Rechtbank Zeeland-West-Brabant 02-07-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3252

Datum publicatie17-07-2019
ZaaknummerC/02/359638 / JE RK 19-1093
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMiddelburg
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW; Wachttijden
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek verlenging ondertoezichtstelling voor periode van een jaar. Toewijzing voor een periode van 3 maanden. De afgelopen periode is door de afwezigheid van een gezinsmanager bij de GI weinig hulpverlening ingezet. Bovendien is er geen recent plan van aanpak beschikbaar. De kinderrechter verwacht dat op korte termijn een nieuwe gezinsmanager betrokken zal raken bij dit gezin en dat deze gezinsmanager zal inzetten op passende hulpverlening voor dit gezin.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Middelburg

zaakgegevens : C/02/359638 / JE RK 19-1093

datum uitspraak: 2 juli 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),

gevestigd te Roosendaal,

betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. J.J. van Vliet te Nijmegen,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop


Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 juni 2019, ingekomen bij de griffie op 17 juni 2019;

- de aanvullende stukken, ter zitting overgelegd door de moeder.

Op 2 juli 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de moeder, bijgestaan door mr. van Vliet,

- de vader,

- mw. S. Augenbroe namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige] woont bij de moeder.

Bij beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 4 juli 2017 en tot 4 juli 2018. Bij beschikking van 20 juni 2018 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 juli 2019.

Het verzoek


De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 4 juli 2019 en tot 4 juli 2020.

De standpunten

De GI heeft het volgende verklaard. Het afgelopen jaar is geprobeerd om met behulp van Pandor contact tussen [minderjarige] en haar vader op te starten. [minderjarige] reageerde echter zo heftig op de gesprekken met Pandor dat het tot feitelijk contact met de vader niet is gekomen en het traject is gestopt. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] blijft daardoor voortbestaan. Er is op dit moment geen gezinsmanager betrokken bij het gezin, maar op 1 augustus starten er waarschijnlijk nieuwe gezinsmanagers bij de GI. De vorige gezinsmanager heeft een concept gemaakt voor een plan van aanpak, maar deze is nog niet besproken met de ouders. De GI wenst de nieuwe gezinsmanager de ruimte te geven om het afgelopen jaar te evalueren met de ouders en de hulpverlening om vervolgens een inschatting te maken of de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden. De GI verzoekt de kinderrechter daarom om de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen en het restant aan te houden.

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Uit alle ontwikkelingen afgelopen periode is gebleken dat [minderjarige] niet toe is aan contact met haar vader. Door de druk die haar wordt opgelegd, kan er geen intrinsieke motivatie ontstaan om haar vader te willen zien. Sinds de pogingen tot contactherstel zijn gestaakt is [minderjarige] vrolijker, rustiger en doet zij het beter op school. Bovendien zijn de vijf oorspronkelijk doelen van de ondertoezichtstelling ofwel bereikt, ofwel kunnen zij op dit moment niet behaald worden. De verlenging van de ondertoezichtstelling heeft daarom geen toegevoegde waarde omdat er geen doelen zijn waaraan de komende periode gewerkt kan worden. De moeder verzoekt daarom primair afwijzing van het verzoek, subsidiair toewijzing voor drie maanden. Indien de ondertoezichtstelling naar het oordeel van de nieuwe gezinsmanager na bovengenoemde drie maanden toch verlengd moet worden, kan zij daartoe een nieuw verzoek indienen.

De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij geeft aan de behandeling bij Kairos succesvol te hebben afgerond. Naar aanleiding hiervan zou begeleid contact tussen de vader en [minderjarige] worden opgestart. De vader vermoedt dat de moeder zich negatief uitlaat over de vader tegenover [minderjarige] waardoor zij geen contact wil met de vader. De vader wenst een betrokken gezinsmanager die zich inzet voor contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader. Hij heeft haar immers al vier jaar niet gezien. Tot op heden is de GI nog niet bij de vader thuis geweest. Voorts merkt de vader op dat de moeder niet voldoet aan de informatieplicht.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [minderjarige] nog steeds bedreigd wordt in haar ontwikkeling. De kinderrechter volgt de moeder niet in haar standpunt dat er geen doelen meer te behalen zijn. De vader heeft hulp voor zichzelf ingeschakeld en afgerond, maar de hulpverlening voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] kon door de heftige reactie van [minderjarige] geen doorgang vinden. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is niet alleen gelegen in de afwezigheid van contact tussen [minderjarige] en haar vader, maar ook in de problematische communicatie tussen de ouders. Er is discussie tussen de ouders over de vraag of het contact tussen [minderjarige] en haar vader op dit moment hersteld kan en moet worden. Zowel [minderjarige] als de vader hebben recht op omgang met elkaar en het is wenselijk om dit contact te bevorderen. De vader heeft reeds aangegeven dat als contact nog langer uitblijft, hij mogelijk opnieuw een gerechtelijke procedure zal starten. De ouders zijn onderling niet in staat om afspraken te maken over [minderjarige] of elkaar te informeren over het welzijn van [minderjarige] . Verbetering in de samenwerking tussen de ouders is noodzakelijk om [minderjarige] een veilige, stabiele en evenwichtige opvoedomgeving te bieden.

De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen voor de duur van drie maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De afgelopen periode is door de afwezigheid van een gezinsmanager bij de GI weinig hulpverlening ingezet. Bovendien is er geen recent plan van aanpak beschikbaar. De kinderrechter verwacht dat op korte termijn een nieuwe gezinsmanager betrokken zal raken bij dit gezin en dat deze gezinsmanager zal beoordelen wat op dit moment haalbaar is voor [minderjarige] in het kader van contactherstel en therapie (EMDR). Bovendien dient gekeken te worden welke middelen ingezet kunnen worden om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, waarbij een intrinsieke motivatie van de ouders van cruciaal belang is. De kinderrechter verwacht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum van de GI een recent plan van aanpak en een briefrapportage met de ontwikkelingen van de afgelopen periode.

De beslissing


De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 4 juli 2019 en tot 4 oktober 2019;

verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;

houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot de zitting van 2 oktober 2019 te 11:30 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die zitting voor de moeder, de vader en de GI.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2019 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Hout, als griffier.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 juli 2019.

(SH)

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733