Rechtbank Overijssel 03-07-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:2466

Datum publicatie18-07-2019
ZaaknummerC/08/224542 / HA ZA 18-484
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlmelo
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Vergoedingsrechten; Kosten huishouding; Eigen woning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Informele samenleving zonder contract. Vrouw eist bij einde relatie bijdragen in kosten gezamenlijke koopwoning. Dit wordt afgewezen voor zover vordering ziet op kosten tijdens de relatie: Rb leidt stilzwijgende overeenkomst af dat partijen gedurende relatie financieel bijdroegen wat zij konden, waarna zij niets meer verschuldigd waren. Na einde relatie geldt bij eenvoudige gemeenschap art. 3:172 BW: beiden betalen helft aan kosten voor bezit/behoud van woning. Hypotheekrente valt niet onder art. 3:172 BW.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/224542 / HA ZA 18-484

Vonnis van 3 juli 2019

in de zaak van

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. K.M. Kuipers-Ten Voorde te Almelo,

tegen

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen.

Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 januari 2019;

- de op 25 februari 2019 ten behoeve van de comparitie overgelegde conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte vermindering van eis, tevens houdende akte vermeerdering van eis met negen producties van de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ;

- het proces-verbaal van comparitie van 8 mei 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen hadden een relatie. Uit deze relatie is een kind geboren. Partijen woonden samen in een woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Partijen waren gezamenlijk eigenaar van de woning. De woning is op 15 februari 2019 verkocht zonder restschuld of overwaarde.

2.2.

De relatie tussen partijen is op 1 juli 2017 geëindigd. Partijen waren niet gehuwd en hadden geen samenlevingsovereenkomst.

3Het geschil

in conventie
3.1.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert na vermindering en vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

I. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2017, de hypothecaire lasten evenals alle overige lasten verbonden aan de gemeenschappelijke woning voor zijn rekening te nemen, hetgeen inhoudt dat de man een bedrag van € 17.817,84 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient te voldoen terzake de lasten door de vrouw voldaan vanaf 1 juli 2017 tot en met 18 oktober 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum dagvaarding althans datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

II. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen om vanaf 18 oktober 2018 de woonlasten ter hoogte van € 895,18 per maand dient te voldoen tot datum levering van de woning aan een derde, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum dagvaarding althans datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

III. te bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag ad € 500,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient te voldoen ex artikel 6:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) terzake het negatieve saldo op de gezamenlijke rekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

IV. te bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag ad € 20.111,88 dan wel, voor het geval tot verrekening wordt overgegaan, een bedrag ad € 18.246,83 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient te voldoen ex artikel 6:10 lid 2 BW terzake de met name door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaalde woonlasten in de periode januari 2011 tot en met januari 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

V. te bepalen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag ad € 400,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient te voldoen terzake de ten onrechte door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toegeëigende goederen in het kader van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

Subsidiair

VI. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen een bedrag van € 9.448,92 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te voldoen, zijnde de helft van alle door de vrouw vanaf 1 juli 2017 tot en met 18 oktober 2018 voldane lasten verbonden aan de gemeenschappelijke woning ad € 17.817,84 en de helft van de, in de periode van juli 2017 tot en met 18 oktober 2018 door de man ontvangen teruggave van de Belastingdienst betrekking hebbende op de woning ad € 1.080,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum dagvaarding althans datum indiening van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening;

VII. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen om vanaf 18 oktober 2018 de helft van de woonlasten ter hoogte van € 447,59 per maand te voldoen tot datum levering van de woning aan een derde, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldag tot de dag der algehele voldoening;

Primair en subsidiair

VIII. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf twee weken na de dag waarop in deze vonnis wordt gewezen tot de dag der algehele voldoening.

Standpunten [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in conventie

3.2.

Aan haar vorderingen legt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder meer ten grondslag dat zij gedurende de relatie van partijen in verhouding tot [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veel meer heeft bijgedragen aan de vaste lasten, waaronder de hypotheek, verzekeringen, belastingen, verbruikskosten en abonnementen. Vanaf februari 2017 tot het moment van verkoop van de woning heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] alle vaste lasten gedragen. Daarnaast heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het negatieve saldo van de gemeenschappelijke rekening aangevuld. Ook heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder toestemming van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] diverse gemeenschappelijke goederen uit de woning meegenomen en/of deze verkocht. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert vergoeding van de woonlasten na beëindiging van de relatie, primair op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW en subsidiair vergoeding van de helft van de vaste lasten op grond van artikel 6:10 BW. Dit artikel vormt ook de grondslag voor de vordering van de vaste lasten tijdens de relatie en de aanvulling van de gemeenschappelijke rekening door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .

Standpunten [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in conventie

3.3.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] concludeert tot niet ontvankelijkheid van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , althans afwijzing van haar vorderingen. Daartoe voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan dat alle aan de woning verbonden lasten voor beiden zijn en dat hij vanaf januari 2011 tot en met januari 2017 alle kosten van de woning ter hoogte van ongeveer € 65.000,00 heeft voldaan. Vanaf februari 2017 tot het moment van verkoop van de woning heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de kosten van de woning voldaan, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Daarnaast heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zonder toestemming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gezamenlijke eigendommen ter waarde van € 5.000,00 uit de woning meegenomen.

in reconventie

3.4.

Alhoewel in het petitum is gevorderd om “Gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen een bedrag van € 28.591,08, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.”, begrijpt de rechtbank uit de inhoud van de conclusie in reconventie dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad – dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt veroordeeld om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 28.591,08, met veroordeling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten van de procedure.

Standpunten [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie

3.5.

Aan zijn vordering legt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten grondslag dat hij vanaf januari 2011 tot en met januari 2017 alle kosten van de woning ter hoogte van ongeveer € 65.000,00 heeft voldaan en dat hij, na verrekening van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gedragen vaste kosten vanaf februari 2017, daarom meer heeft bijgedragen dan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich daarbij op artikel 6:10 lid 2 BW. Daarnaast heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gezamenlijke eigendommen ter waarde van € 5.000,00 uit de woning meegenomen, die aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moeten worden vergoed.

Standpunten [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in reconventie

3.6.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanaf januari 2011 tot en met januari 2017 alle vaste lasten ter hoogte van ongeveer € 65.000,00 heeft voldaan. Ook betwist [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat zij gezamenlijke eigendommen uit de woning heeft meegenomen. Daarnaast is het deel van de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat ziet op de jaren 2011, 2012 en 2013 verjaard op grond van artikel 3:310 lid 1 BW.

4De beoordeling

in conventie

De kosten na het einde van de relatie

4.1.

Tussen partijen staat vast dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf 1 februari 2017 tot het moment van verkoop van de woning op 15 februari 2019, alle kosten heeft betaald die verband houden met de woning. Deze kosten omvatten betalingen betreffende de verzekeringen, de (spaar)hypotheek, de starterslening, een deel van de gemeentelijke belasting, de nutsvoorzieningen en tv- en internetabonnementen. Ook staat vast dat deze kosten tot en met 18 oktober 2018 in totaal € 17.817,84 bedroegen en daarna in totaal € 895,18 per maand.

4.2.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert primair volledige betaling van deze kosten door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW. Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is dit redelijk, omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet meewerkte aan de verkoop van de woning en niet reageerde op verzoeken van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om een financieel bij te dragen. Subsidiair vordert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaling van de helft van deze kosten door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van artikel 6:10 lid 1 BW.

4.3.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voerde ter zitting aan dat hij niet aan de kosten na het einde van de relatie hoeft mee te betalen, omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze kosten niet kon betalen en omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet meewerkte aan oplossingen voor het betalen van de vaste lasten, zoals verhuur van de woning. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onbetwist aangevoerd dat hij vanaf het einde van de relatie de gemeentelijke belastingen en de waterschapslasten heeft betaald. De gemeentelijke belastingen bedroegen € 756,19 per jaar en de waterschapslasten bedroegen € 240,11 per jaar. Verder heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat hij in ieder geval vanaf juli 2017 tot 15 februari 2019 maandelijks € 181,00 hypotheekrenteaftrek ontving van de Belastingdienst, althans na aangifte zal ontvangen, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt.

4.4.

De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestelde kosten niet betwist. Ook stelt de rechtbank op basis van het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] overgelegde, onbetwiste overzicht van de kosten waaruit het bedrag van € 17.817,84 bestaat (pagina 1 t/m de eerste alinea van pagina 5 van productie 7a bij dagvaarding) vast dat de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestelde uitgaven voor een deel van € 800,00 voor 1 juli 2017 en dus tijdens de relatie zijn gemaakt. De gevorderde kosten hangen samen met de woning waarin partijen tot 1 juli 2017 hebben samengewoond. Deze woning behoorde aan partijen gezamenlijk toe, zodat sprake was van een eenvoudige gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW. Niet in geschil is dat de aandelen van deelgenoten [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de woning gelijk waren.

4.5.

Voor een eenvoudige gemeenschap regelt artikel 3:172 BW dat deelgenoten in beginsel naar evenredigheid van hun aandeel in het gemeenschappelijk goed moeten bijdragen in de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Hieruit volgt het uitgangspunt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beiden in gelijke mate moeten meebetalen aan de kosten die worden gemaakt voor het bezit en behoud van de gezamenlijke woning. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde kosten kwalificeren als zodanig, met uitzondering van de hypothecaire leningen en bijbehorende maandelijkse hypothecaire lasten. Deze vallen niet onder artikel 3:172 BW (Hoge Raad 11 oktober 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0365). Voor deze kosten zijn partijen hoofdelijk aansprakelijk op grond van de hypotheekakte (productie 3 bij dagvaarding, onder III.). Daarbij is op grond van artikel 6:10 BW ieder aansprakelijk voor het gedeelte van de schuld dat hem/haar in hun onderlinge verhouding aangaat. De grootte van de bijdrageplicht hangt daarbij in de eerste plaats af van wat partijen zijn overeengekomen. Nu niet gesteld of gebleken is dat partijen over de hypothecaire lasten na het einde van de relatie afspraken hebben gemaakt, dient de rechtbank een aanwijzing voor de draagplicht te ontlenen aan de onderlinge rechtsverhouding van partijen. De rechtbank is van oordeel dat de draagplicht voor de hypothecaire lasten na het einde van de relatie voor partijen gelijk is. Daarvoor acht de rechtbank doorslaggevend dat de hypotheek betrekking had op de gezamenlijke woning van partijen, waarvan zij beide voor gelijke delen eigenaar waren. Aldus moeten partijen ook de hypothecaire lasten van de woning voor gelijke delen dragen. Het uitgangspunt is dan ook dat de kosten die verband houden met de woning, gemaakt na het einde van de relatie, gelijkelijk door partijen moeten worden gedragen.

4.6.

Juist is dat de rechtsverhouding van partijen wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 3:166 lid 3 BW jo. artikel 6:2 BW) . Wat redelijk en billijk is, hangt af van alle feiten en omstandigheden van het geval. De vraag is of de redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat moet worden afgeweken van voornoemd uitgangspunt dat de kosten door beide partijen moeten worden gedragen. In dit kader stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen medewerking verleende aan de verkoop van de woning. Daartegenover voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen medewerking verleende aan lasten verlagende oplossingen. Wat daar ook van zij, het zijn naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die het redelijk en billijk maken om, in afwijking van het uitgangspunt, de kosten volledig voor rekening van één van partijen te laten komen. Dat geldt ook voor het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , inhoudende dat hij na het einde van de relatie geen kosten zou moeten dragen, omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou weten dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die kosten niet kon betalen. Immers, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is zelf verantwoordelijk voor zijn deel van de kosten voor de gemeenschappelijke woning. De enkele wetenschap van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over de betalingsonmacht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maakt dat niet anders.
Het voorgaande leidt tot een afwijzing van dit deel van de primaire vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (rechtsoverweging 3.1. onder I. en II.).

4.7.

De rechtbank concludeert dat de kosten verbonden aan de woning, gemaakt vanaf het einde van de relatie op 1 juli 2017 tot het moment van verkoop van de woning op 15 februari 2019, gelijkelijk door partijen moeten worden gedragen.

De aan de woning verbonden kosten vanaf 1 juli 2017 tot en met 18 oktober 2018

4.8.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert subsidiair (rechtsoverweging 3.1. onder VI.) onder meer betaling door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van een bedrag van € 9.448,92. Dit bedrag bestaat voor een deel van € 8.908,92 uit de helft van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf 1 juli 2017 tot en met 18 oktober 2018 gemaakte aan de woning verbonden kosten en voor een deel van € 540,00 uit de helft van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ontvangen hypotheekrenteaftrek in de periode van augustus 2017 tot en met januari 2018.

4.9.

Uit het voorgaande volgt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de periode vanaf 1 juli 2017 (na einde relatie) tot en met 18 oktober 2018 in totaal € 17.017,84 (€ 17.817,84 – € 800,00, zie hiervoor rechtsoverweging 4.4.) aan kosten betreffende de woning heeft gedragen. Daarvan dient [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de helft, zijnde € 8.508,92 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen. In zoverre wordt de vordering toegewezen. Tegen de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde vermeerdering met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen verweer gevoerd, zodat ook dit wordt toegewezen.

De hypotheekrenteaftrek

4.10.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert betaling van de helft van de hypotheekrenteaftrek over zowel de periode augustus 2017 tot en met januari 2018 (het deel van € 540,00) over de periode juli 2017 tot en met 19 oktober 2018 (voor een deel van € 1.080,00). De rechtbank constateert dat delen van deze vordering elkaar overlappen. Daarom zal de rechtbank de vordering over de periode augustus 2017 tot en met januari 2018 afwijzen en de vordering over de periode juli 2017 tot en met 19 oktober 2018 beoordelen.

4.11.

Ter onderbouwing van deze vordering stelde [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onbetwist dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maandelijks € 90,00 van de hypotheekrenteaftrek aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou betalen, maar dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat nooit heeft gedaan. Verder is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanaf 1 juli 2017 tot en met 19 oktober 2018 maandelijks € 181,00 hypotheekrenteaftrek heeft ontvangen, althans na aangifte zal ontvangen, van de Belastingdienst.

4.12.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft tegen de gevorderde hypotheekrenteaftrek en de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, geen verweer gevoerd, anders dan algehele verrekening met zijn reconventionele vordering, welke later in dit vonnis aan de orde komt. Het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde bedrag van € 1.080,00, vermeerderd met wettelijke rente, wordt dan ook toegewezen.

De aan de woning verbonden kosten vanaf 19 oktober 2018 tot en met 15 februari 2019

4.13.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert subsidiair (rechtsoverweging 3.1. onder VII.) betaling door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van de helft van de woonlasten van € 447,59 per maand vanaf 18 oktober 2018 tot de datum levering van de woning aan een derde. Gedurende de procedure, op 15 februari 2019, is de woning verkocht en geleverd aan een derde.

4.14.

Tussen partijen staat vast dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in deze periode in totaal € 3.461,36 (€ 895,18 per maand x 3.26/30e maand) aan woonlasten heeft betaald. Daar staat tegenover dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onbetwist heeft gesteld, dat hij vanaf 1 juli 2017 tot en met 15 februari 2019 jaarlijks de gemeentelijke belastingen van € 756,19 en waterschapslasten van € 240,11 voor de woning heeft betaald. Dat betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in totaal € 1.618,99 (€ 756,19 + € 240,11 per jaar x 1.7,5/12e jaar) heeft betaald. De rechtbank begrijpt de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter zake deze kosten als een beroep op verrekening.

4.15.

Uit rechtsoverweging 4.7. volgt dat de kosten die verband houden met de woning gelijkelijk door beide partijen dienen te worden gedragen. Dat betekent dat beide partijen € 2.540,17 (€ 3.461,36 + € 1.618,99 / 2) dienen te dragen. Deze kosten kunnen met elkaar worden verrekend. Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in totaal meer heeft betaald dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , dient [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog een bedrag van € 921,18 (€ 2.540,17 - € 1.618,99) aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen. De vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt in zoverre toegewezen. Waar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de wettelijke rente over dit bedrag vordert vanaf de vervaldag, stelt de rechtbank vast dat de vervaldagen niet zijn gesteld. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.

De gemeenschappelijke rekening

4.16.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert op grond van artikel 6:10 lid 2 BW een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der indiening van de conclusie van antwoord in reconventie, zijnde 25 februari 2019. Ter onderbouwing heeft zij onweersproken gesteld dat zij het negatief saldo van € 1.000,00 van de gemeenschappelijke rekening van partijen heeft aangevuld, zodat deze kon worden opgeheven.

4.17.

Tegen deze vordering heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen.

De kosten tijdens de relatie

4.18.

Ter zitting lichtte [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toe dat haar vordering weergegeven in rechtsoverweging 3.1. IV. is opgebouwd uit drie posten: € 13.393,41 voor de helft van de woonlasten vanaf 2011 tot en met juli 2017, € 780,82 voor de helft van overige woonlasten tussen 2014 en 2017 en € 5.596,10 voor privékosten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van haar privérekening heeft betaald. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert daarmee in totaal € 19.770,33 en beroept zich op artikel 6:10 lid 2 BW. Daartoe stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat beide partijen voor deze kosten hoofdelijk aansprakelijk zijn en dat de kosten werden betaald vanaf de gezamenlijke rekening van partijen. Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft zij gedurende de relatie daarop een veel groter bedrag gestort dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .

4.19.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] alle aan de woning verbonden kosten heeft voldaan gedurende de relatie. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert daartoe aan dat hij van januari 2011 tot en met januari 2017 alle kosten heeft voldaan, van in totaal € 65.000,00. De door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedragen kosten moeten volgens hem worden verrekend met de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gedragen kosten. Verder voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan dat de kosten niet konden worden voldaan uit het salaris van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] alleen. Ter zitting bevestigde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat de kosten werden betaald van de gemeenschappelijke rekening waaraan partijen beiden bijdroegen en voert aan dat er door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook veel contante betalingen zijn gedaan.

4.20.

Voor zover partijen al hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde kosten, blijkt uit rechtsoverweging 4.5. dat schuldenaren op grond van artikel 6:10 BW verplicht zijn om bij te dragen in het gedeelte van de schuld dat hen in hun onderlinge verhouding aangaat. Daarbij is de grootte van de bijdrageplicht in de eerste plaats afhankelijk van wat partijen hierover hebben afgesproken. In dit geval, waarin aan de orde is de beëindiging van een relatie waarbij partijen samenwoonden, waaruit een kind is geboren, partijen geen samenlevingsovereenkomst hebben gesloten en sprake is van een eenvoudige gemeenschap van woning, moet de vraag óf partijen afspraken hebben gemaakt en de vraag welke inhoud die afspraken hebben, worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen (Hoge Raad 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9539). De Haviltexmaatstaf houdt, voor zover in dit geschil relevant, in dat bij de beoordeling van het bestaan en de inhoud van een overeenkomst mede moet worden gekeken naar wat partijen over en weer hebben verklaard, wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden en wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

4.21.

De rechtbank constateert dat er geen schriftelijke afspraken tussen partijen bestonden over hun onderlinge draagplicht ter zake de door hen gemaakte kosten tijdens de relatie. Echter, ter zitting verklaarde [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over deze kosten dat ‘beide partijen meebetaalden aan de kosten van hun leven’ en zij ‘voor elkaar zorgden’. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaarde ter zitting over deze kosten: ‘wat ik kon bijdragen heb ik bijgedragen en wat zij kon bijdragen heeft zij bijgedragen’. Niet gesteld of gebleken is dat partijen tijdens de relatie eventuele ongelijkheden in financiële inbreng onderling aan de orde hebben gesteld. Partijen hebben door middel van een gemeenschappelijke rekening, gedurende hun jarenlange relatie op deze manier invulling en uitvoering gegeven aan hun gezamenlijke financiën.

4.22.

De rechtbank is van oordeel dat in deze omstandigheden van het bestaan van een (stilzwijgende) overeenkomst moet worden uitgegaan over de grote van de draagplicht van partijen voor de kosten gedurende de relatie. Deze overeenkomst hield in dat partijen gedurende de relatie financieel bijdroegen wat zij konden, waarna partijen elkaar ter zake niets meer verschuldigd waren. Uit de verklaringen van partijen over de invulling van hun financiële samenleving kan worden afgeleid dat dit ook is wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit betekent dat partijen over en weer niets meer aan elkaar verschuldigd zijn, voor zover het kosten betreft die zijn gemaakt tijdens hun relatie.

4.23.

Hieruit volgt dat dit deel van de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt afgewezen, omdat het volledig bestaat uit kosten die zijn gemaakt gedurende de relatie.

De spullen uit de woning

4.24.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert betaling van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum indiening van de conclusie van antwoord (25 februari 2019). Daartoe stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voldoende onderbouwd dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder toestemming van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gemeenschappelijke goederen ter waarde van € 800,00 heeft verkocht, althans zich heeft toegeëigend. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt recht te hebben op betaling door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van de helft van de waarde van deze goederen.

4.25.

Tegen deze vordering heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen.

in reconventie

4.26.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert betaling van € 28.591,08 en stelt daartoe dat hij gedurende de relatie van partijen in totaal € 65.000,00 heeft betaald aan kosten die verband houden met de woning. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gemaakte kosten van € 17.817,84 moeten worden verrekend met de door hem gemaakte kosten. Daarnaast stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zonder zijn toestemming gemeenschappelijke goederen heeft meegenomen ter waarde van € 5.000,00. Ook deze kosten moeten volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de verrekening worden betrokken.

De kosten tijdens de relatie

4.27.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedurende hun relatie een bedrag van € 65.000,00 heeft betaald aan kosten die verband houden met de woning. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert aan dat onderbouwing van deze stelling ontbreekt. Wel erkent [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanaf 2011 tot en met oktober 2014 de hypotheekrente heeft betaald. Daarbij voert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over de jaren 2011, 2012 en 2013 is verjaard op grond van artikel 3:310 lid 1 BW.

4.28.

De rechtbank oordeelt als volgt. Uit rechtsoverwegingen 4.21. en 4.22. volgt dat op grond van de (stilzwijgende) financiële afspraken tussen partijen, zij over en weer niets meer aan elkaar verschuldigd zijn betreffende kosten die zijn gemaakt tijdens hun relatie. Nu de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde kosten zijn gemaakt tijdens de relatie, wordt dit deel van de vordering reeds daarom afgewezen.

De spullen uit de woning

4.29.

Ten aanzien van de spullen betwist [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat zij gemeenschappelijke eigendommen uit de woning heeft meegenomen. Meer in het bijzonder voert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan dat zij uit de omschrijving van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet kan afleiden welke goederen hij bedoelt en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nooit heeft beschikt over het door hem genoemde gereedschap, porselein en meerdere laptops. Daarbij overlegt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] rekeningafschriften en facturen waaruit volgens haar blijkt dat diverse goederen haar eigendom zijn.

4.30.

Betreffende de spullen is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd, gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet gespecificeerd welke goederen het betreft en hij heeft niet onderbouwd dat deze eigendom zijn van hem, dan wel van partijen gezamenlijk. Ook dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.

4.31.

Gelet op het voorgaande, kunnen de overige standpunten van partijen in reconventie onbesproken blijven.

De proceskosten in conventie en reconventie

4.32.

Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voormalig partners zijn en het geschil daarmee verband houdt, zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren op de hierna te melden wijze.

5De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van:

- € 8.508,92 voor de met de woning verband houdende kosten vanaf het einde van de relatie tot en met 18 oktober 2018;

- € 1.080,00 voor de hypotheekrenteaftrek;

- € 921,18 voor de met de woning verband houdende kosten vanaf 19 oktober 2018 tot en met het moment van verkoop van de woning;
deze drie bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;

- € 500,00 voor de aanvulling van de gezamenlijke rekening;

- € 400,00 voor de spullen uit de woning;

deze twee bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 25 februari 2019 tot de dag der algehele voldoening;

5.2.

verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

5.4.

wijst de vorderingen af;

in conventie en reconventie

5.5.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733