Rechtbank Rotterdam 25-06-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:5145

Datum publicatie01-07-2019
ZaaknummerC/10/573140 / JE RK 19-1377
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag;
Overig; Gender / LHBT
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Onveranderde opstelling ouders. Ontkenning transgenderproblematiek kind. De gedeelde wens van iedereen (incl. het kind) is gezagsbeeïndiging. Perspectief ligt bij kamertrainingstraject. Geen tot sporadisch contact tussen kind en moeder. Ouders nemen al lange tijd geen opvoedverantwoordelijkheid en zijn ook nu niet bereid die te nemen. Veel onduidelijkheid voor kind. Het kind verdient een voogd die hem ondersteunt in het kamertrainingstraject, en transitie bij de genderpoli. Voogdij bij GI.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

Zaakgegevens: C/10/573140 / JE RK 19-1377

datum uitspraak: 25 juni 2019

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[voormalige naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2002 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [huidige naam minderjarige] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 april 2019, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2019.

Op 11 juni 2019 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- [huidige naam minderjarige] ,

- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,

- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

Opgeroepen en niet verschenen zijn:

- de moeder,

- de vader.


De feiten

Het ouderlijk gezag over [huidige naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [huidige naam minderjarige] verblijft bij Schakenbosch.

Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2018 is de ondertoezichtstelling van [huidige naam minderjarige] uitgesproken. Sinds 30 oktober 2018 is [huidige naam minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sinds 22 april 2019 verblijft [huidige naam minderjarige] op een open groep van Schakenbosch. Deze maatregelen duren nog steeds voort.

De GI heeft zich bij brief van 27 maart 2019 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [huidige naam minderjarige] te benoemen.

De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is in het belang van [huidige naam minderjarige] dat de jeugdbeschermer met de voogdij wordt belast, omdat de ouders zich op dit moment terugtrekken en daardoor geen beslissingen kunnen worden genomen. De GI en Schakenbosch hebben geprobeerd met de ouders in gesprek te gaan, maar de ouders geven aan dat zij willen dat de GI de voogdij krijgt.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. Omdat de ouders het gezag hebben, levert dit veel vertraging op omdat toestemming aan hen gevraagd moet worden. Er zijn verschillende pogingen ondernomen om met de ouders in contact te komen, maar zij willen niets te maken hebben met de hulpverleningsinstanties. Het is schrijnend, maar voor [huidige naam minderjarige] is dit het beste.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [huidige naam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [huidige naam minderjarige] heeft een belaste voorgeschiedenis, waarbij sprake was van een zorgelijke opvoedsituatie met veel huiselijk geweld in het gezin. [huidige naam minderjarige] heeft moeite met zijn emotieregulatie en sociale interacties. Ook heeft hij last van stemmingswisselingen en woedeaanvallen. De afgelopen periode heeft [huidige naam minderjarige] echter een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er is geen sprake meer van automutilatie en ernstige externaliserende gedragsproblematiek. De gedragsproblemen die [huidige naam minderjarige] tot op heden ervaart zijn voornamelijk gelegen in de onduidelijkheid met betrekking tot de gezagssituatie en de afwijzing van de ouders.

De Raad meende in oktober 2018 dat een gezagsbeëindiging (nog) niet aan de orde was. De Raad achtte het op lange termijn in het belang van [huidige naam minderjarige] om al het mogelijke in te zetten om de ouders te betrekken bij de aankomende periode waarin [huidige naam minderjarige] zou gaan werken aan zijn zelfstandigheid en het eventuele traject van geslachtsverandering. Thans is gebleken dat de opstelling van de ouders in de afgelopen maanden onveranderd is gebleven. Uit het Raadsrapport blijkt dat de ouders de transgenderproblematiek van [huidige naam minderjarige] ontkennen en de gevoelens van [huidige naam minderjarige] afwijzen.

De gedeelde wens van alle partijen is dat het gezag van de ouders beëindigd wordt. Ook [huidige naam minderjarige] heeft deze wens uitgesproken ter zitting. De ouders zijn langdurig niet in staat gebleken om uitvoering te geven aan hun gezag. Het perspectief van [huidige naam minderjarige] ligt niet bij de ouders, maar het toekomstperspectief van [huidige naam minderjarige] is plaatsing op een kamertrainingstraject. De gezagsbeëindiging van de ouders is verder passend, mede gezien het feit dat er geen enkele vorm van contact tussen [huidige naam minderjarige] en de moeder is en er sporadisch contact is tussen [huidige naam minderjarige] en de vader. De ouders nemen al geruime tijd geen opvoedverantwoordelijkheid en zijn tot op heden ook niet bereid dit te nemen. [huidige naam minderjarige] ervaart veel onduidelijkheid en wordt belemmerd in zijn ontwikkeling door de ontstane situatie.

De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.

Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [huidige naam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.

[huidige naam minderjarige] verdient een voogd die hem ondersteunt in zowel het kamertrainingstraject, als in het aankomende traject van zijn transitie bij de genderpoli. De voorgestelde voogd heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. Gelet op het feit dat de GI al intensief betrokken is bij [huidige naam minderjarige] en de belangen van [huidige naam minderjarige] in acht neemt, is de rechtbank van oordeel dat de GI belast dient te worden met de voogdij.

Op grond van het bepaalde in artikel 1:276 lid 1 van het BW worden de ouders van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerden over het vermogen van de minderjarige.

De beslissing

De rechtbank:

beëindigt het ouderlijk gezag van [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader] en van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , over [huidige naam minderjarige] ;

benoemt tot voogd over genoemde minderjarige Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;

veroordeelt de ouders aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [huidige naam minderjarige] af te leggen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. van der Stroom, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.F. Smidt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733