Rechtbank Noord-Nederland 08-08-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:3475

Datum publicatie12-08-2019
Zaaknummer127764 /KGZA 19-123
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAssen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie; Geschil over vakantie buitenland
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Dat vader' s vakantietripje deels valt in weekend dat dochter volgens weekendregeling bij moeder zou zijn, is geen reden voor afwijzing vordering vader tot vervangende toestemming om vanaf 9-8-19 met dochter een weekje weg te mogen. In vakantietijd moet weekendregeling wel vaker wijken.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Assen

Kort-gedingnummer: 127764 /KGZA 19-123

vonnis van de voorzieningenrechter in het kort-geding d.d. 8 augustus 2019

inzake

A.,

wonende te [woonplaats vader],

hierna ook te noemen de vader,

advocaat mr. N. van de Gevel, kantoorhoudende te Doetinchem,

tegen

B.,

wonende te [woonplaats moeder],

hierna ook te noemen de moeder,

advocaat mr. M. Horsten-van Gemeren, kantoorhoudende te Emmen.

Procesverloop

De dagvaarding werd op 31 juli 2019 aan moeder betekend.

Van moeders advocaat werd de brief met bijlagen van 5 augustus 2019 ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 8 augustus 2019.

Daarbij waren de ouders en hun advocaten aanwezig.

Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) was [naam vertegenwoordiger Raad] aanwezig.

Motivering

feiten:

Partijen zijn de ouders van C., geboren …2017 te [geboorteplaats].

Zij hebben samen het gezag over hun dochter.

De relatie van de ouders werd in november 2017 beëindigd.

C. woont bij haar moeder.

Tussen de ouders loopt bij deze rechtbank de procedure met nummer C/19/122825 / FA RK.

In die procedure is een tussenbeschikking gewezen op 18 juli 2018. De zaak is laatstelijk behandeld ter zitting van 10 juli 2019. Blijkens de aantekeningen die de griffier van die zitting heeft gemaakt is toen namens moeder verklaard dat er tussen de ouders 100% overeenstemming is over de omgang. Onderdeel daarvan is dat C. de helft van de feestdagen en vakantiedagen, in onderling overleg tussen de ouders, bij ieder ouder zal zijn.

De Raad complimenteerde de ouders ermee dat zij de omgang in onderling overleg hebben geregeld. Die zitting werd inhoudelijk besteed aan het aspect bijdrage door vader aan moeder in de kosten van C.

vordering vader:

Vader vordert vast te stellen dat hij omgang heeft met C. van 9-16 augustus 2019 en hij vordert vervangende toestemming voor het verblijf van C. in België in de genoemde periode.

Vader stelt dat hij op grond van de gemaakte afspraken recht heeft op 3 weken vakantie met zijn dochter, maar dat hij omdat die afspraak nog maar recent is gemaakt hij maar vraagt om één week. Moeder gaat pas na 16 augustus met C. op vakantie, dus daarmee zit hij haar niet in de weg.

standpunt moeder:

Moeder weigert in te stemmen met de vakantieplanning van vader.

Volgens het ritme van de regeling zou C. het weekend van 10/11 augustus bij haar moeder zijn en moeder wil daaraan vasthouden. Zij heeft dat weekend afspraken gemaakt waarbij C. aanwezig zal zijn. Moeder meent dat vader onvoldoende met haar heeft overlegd, maar dat hij eenzijdig wil bepalen. Moeder meent dat zij een dergelijke handelswijze niet kan laten gaan. Het gedrag van vader leidt tot onnodige conflicten.

beoordeling:

Ter zitting heeft moeder laten weten dat zij tegen een verblijf in België geen bezwaar heeft. Vader heeft toestemming van moeder om met C. naar België te gaan. Bij dat onderdeel van zijn vordering heeft vader geen belang. Die vordering zal de voorzieningenrechter afwijzen. Vader kan en mag naar België met de toestemming van moeder.

Die toestemming hoeft niet vervangen te worden.

Het enige bezwaar van moeder richt zich op de data waarop vader weg wil.

Tegen de duur van een week heeft ze geen verweer gevoerd.

Moeder stelt dat vader niet heeft overlegd.

De voorzieningenrechter herhaalt wat op zitting al is voorgehouden.

Uit de door moeder overgelegde app berichten blijkt dat vader op 8 juli aan haar liet weten dat hij "7/8/9 augustus" zou willen vertrekken voor "3 /4 dagen". Exacter zal hij het moeder een dag later laten weten.

Op welke dag vader ook zou vertrekken, als de voorzieningenrechter daar 3 tot 4 dagen bij telt, dan valt het weekend van 10 tot 11 augustus in dat tripje. Dat had moeder op 8 juli duidelijk kunnen zijn.

Dat vader dan in plaats van een dag pas een week later laat weten op welke van de genoemde 3 data hij C. wil halen is voor moeder kennelijk een dermate bron van ergernis en frustratie dat het nu op een kort geding moet aankomen.

Zoals de Raad terecht opmerkt is het meer dan waarschijnlijk dat dit vooral komt door wat de Raad "de onderlaag" noemt. Tussen deze ouders speelt nog zoveel ex-partner problematiek dat het een weerslag heeft op hun overleg als ouders. Het is ouders al diverse keren voorgehouden dat het voor C. zeer wenselijk zou zijn als haar ouders hier iets aan zouden doen, maar moeder ziet het nut van een Yorneo traject in de vorm zoals het wordt aangeboden niet.

Dan moet de rechter de knoop dus doorhakken.

Dat vader zijn vakantietripje deels valt in een weekend dat C. volgens de weekendregeling bij haar moeder zou zijn, is geen reden om de vordering van vader af te wijzen. In vakantietijd moet die weekendregeling wel vaker wijken. Moeder kon daar ook vanaf 8 juli al rekening mee houden.

Het overleg tussen de ouders op dit punt laat verder te wensen over. Ook dat is geen reden om de vordering van vader af te wijzen. De ouders is hier diverse keren een hulpverleningstraject voor aangeboden, maar maken daar geen gebruik van.

De vordering van vader zal worden toegewezen in die zin dat hij vrijdag 9 augustus 2019 C. om 15.00 uur bij moeder kan ophalen en dat hij haar uiterlijk 16 augustus 2019 weer thuis zal brengen. Mocht blijken dat het voor C. prettig is om eerder dan 16 augustus 2019 weer naar moeder te gaan, dan zullen de ouders daarover moeten overleggen. Dat geldt ook voor het tijdstip.

Dat is wat anders dan het doen van een mededeling door vader.

Beslissing

De rechter, rechtdoende in kort geding:

- stelt vast dat vader en C. dit jaar van 9 tot en met uiterlijk 16 augustus 2019 omgang hebben in de vakantie, waarbij vader C. op 9 augustus 2019 om 15.00 uur ophaalt;

- wijst het verzoek vervangende toestemming af omdat moeder toestemming geeft voor het verblijf in België;

- compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733