig, omdat er anderhalf jaar lang geen contact is geweest. De vader hoopt dat [minderjarige 1] hierdoor het contact weer wil aangaan met hem. Laatst heeft er een gesprek tussen de vader en [minderjarige 1] plaatsgevonden. De vader heeft [minderjarige 1] gezegd dat hij over het verzoek zal nadenken als [minderjarige 1] op zijn 18e nog steeds zijn achternaam wil veranderen.

De vader wil graag weer een volledige ouder zijn voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hij wil graag weer in contact komen met de kinderen en hij wil ze een plek geven waar ze happy kunnen zijn. De vader merkt tot slot op dat hij net zoveel van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zou houden als zij [geslachtsnaam moeder] zouden heten maar dat hij dan wel met 5-0 achter staat, hij vreest dat de binding dan helemaal verdwijnt.

Het hof overweegt als volgt.

3.6.1.

Artikel 1:7 lid 1 BW bepaalt dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd. In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging, verder te noemen “het besluit”, zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamwijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld.

Artikel 3 lid 4 onder c van het besluit bepaalt voor zover hier van belang dat:
“Het verzoek wordt afgewezen, indien:
c. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.”

3.6.2.

Van een rechtstreekse toetsing door de burgerlijke rechter van het verzoek van de moeder aan artikel 3 van het besluit kan geen sprake zijn aangezien dit besluit zich richt tot de Koning en toetsing is voorbehouden aan de Koning.
Nu de wettelijke vertegenwoordigers van genoemde minderjarigen van mening verschillen over een eventuele wijziging van de geslachtsnaam van hun kinderen is er sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW. Dit artikel vormt voor de burgerlijke rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt, dat ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beiden of een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Dit betekent derhalve dat het hof weliswaar rekening houdt met de omstandigheid dat artikel 3 van het besluit het primaat legt bij de mening van de minderjarige van 12 jaar of ouder, maar dat dit binnen het toetsingskader van artikel 1:253a BW niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn.

3.6.3.

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, alsmede op de mening van de minderjarigen, is het hof van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen is dat het verzoek van de moeder wordt afgewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

3.6.4.

Gebleken is dat de ouders bij de geboorte van de kinderen gezamenlijk gekozen hebben voor de geslachtsnaam van de vader en dat de kinderen deze geslachtsnaam tot op heden altijd gevoerd hebben. De kinderen zijn opgegroeid met de naam [geslachtsnaam vader] en deze naam maakt derhalve deel uit van hun identiteit. Er dienen derhalve zwaarwegende omstandigheden te zijn om te komen tot het oordeel dat een geslachtsnaamswijziging in het belang van de kinderen is.

Hetgeen de moeder hiertoe aanvoert, namelijk dat het de bestendige wens van de kinderen is om de geslachtsnaam van de moeder te hebben en dat er geen contact meer is tussen de vader en de kinderen, acht het hof onvoldoende zwaarwegend voor het oordeel dat de belangen van de kinderen zijn gediend met toewijzing van haar verzoek.

De enkele reden dat de kinderen geen contact met hun vader hebben, is geen zwaarwegende omstandigheid. Naar eigen zeggen hebben de kinderen een normaal gezinsleven (zonder heftige ruzies of incidenten) gehad toen de ouders nog bij elkaar waren, en ook tot 2 à 3 jaar na de scheiding hadden zij een normale zorg- en contactregeling met de vader van een weekend per veertien dagen. Pas later ontstonden spanningen mede vanwege de nieuwe partner van de vader. Niet gesteld of gebleken is echter dat er dusdanig negatieve aspecten aan de vader kleven dat daardoor de geslachtsnaam [geslachtsnaam vader] voor de kinderen een probleem is.

Voorts zijn beide ouders verantwoordelijk voor het feit dat de kinderen op dit moment geen contact met de vader hebben. Toen de vader als gevolg van een burn-out en persoonlijke omstandigheden medio 2016 de zorgregeling niet meer kon uitvoeren, is deze in maart 2017 door de rechtbank tijdelijk stopgezet. De bedoeling was destijds dat dat voor de duur van één jaar zou zijn. De zorgregeling is daarna echter helemaal niet meer op gang gekomen. De reden hiervan is voor het hof niet goed duidelijk geworden. Het hof leidt uit hetgeen de moeder ter zitting verklaard heeft af dat zij het contact met hun vader toen geheel aan de kinderen heeft overgelaten waardoor dat niet meer op gang is gekomen. De moeder heeft daarmee alle verantwoordelijkheid voor een contact met hun vader bij de kinderen zelf neergelegd. Zij heeft hiermee niet voldaan aan haar wettelijke plicht om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder (c.q. de vader) te bevorderen (art. 1:247 lid 3 BW) . De vader op zijn beurt heeft zich te afwachtend opgesteld. Hij had zelf ook in actie moeten komen en meer kunnen doen om het contact te herstellen, zo nodig had hij ook een procedure kunnen starten. Het hof wijst de ouders op hun ouderlijke verantwoordelijkheid om met elkaar in gesprek te gaan om te bezien wat nodig is zodat de kinderen weer in contact kunnen komen met hun vader: dat zijn de ouders verplicht aan [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

Dat de kinderen reeds geruime tijd de wens hebben om naar de moeder te heten omdat zij zeer hecht zijn met de moeder en met haar in een gezinsverband leven, acht het hof evenmin een zwaarwegende omstandigheid. Dat de kinderen aangeven dat zij liever [geslachtsnaam moeder] heten dan [geslachtsnaam vader] betekent nog niet dat dit ook in hun belang is. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het verzoek voor wat betreft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet voortkomt uit de wens van henzelf. De mogelijkheid tot geslachtsnaamswijziging komt bij [minderjarige 1] vandaan, die van een vriendje had gehoord dat dit mogelijk was. [minderjarige 1] heeft het toen besproken met zijn moeder en daarna met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Dit heeft ertoe geleid dat zij alle drie hun achternaam willen veranderen.

Een wijziging van geslachtsnaam is echter een ingrijpende beslissing met een emotionele lading. Door geslachtsnaamswijziging verliezen de kinderen een deel van hun identiteit, zonder dat voldoende duidelijk is geworden dat zij alle drie de gevolgen daarvan volledig kunnen overzien. Immers momenteel is onvoldoende te overzien voor het hof (en ook voor de ouders en de kinderen) welke rol de vader in de toekomst in het leven van de kinderen zal hebben. Niet uitgesloten is dat er in de toekomst weer enige vorm van contact tussen de vader en de kinderen zou kunnen zijn. Uit de gesprekken met de kinderen is gebleken dat de kinderen hier niet geheel afwijzend tegenover staan. Gebleken is verder dat [minderjarige 1] onlangs uit eigen beweging de vader heeft opgezocht en met hem gesproken heeft, terwijl de vader wel eens komt kijken bij het voetballen van [minderjarige 3] .

Nu de kinderen zich in de afgelopen jaren onvoldoende zelfstandig een beeld hebben kunnen vormen van hun vader, heeft dat ongetwijfeld gevolgen voor hun identiteitsontwikkeling. Gelet hierop is het hof er niet van overtuigd dat alle drie de kinderen de consequenties van een geslachtsnaamswijziging in voldoende mate kunnen overzien. Dat geldt zeker ook voor [minderjarige 3] , gezien zijn jonge leeftijd en de levensfase waarin hij verkeert.

Het hof heeft prettige gesprekken gehad met de kinderen en hun wens is goed overgekomen bij het hof. Hoewel [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dit waarschijnlijk anders voelen, is het hof van oordeel dat een geslachtsnaamswijziging niet de oplossing voor de problemen biedt die zij op dit moment hebben in hun relatie tot hun vader. Het verlenen van vervangende toestemming die (mogelijk) geslachtsnaamswijziging tot gevolg heeft, zal de verbinding verbreken die door de gelijke achternaamsvoering van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met hun vader nog bestaat, terwijl er thans nog volop mogelijkheden liggen voor de kinderen om, met de constructieve ondersteuning van beide ouders, hun vaderbeeld bij te stellen. Het hof wijst dan ook, evenals de rechtbank, het verzoek van de moeder tot het verlenen van een vervangende toestemming voor de ontbrekende instemming van de vader voor geslachtsnaamswijziging, af.

3.6.5.

Beslist wordt als volgt.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.A.M. Scheij en H.M.A.W. Erven en is op 29 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733