Gerechtshof 's-Hertogenbosch 11-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2416

Datum publicatie15-07-2019
Zaaknummer200.240.122_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Formele relatiesTussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2018:3994
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gezag Uithuisplaatsing/ots IPR: IVRK Het hof toetst of de betrokken instelling bij het voornemen te komen tot een gezagsbeëindiging voldoende rekening heeft gehouden met de band tussen de ouders en de kinderen en de kinderen onderling en met hun culturele achtergrond. Ouders worden ten aanzien van de twee oudste kinderen in het gezag hersteld. Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ambtshalve uitgesproken.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 11 juli 2019

Zaaknummer : 200.240.122/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/03/243524 FA RK 17-4625

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

en

[de (stief)vader] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

hierna te noemen: de ouders en afzonderlijk de moeder en de (stief)vader,

advocaat: mr. D. Dronkers.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

- de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] (hierna te noemen: de raad);

- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI));

- Familie [pleegouders 1] (hierna te noemen: de pleegouders van nader te noemen [minderjarige 3] en [minderjarige 4] );

- Familie [pleegouders 2] (hierna te noemen: de pleegouders van nader te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ).

5 De beschikking van 27 september 2018.

Bij die beschikking heeft het hof de advocaten van de ouders en de GI in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 23 november 2018 hun verzoeken en stellingen aan te passen zoals overwogen in r.o. 3.8.8. van die beschikking. Voorts is de raad in de gelegenheid gesteld om 10 januari 2019 schriftelijk nader te adviseren over de vraag of een gezagsbeëindigende maatregel op dit moment op zijn plaats is.

6Het verdere procesverloop

6.1.

De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de ouders, bijgestaan door mr. D. Dronkers en de heer L. Warsame als tolk in de Somalische taal (tolkennummer 4002);

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 2] ;

- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] , mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] en de heer [vertegenwoordiger van de GI 3] ;

- de heer [pleegvader 1] en mevrouw [pleegmoeder 1] , de pleegouders van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .

6.2.

[minderjarige 1] is tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling op haar eigen verzoek voor de tweede keer in deze procedure gehoord. De voorzitter heeft van de inhoud van dit gesprek aan de aanwezigen een korte weergave gegeven na hervatting van de zitting.

6.3.

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 februari 2018;

  • de brief met bijlage van de advocaat van de ouders d.d. 23 november 2018 (op voorhand per fax ingekomen);

  • het bericht van de GI met bijlage ingekomen ter griffie op 23 november 2018;

  • het rapport van de raad, ingekomen ter griffie op 3 januari 2019;

  • het faxbericht van de GI d.d. 16 januari 2019, nagekomen per gewone post op 18 januari 2019;

  • de brief van de GI d.d. 21 december 2018, ingekomen ter griffie op 18 januari 2019;

  • het faxbericht met bijlage van de advocaat van de ouders, ingekomen ter griffie op 21 mei 2019;

  • de brief van de GI d.d. 23 mei 2019.

Na de voortgezette mondelinge behandeling is nog ingekomen een brief van de GI d.d. 1 juli 2019.

7De verdere beoordeling

7.1.

Bij rapport van 24 december 2018 heeft de raad het hof nader geadviseerd om de bestreden beschikking ten aanzien van [minderjarige 4] en [minderjarige 3] te bekrachtigen en ten aanzien van de oudste twee kinderen te vernietigen. Ten aanzien van de oudsten is de raad van mening dat zij zich herhaaldelijk geconfronteerd zien met onzekerheden en wisselingen in hun woonperspectief en dat dit niet goed is voor deze al beschadigde kinderen die heel graag bij de ouders willen wonen. De mogelijkheid tot thuisplaatsing van deze twee kinderen zou zeker onderzocht moeten worden, aldus de raad. De jongste kinderen ontwikkelen zich goed bij pleegouders en wonen al geruime tijd bij het pleeggezin en daar zijn geen wijzigingen te verwachten. De kinderen zijn gehecht aan de pleegouders als hun opvoeders nu zij al vanaf jonge leeftijd bij hen wonen.

7.2.

De raad heeft ter zitting herhaald zich ten aanzien van de jongste twee kinderen, [minderjarige 4] en [minderjarige 3] , te kunnen vinden in de gezagsbeëindigende maatregel, gelet op het tijdsverloop en de goede ontwikkeling en hechting die zij aldaar doormaken.

Helaas is na het uitspreken van de maatregel ten aanzien van de oudste kinderen de situatie alleen maar verslechterd. Zij willen graag thuis wonen en zij worden herhaaldelijk geconfronteerd met wisselingen in hun woonsituatie. Zij wonen inmiddels ook niet meer bij elkaar waardoor zij ook daarin eens stuk stabiliteit moeten missen. De omgang met ouders is dan ook zeker voor de oudste kinderen van groot belang en de noodzakelijke uitbreiding daarvan komt niet goed van de grond. Hier moet op ingezet worden en in de visie van de raad kunnen de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dan volstaan.

Voor de raad is het gebeurde rondom het alcoholgebruik en huiselijk geweld tussen de ouders een incident. De raad vindt het positief dat de politie door de ouders is gebeld, terwijl zij wisten dat het gebeurde dan uit zou komen. Zij hebben openheid van zaken gegeven en hebben naar de mening van de raad een terugval gehad, hetgeen verder niets zegt over structureel alcoholgebruik en/of herhaaldelijk geweld.

7.3.

De GI heeft bij brief van 21 december 2018 aan het hof gemeld dat er met name rondom [minderjarige 1] zorgelijke ontwikkelingen zijn. Zij laat meer dan voorheen teruggetrokken gedrag zien, krijgt nu een HALT-traject naar aanleiding van winkeldiefstal en zij is heel beïnvloedbaar. [minderjarige 1] geeft zelf bij de GI aan zoveel mogelijk thuis te willen zijn of thuis te willen wonen. De GI schat in dat een pleeggezin geen optie is voor [minderjarige 1] , nu zij zich daar niet meer zal kunnen hechten. Het eerdere gastgezin waar [minderjarige 2] en [minderjarige 1] samen verbleven is ermee gestopt. Een gezinshuis heeft te lange wachtlijsten dus gedacht wordt aan een leefgroep van [instelling] . Voor [minderjarige 2] kan wel opnieuw gezocht worden naar een pleeggezin. Hij wil dan graag in een gezin dichtbij de ouders gaan wonen. Het is jammer dat de beide oudste kinderen niet samen kunnen blijven wonen.

Bij brief van de GI van 16 januari 2019 wordt aangegeven dat de GI zich kan vinden in het advies van de raad ten aanzien van de twee jongste kinderen en dat zij de redenering over de twee oudste kinderen kunnen volgen, maar toch teveel risico’s zien in het vernietigen van de gezagsbeëindiging ten aanzien van hen omdat er de komende periode weer een nieuw perspectief voor hen bepaald moet worden. Dat zal de nodige onrust mee brengen. De ouders kunnen niet meedenken over alternatieven voor thuisplaatsing. Spanning blijft op deze manier bestaan en onzekerheid voor de kinderen daarmee ook.

7.4.

Bij brief van 23 mei 2019 heeft de GI het hof bericht over recente ontwikkelingen bij de ouders thuis, waar sprake is geweest van alcoholgebruik door stiefvader en huiselijk geweld. De GI ziet een door de jaren heen herhalend patroon van terugval van de ouders in alcoholgebruik, gepaard gaande met fysieke escalaties bij spanning. De ouders wijten dit aan de spanning ten gevolge van onderhavige procedure. De omgang tussen de ouders en de kinderen is naar aanleiding van het gebeurde teruggeschroefd en de GI zal pas na uitspraak van het hof verder bezien hoe de omgang mogelijk weer uitgebreid kan worden.

7.5.

Ter zitting heeft de GI verklaard dat [minderjarige 2] thans in een gezinshuis verblijft met begeleiding vanuit een instelling. [minderjarige 1] verblijft op een behandelgroep bij [instelling] en zij maakt een moeilijke periode door. [minderjarige 1] zat niet op haar plek in het gezinshuis en was erg zoekende. [minderjarige 1] ging ieder weekend naar de ouders, maar dat is nu tijdelijk stopgezet, vanwege vele spanningen in de thuissituatie en zorgelijke uitspraken die zijn gedaan. De GI wenst de omgang graag uit te breiden maar ziet daar op dit moment geen mogelijkheden toe.

Er is nu vaak een ronde tafel gesprek, er zijn duidelijke en korte lijnen naar de ouders toe. Er komen nu dan ook niet meer steeds verschillende geluiden vanuit verschillende instanties bij de ouders terecht. Met ouders wordt getracht toe te werken naar structurele omgang, hetgeen lastig blijft omdat voor de ouders de focus ligt op thuisplaatsing van de kinderen. Dit blijft zorgen voor onduidelijkheid bij de kinderen.

Ten aanzien van het voorval, meent de GI dat geen sprake is van een incident maar juist van een steeds terugkerend patroon van alcoholgebruik en escalaties. Er is geen openheid hierover richting hulpverlening, waardoor de risico’s voor de kinderen blijven bestaan.

7.6.

De ouders hebben zich uitgelaten bij akte, ingekomen bij het hof op 23 november 2018. Zij zijn teleurgesteld over het advies van de raad aangaande de twee jongste kinderen. De ouders willen het hele gezin herenigd zien. Ten aanzien van de oudste kinderen zijn de ouders van mening dat zij naar huis kunnen; de kinderen geven ook aan dat zij zoveel mogelijk thuis willen zijn of wonen. Ten aanzien van de omgang blijft het tot zover eens in de drie weken een uur begeleid. Benadrukt wordt dat de leefwereld van de ouders uit veel meer bestaat dan religieuze feesten en dat zij gewoon graag meer tijd met de kinderen doorbrengen en hun eigen taal met hen willen spreken, betrokken kunnen zijn bij het leven van de kinderen etc. Intensiever contact draagt bij aan het beter spreken van de Somalische taal en meer in het algemeen een uitbreiding van kennis van de Somalische cultuur, hetgeen belangrijk is voor hun identiteit. De focus van ouders ligt op thuisplaatsing en de focus van de GI ligt op beëindiging van het gezag. De relatie is verstoord en het zou voor iedereen beter zijn als de GI vervangen zou worden. De advocaat handhaaft het primaire verzoek tot vernietiging en verzoekt subsidiair een deskundigenonderzoek over de noodzaak van de maatregel.

7.7.

Ter zitting heeft de advocaat van de ouders verklaard dat de ouders onder spanning staan in verband met deze langlopende procedure. Allerlei mensen en instanties vinden iets van de situatie en proberen de ouders daarin te sturen. De ouders proberen hierin overeind te blijven, maar ondervinden ook onderling spanning waarbij soms verwijten over en weer een rol spelen. Het is dan ook een keer goed misgegaan, waarbij ook is gedronken door de (stief)vader. De ouders hebben echter de politie gebeld en de situatie weer ten goede weten te keren. Vervolgens wordt door de GI na een dergelijk incident alles wat is opgebouwd weer stopgezet en dat is moeilijk te verteren voor de ouders. [minderjarige 1] kwam voorafgaand aan dit incident ieder weekend bij de ouders en kon in dat opzicht gaan en staan waar zij wilde. [minderjarige 1] bleef dan ook overnachten. Nu is de omgang ook voor [minderjarige 1] teruggeschroefd naar een uur omgang in de drie weken onder begeleiding. [minderjarige 1] gaat hieronder gebukt. Er is weer veel gewijzigd voor haar, haar plek om te wonen is zij kwijt, haar broer woont niet meer bij haar en haar vaste logeermomenten bij de ouders zijn stopgezet. [minderjarige 1] voelt zich niet thuis op de groep en gaat door een zeer moeilijke periode.

8Overwegingen van het hof

8.1.

[minderjarige 4] en [minderjarige 3]

Het hof is met de raad van oordeel, gelet op de inhoud van met name de laatst ingekomen stukken en de recente ontwikkelingen die ter zitting zijn besproken, dat de bestreden beschikking ten aanzien van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] dient te worden bekrachtigd.

Het hof acht het in het belang van [minderjarige 4] en [minderjarige 3] dat zij de plek die zij reeds jaren hebben in het pleeggezin kunnen continueren en dat zij duidelijkheid krijgen over deze plek, ook voor de toekomst. Ondanks de positieve ontwikkelingen die de ouders hebben doorgemaakt en nog steeds doormaken, is naar het oordeel van het hof de aanvaardbare termijn waarbinnen zij in staat zijn de verantwoordelijkheid over de verzorging en opvoeding van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] weer op zich te nemen, ruimschoots verstreken. [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ontwikkelen zich goed in het pleeggezin waar zij al van jongs af aan verblijven, zijn aldaar goed gehecht aan de pleegouders en vinden het er fijn. Het is in hun belang dat zij weten dat hun definitieve plek daar bij de pleegouders zal zijn, waarbij zij een goed contact met de ouders en hun oudere broer en zus zullen kunnen onderhouden. Het is ook voor hen van belang dat zij zich zullen kunnen identificeren met de Somalische cultuur, waarbij zij de taal en de gebruiken die daarbij horen aangeleerd krijgen door contact met alle overige leden van het stamgezin.

8.2.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2]

Ten aanzien van de twee oudste kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , is het hof van oordeel dat het in hun belang is dat het gezag van de ouders over hen wordt hersteld. [minderjarige 1] heeft tot twee keer toe zeer nadrukkelijk aan het hof te kennen gegeven dat zij en [minderjarige 2] heel graag terug willen naar de ouders en hen erg missen. [minderjarige 2] heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht om door het hof gehoord te worden, doch hij heeft bij de raad en de GI meermaals aangegeven dat hij graag terug naar zijn ouders wil en dat hij denkt dat dit mogelijk moet zijn. Er zijn voor beide kinderen reeds vele wisselingen geweest in hun verblijfplaats en er is in tegenstelling tot bij de jongste kinderen ook geen zicht op een definitief verblijf in een vertrouwd pleeggezin. Voor [minderjarige 1] is een pleeggezin überhaupt niet meer aan de orde, vanwege haar belaste voorgeschiedenis en de beschadiging die zij daardoor heeft opgelopen. [minderjarige 1] lijdt onder de huidige situatie en heeft grote behoefte aan haar ouders. De logeermomenten in de weekenden, zoals zij die tot voor de bestreden uitspraak iedere week had, zijn haar thans afgenomen en dit doet haar groot verdriet. Niet alleen is [minderjarige 1] dit omgangscontact met haar ouders kwijt, maar ook is zij inmiddels gescheiden van haar broer [minderjarige 2] en moet zij die stabiele factor in haar onzekere en onrustige leven nu ook missen. Dit laatste geldt ook voor [minderjarige 2] . Er is voor [minderjarige 1] geen perspectief op verblijf in een pleeggezin waar zij lange tijd kan verblijven en zij is aangewezen op een behandelgroep. Uit de laatste berichtgeving van de GI is het hof wel gebleken dat het omgangscontact met de ouders ten aanzien van [minderjarige 1] weer is opgepakt.

Ondanks dat ook ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inmiddels sprake is van een langdurige uithuisplaatsing, is het hof met de raad niet overtuigd van een overschrijding van de aanvaardbare termijn ten aanzien van hen. Een dergelijke toets dient per kind te worden gedaan en kan dan ook per kind en per geval verschillen. De leeftijd en de situatie van de vier kinderen van dit gezin zijn ook zeer verschillend, zoals hierboven is vermeld. Voor de oudste twee kinderen is de mogelijkheid tot thuisplaatsing naar het oordeel van het hof nog onvoldoende onderzocht, waar dit gelet op hun leeftijd, gebrek aan blijvend perspectief elders en hun uitdrukkelijke wens tot thuisplaatsing wel dient te gebeuren.

Ook ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geldt, dat onderling contact tussen alle broers en zussen alsmede het contact met de ouders zo mogelijk geïntensiveerd dient te worden, teneinde de familieband in tact te laten en hen gedegen kennis te kunnen laten nemen van de Somalische cultuur en de taal en gebruiken die daarbij horen.

Een maatregel van ondertoezichtstelling in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing kan naar het oordeel van het hof volstaan in het geval van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij de ouders als gezagsdragers betrokken blijven bij de (gezags)beslissingen die over de oudste kinderen genomen moeten worden en waarbij onderzocht wordt door de GI of er wellicht mogelijkheid bestaat (één van) hen op termijn thuis te plaatsen bij de ouders. Het hof acht het daarbij wel van belang dat ouders zullen accepteren dat thuisplaatsing op zeer korte termijn niet mogelijk is. Ook dienen de ouders niet uit te sluiten dat thuisplaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoort en dat zij vanuit hun gezagsdragende positie ook mee zullen moeten denken over eventuele alternatieven voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn gedurende de procedure thans verlopen en het hof zal deze derhalve ambtshalve opnieuw uitspreken bij onderhavige beschikking, zodat de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewaarborgd blijft na vernietiging van de bestreden beschikking ten aanzien van hen.

8.3.

Het hof acht het niet in het belang van de twee jongste kinderen om ten aanzien van hun situatie een contra-expertise te gelasten. Zij verblijven inmiddels lange tijd in de pleeggezinnen. Er moet nu, in hun belang, duidelijkheid komen over dit perspectief. Ten aanzien van de twee oudste kinderen volgt het hof het advies van de raad, waarmede ook het verzoek in hoger beroep van de ouders wordt ingewilligd. Het hof zal het verzoek tot het gelasten van een contra-expertise dan ook afwijzen.

8.4.

Gelet op het bovenstaande zal het hof de bestreden beschikking deels vernietigen voor zover het betreft de beslissing betreffende het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , en voor het overige bekrachtigen. Tevens zal het hof [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ambtshalve onder toezicht van de GI stellen en ten behoeve van hen aan de GI een machtiging verlenen tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, beiden voor de duur van een jaar.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 maart 2018, voor zover het betreft de gezagsbeëindiging van de ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , en in zoverre opnieuw rechtdoende;

herstelt het gezag van de moeder en (stief)vader over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;

stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van de datum van onderhavige beschikking onder toezicht van de GI voor de duur van een jaar;

verleent aan de GI machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van de datum van de onderhavige beschikking en voor de duur van een jaar;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en I.B.M.L. Oomes en is op 11 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733