Rechtbank Noord-Holland 19-06-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:5555

Datum publicatie01-07-2019
ZaaknummerC/15/282370 / FA RK 18-6810
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats; Zorgregeling / omgang / informatie;
Fiscaal familierecht; Toeslagen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gelijkwaardige verdeling zorg, zodat (formele) hoofdverblijfplaats kind zowel bij vader als bij moeder bepaald kan worden. Feitelijk maakt officiële HVP voor kind niet veel uit maar financieel indirect wel. In belang dochter dat haar HVP bij vader wordt bepaald, omdat zij dan weer kan worden ingeschreven op zijn adres en, gezien zijn toezeggingen daarover, zal kunnen profiteren van de daaraan verbonden financiële voordelen. Tevens overwegingen over de 2 situaties waarin kind alleen zal zijn als vader naar zijn werk is.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

hoofdverblijf / zorgregeling / kinderbijdrage

zaak-/rekestnr.: C/15/282370 / FA RK 18-6810

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 19 juni 2019

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem,

tegen

[de vader] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, kantoorhoudende te Alkmaar.

1Procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de beschikking van deze rechtbank van 13 februari 2019 en de daarin vermelde stukken;

-het verslag van de bijzondere curator van 8 april 2019;

- de brief van de advocaat van de moeder van 15 april 2019;

- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 16 april 2019.

1.2.

De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2019 in aanwezigheid van ouders, bijgestaan door hun advocaten. Ook de bijzondere curator, [bijzondere curator] , was aanwezig.

2Verdere beoordeling

2.1.

Bij beschikking van 13 februari 2019 heeft de rechtbank de beslissing over de verzoeken betreffende de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderbijdrage aangehouden. De rechtbank heeft een tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld en een bijzondere curator over [minderjarige] benoemd. De bijzondere curator is verzocht ieder geval de volgende vragen te beantwoorden:

1) bij welke ouder zou [minderjarige] het beste kunnen wonen?

2) welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is het meest in het belang van [minderjarige] ?

2.2.

De bijzondere curator heeft op 8 april 2019 verslag gedaan van haar werkzaamheden en de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord.

hoofdverblijf

2.3.

De bijzondere curator concludeert dat [minderjarige] in de Basisregistratie Personen (BRP) het beste ingeschreven kan zijn op het adres van de moeder. Deze conclusie is gebaseerd op de verdeling van de ouderlijke taken in het verleden en het heden. Hiermee samenhangend kan de kinderbijslag worden uitgekeerd aan de moeder en kan de moeder de gelden, inclusief eventuele kinderalimentatie, voor [minderjarige] beheren. Dit zal (nieuwe) discussieonderwerpen tussen de ouders over de financiën ten behoeve van [minderjarige] voorkomen. Ter zitting heeft de bijzondere curator hieraan toegevoegd dat het [minderjarige] zelf niet uitmaakt bij welke ouder ze ingeschreven zal staan.

2.4.

De moeder kan zich vinden in deze conclusie van de bijzondere curator.

2.5.

De vader is het niet eens met dit advies. Hij wijst er allereerst op dat de moeder zonder zijn toestemming [minderjarige] in de BRP heeft ingeschreven op haar adres. Dat moet niet beloond worden. Verder was zijn rol in het verleden groter want hij zorgde naast zijn werk voor de huiswerkbegeleiding van [minderjarige] en ging veelal mee naar haar sportactiviteiten. Op dit moment zijn de zorgtaken gelijkwaardig tussen de ouders verdeeld.

Als [minderjarige] op zijn adres wordt ingeschreven en hij aanvrager is van de kinderbijslag, zal hij anders dan moeder wel aanspraak kunnen maken op het kindgebonden budget (KGB) inclusief de alleenstaand ouderkop (AOK), op maandbasis een bedrag van € 200. Dit financiële aspect moet ook meewegen, aldus de vader.

2.6.

Gelet op de huidige gelijkwaardige verdeling van de zorg kan het (formele) hoofdverblijf van [minderjarige] zowel bij de vader als de moeder bepaald worden: feitelijk maakt het voor [minderjarige] niet veel uit maar financieel indirect wel. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat wordt bepaald dat haar hoofdverblijf bij de vader is, omdat zij dan in de BRP weer kan worden ingeschreven op het adres van de vader en zal kunnen profiteren van de daaraan verbonden financiële voordelen. De vader heeft ter zitting toegezegd dat hij de door hem te ontvangen KGB en kinderbijslag integraal aan de moeder zal overmaken. Deze bijdragen zullen aldus volledig aan [minderjarige] ten goede kunnen komen. . In navolging van het advies van de bijzondere curator zal de moeder de financiën ten behoeve van [minderjarige] kunnen (blijven) beheren. Zo zal de discussie tussen ouders over financiën zoveel mogelijk beperkt worden.

zorgregeling

2.7.

Volgens het verslag van de curator is het in het belang van [minderjarige] dat er een zorg- en contactregeling komt waarbij [minderjarige] zoveel mogelijk tijd kan doorbrengen bij en met beide ouders. Beide ouders staan achter een zodanige regeling. Over de precieze verdeling van de dagen zijn zij het echter niet eens geworden. De bijzondere curator heeft een voorstel voor een zorg- en contactregeling gemaakt waarin enerzijds rekening is gehouden met het gegeven dat de moeder meestal thuis is en anderzijds met het werkschema van de vader met wisselende werktijden / -dagen en een eens per vijf weken repeterend werkrooster.

2.8.

De voorgestelde regeling is aldus:

Week 1

Maandag Vader*

Dinsdag Vader* om 19.30 uur naar moeder

Woensdag Moeder

Donderdag Moeder

Vrijdag Moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 2

Maandag Moeder om 19.30 uur naar vader

Dinsdag Vader

Woensdag Vader

Donderdag Vader

Vrijdag Vader* om 19.30 uur naar moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 3

Maandag Moeder

Dinsdag Moeder

Woensdag Moeder

Donderdag Moeder

Vrijdag Moeder om 19.30 uur naar vader

Zaterdag Vader

Zondag Vader

Week 4

Maandag Vader

Dinsdag Vader

Woensdag Vader*

Donderdag Vader* om 19.30 uur (na dansen van [minderjarige] ) naar moeder

Vrijdag Moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 5

Maandag Moeder

Dinsdag Moeder

Woensdag Moeder om 19.30 uur naar vader

Donderdag Vader

Vrijdag Vader

Zaterdag Vader

Zondag Vader

Verder als week 1, week 2 et cetera

2.9.

De moeder heeft kanttekeningen geplaatst bij de voorgestelde zorgregeling. [minderjarige] zal op de (school-)dagen dat de vader ochtenddienst heeft, alleen in de woning van de vader zijn: vanaf zijn vertrek naar zijn werk om 5.00 uur, tot zij naar school gaat. Het door vader opgestelde noodplan voor die dagen acht de moeder een goede aanvulling, maar op schooldagen niet in het belang van [minderjarige] en niet praktisch. De moeder bepleit om de huidige tijdelijke zorgregeling in stand te laten. Deze sluit aan bij het werkrooster van de vader en houdt in dat [minderjarige] bij de vader is gedurende zijn vijf aaneengesloten vrije dagen en de overige dagen bij de moeder is.

2.10.

De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde regeling voor zover deze betrekking heeft op weekenddagen waarop hij ochtenddienst heeft. Hij wil ook graag dat [minderjarige] bij hem kan zijn in weekenden waarin hij ochtenddienst heeft. [minderjarige] kan die ochtenden zelf invullen, wat zij erg prettig vindt.

2.11.

De rechtbank zal de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepalen overeenkomstig het advies van de bijzondere curator, omdat dat het meest in het belang van [minderjarige] is. Uitgangspunt is een zorgregeling die in overleg met [minderjarige] tot stand gekomen is en die recht doet aan de wens van alle betrokkenen om [minderjarige] zoveel mogelijk tijd te laten doorbrengen bij en met haar beide ouders.

Omdat de vader een wisselend werkrooster heeft, is een week op / week af – regeling niet haalbaar. In de door de bijzonder curator voorgestelde regeling zal [minderjarige] weliswaar op twee doordeweekse ochtenden (in het voorstel aangeduid als “Vader*”) enige tijd alleen zijn in de woning van de vader, maar het door de vader overgelegde noodplan biedt, gelet op de leeftijd van [minderjarige] , voldoende waarborgen dat er die doordeweekse ochtenden een achterwacht voor haar is in geval van nood. Dat is anders als het gaat om de weekenden waarin de vader ochtenddienst heeft: met de bijzonder curator is de rechtbank van oordeel dat dit ertoe zal leiden dat [minderjarige] die weekenddagen te lang alleen in de woning van de vader is, wat niet in het belang van [minderjarige] is.

2.12.

Ter zitting hebben de ouders afgesproken dat als de verzorgende ouder afwezig is, eerst de andere ouder zal worden geraadpleegd om de zorg voor [minderjarige] over te nemen. Als deze ouder de zorg niet kan overnemen, is het de verantwoordelijkheid van de ouder waar [minderjarige] op dat moment volgens de zorgregeling verblijft, om een passende oplossing te vinden.

vakanties, schoolvrije dagen en feestdagen

2.13.

[minderjarige] brengt een gedeelte van de schoolvakanties, schoolvrije dagen en feestdagen

afwisselend bij de beide ouders door.

2.14.

Feestdagen en schoolvrije dagen worden verdeeld volgens de zorg- en contactregeling, met uitzondering van de Kerstdagen, Oud en Nieuw of als een feestdag in een vakantie valt.

De Kerstdagen worden als volgt verdeeld: in 2019 is [minderjarige] de dag voor Kerst tot Eerste Kerstdag 12.00 uur bij de vader. Daarna is zij op Eerste Kerstdag vanaf 12.00 uur en Tweede Kerstdag bij de moeder. Als de ouders hierover geen andere afspraken maken in de komende jaren, blijven de Kerstdagen als bovenstaand verdeeld. Echter, als de vader moet werken tijdens (een gedeelte van) de Kerstdagen, is [minderjarige] bij de moeder.

Oud en Nieuw wordt als volgt verdeeld: [minderjarige] is in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder Als de vader in de even jaren moet werken, is [minderjarige] bij de moeder. De ouders bespreken in zo’n situatie of zij de jaarwisseling omruilen, een en ander opnieuw afhankelijk van de vraag of de vader tijdens de volgende jaarwisseling werkt of niet.

2.15.

De reguliere zorg- en contactregeling (zie rapport bijzondere curator) loopt door in de vakanties als de ouders geen andere afspraken over de betreffende vakantie maken.

Jaarlijks verdelen de ouders de zomervakantie uiterlijk op 30 november van het jaar voorafgaand aan de betreffende zomervakantie. Uitgangspunt voor de zomervakanties is dat [minderjarige] drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader verblijft. Als de ouders niet tot overeenstemming komen over de precieze verdeling, zal de vader in de even jaren de daarin de eerste keuze hebben (eerste of tweede helft van de zomervakantie) en de moeder in de oneven jaren.

Tijdens de kerstvakantie verblijft [minderjarige] in de oneven jaren in de eerste week van de vakantie bij de moeder en in de tweede week bij de vader. In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week van de vakantie bij de vader en in de tweede week bij de moeder. Dit met uitzondering van de kerstdagen en Oud en Nieuw. Als de vader gedurende de periode dat [minderjarige] in de kerstvakantie bij hem zal verblijven werkt, zal het reguliere schema van de zorg- en contactregeling worden gevolgd in die periode. De week kerstvakantie bij de moeder blijft dan wel van kracht.

De meivakantie kan worden gebruikt door de beide ouders om één week met [minderjarige] op

vakantie te gaan. De moeder kan in dat geval in de even jaren de eerste week van de meivakantie met [minderjarige] op vakantie en in de oneven jaren de tweede week.

De vader kan in de even jaren de tweede week van de meivakantie met [minderjarige] op vakantie

en in de oneven jaren de eerste week. De ouders zullen elkaar over dergelijke

vakantieplannen steeds uiterlijk voor één april van het jaar voorafgaand aan de betreffende vakantie op de hoogte stellen. Als de ouders dit niet tijdig met elkaar afspreken loopt de reguliere zorg- en contactregeling door tijdens de meivakantie, zoals hiervoor omschreven.

Als de ouders plannen hebben om in de herfst- en/of voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan, zullen zij deze plannen uiterlijk één maand voorafgaand aan de betreffende vakantie aan de andere ouder mededelen. De moeder krijgt hierbij de gelegenheid om in de even jaren in de voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan. De vader krijgt hierbij de gelegenheid om in de even jaren in de herfstvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan.

De moeder krijgt hierbij de gelegenheid om in de oneven jaren in de herfstvakantie met [minderjarige]

op vakantie te gaan. De vader krijgt hierbij de gelegenheid om in de oneven jaren in de

voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan.

2.16.

Tijdens de vakanties, als [minderjarige] langer bij één van de ouders verblijft, is telefonisch/ internet contact met de andere ouder mogelijk. De ouder bij wie [minderjarige] verblijft, zal dit zelf ook

regelmatig initiëren. Daarnaast kan [minderjarige] de ouder waar zij opdat moment niet verblijft kunnen bezoeken, als zij niet met de andere ouder op vakantie is.

2.17.

De ouders zullen elkaar toestemming geven om met [minderjarige] op vakantie te gaan in de

vakantieperiode dat [minderjarige] bij de betreffende ouder verblijft. Toestemmingsformulieren die

nodig zijn om met [minderjarige] naar het buitenland te reizen, ondertekenen de ouders tijdig. De

ouders stellen elkaar minimaal veertien dagen voor vertrek over de reisinformatie en het

verblijfsadres per betreffende vakantie. De ouders zullen enkel een vakantie met [minderjarige] boeken

nadat zij deze met [minderjarige] en met elkaar hebben besproken.

Kinderen uit de Knel

2.18.

Ouders hebben afgesproken dat zij zullen deelnemen aan Kinderen uit de Knel om hun onderlinge conflicten te verminderen en beter samen te werken in het belang van [minderjarige] . De bijzondere curator heeft aangegeven dat zij dit van groot belang acht, gezien de wens van [minderjarige] rondom haar verblijf bij beide ouders en de door de bijzondere curator voorgestelde zorg- en contactregeling.

kinderbijdrage

2.19.

De moeder heeft verzocht om te bepalen dat de vader haar een kinderbijdrage van

€ 309 per maand zal betalen. De vader heeft hierop nog niet gereageerd.

2.20.

De (advocaten van de) ouders hebben ter zitting van 28 januari 2019 de intentie uitgesproken om hierover in onderling overleg tot overeenstemming te komen. De rechtbank heeft de daarom de beslissing over het verzoek aangehouden en de advocaten verzocht de rechtbank te informeren over de uitkomst van het overleg tussen partijen en de gewenste voortgang van de procedure.

2.21.

In het verslag van de bijzondere curator is een aantal afspraken voor het ouderschapsplan opgenomen. Samengevat is daarbij afgesproken dat de hoogte van de kinderalimentatie berekend zou worden door de advocaten met de bedoeling om in overleg daarover tot overeenstemming te komen. De advocaten zouden de rechtbank informeren over de uitkomst van dat overleg en als er geen overeenstemming was bereikt de kwestie voorleggen aan de rechtbank.

2.22.

De rechtbank constateert dat de advocaten de rechtbank niet geïnformeerd hebben over de uitkomst van het overleg over de kinderbijdrage, dat er geen berekeningen zijn overgelegd en geen standpunten zijn ingenomen over de al of niet voortzetting van de procedure op dit punt.

2.23.

De rechtbank zal de beslissing over de kinderbijdrage daarom aanhouden om de ouders in de gelegenheid te stellen om aan te geven of zij een beslissing van de rechtbank willen over de kinderbijdrage. Zo ja, dan moeten zij de hiervoor noodzakelijke financiële informatie in het geding brengen waaronder met name:

  • de jaaropgave 2018 van beide ouders;

  • de berekening van de behoefte van [minderjarige] ;

  • een berekening van de (verdeling van de) draagkracht van de ouders.

2.24.

De rechtbank zal ouders een termijn geven om deze stukken in te brengen. Nadat de termijnen zijn verstreken, zal de rechtbank beslissen over de voortgang van de procedure en in beginsel schriftelijk uitspraak doen.

3Beslissing

De rechtbank:

3.1.

Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] :

- [minderjarige] , geboren op [datum] in [plaats] ,

is bij de vader.

3.2.

Stelt de reguliere regeling van de verzorging en opvoeding vast als volgt:

[minderjarige] verblijft bij haar ouders volgens dit rooster:

Week 1

Maandag Vader*

Dinsdag Vader* om 19.30 uur naar moeder

Woensdag Moeder

Donderdag Moeder

Vrijdag Moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 2

Maandag Moeder om 19.30 uur naar vader

Dinsdag Vader

Woensdag Vader

Donderdag Vader

Vrijdag Vader* om 19.30 uur naar moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 3

Maandag Moeder

Dinsdag Moeder

Woensdag Moeder

Donderdag Moeder

Vrijdag Moeder om 19.30 uur naar vader

Zaterdag Vader

Zondag Vader

Week 4

Maandag Vader

Dinsdag Vader

Woensdag Vader*

Donderdag Vader* om 19.30 uur (na dansen van [minderjarige] ) naar moeder

Vrijdag Moeder

Zaterdag Moeder

Zondag Moeder

Week 5

Maandag Moeder

Dinsdag Moeder

Woensdag Moeder om 19.30 uur naar vader

Donderdag Vader

Vrijdag Vader

Zaterdag Vader

Zondag Vader

Verder als week 1, week 2 et cetera

3.3.

Feestdagen en schoolvrije dagen worden verdeeld volgens de zorg- en contactregeling met uitzondering van de Kerstdagen, Oud en nieuw of als een feestdag in een vakantie valt.

De Kerstdagen worden als volgt verdeeld: in 2019 is [minderjarige] de dag voor Kerst tot eerste Kerstdag 12.00 uur bij de vader. Daarna is zij op eerste Kerstdag vanaf 12.00 uur en tweede Kerstdag bij de moeder. Als de ouders hierover geen andere afspraken maken in de komende jaren, blijven de Kerstdagen als bovenstaand verdeeld. Echter, als de vader moet werken tijdens (een gedeelte van) de Kerstdagen, is [minderjarige] bij de moeder.

Oud en Nieuw wordt als volgt verdeeld: [minderjarige] is in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, tenzij de vader in de even jaren moet werken, dan is [minderjarige] bij de moeder. De ouders bespreken in zo’n situatie of zij de jaarwisseling omruilen, een en ander opnieuw afhankelijk van de vraag of de vader tijdens de volgende jaarwisseling werkt of niet.

3.4.

De reguliere zorg- en contactregeling loopt door in de vakanties als de ouders geen andere afspraken over de betreffende vakantie maken.

Jaarlijks verdelen de ouders de zomervakantie voor uiterlijk 30 november voorafgaand aan

de betreffende zomervakantie. Uitgangspunt voor de zomervakanties is dat [minderjarige] drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader verblijft. Als de ouders in overleg niet tot overeenstemming komen over de precieze verdeling, zal de vader in de even jaren de eerste keuze hebben (eerste of tweede helft van de zomervakantie) en de moeder in de oneven jaren.

Tijdens de kerstvakantie verblijft [minderjarige] in de oneven jaren in de eerste week van de vakantie bij de moeder en in de tweede week bij de vader. In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week van de vakantie bij de vader en in de tweede week bij de moeder. Dit met uitzondering van de kerstdagen en oud en nieuw. Als de vader gedurende de periode dat [minderjarige] in de kerstvakantie bij hem zal verblijven werkt, zal het reguliere schema van de zorg- en contactregeling worden gevolgd in die periode. De week kerstvakantie bij de moeder blijft dan wel van kracht.

De meivakantie kan worden gebruikt door de beide ouders om één week met [minderjarige] op

vakantie te gaan, waarbij de moeder in de even jaren de eerste week van de meivakantie met [minderjarige] op vakantie kan en in de oneven jaren de tweede week.

De vader kan in de even jaren de tweede week van de meivakantie met [minderjarige] op vakantie

en in de oneven jaren de eerste week. De ouders zullen elkaar over dergelijke

vakantieplannen steeds uiterlijk voor één april van het jaar voorafgaand aan de betreffende vakantie op de hoogte stellen van hun vakantieplannen. Als de ouders dit niet tijdig met elkaar afspreken loopt de reguliere zorg- en contactregeling door tijdens de meivakantie.

Als de ouders plannen hebben om in de herfst- en/of voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan, zullen zij deze plannen uiterlijk één maand voorafgaand aan de betreffende vakantie aan de andere ouder mededelen. De moeder krijgt hierbij de gelegenheid om in de even jaren in de voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan. De vader krijgt hierbij de gelegenheid om in de even jaren in de herfstvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan.

De moeder krijgt hierbij de gelegenheid om in de oneven jaren in de herfstvakantie met [minderjarige]

op vakantie te gaan. De vader krijgt hierbij de gelegenheid om in de oneven jaren in de

voorjaarsvakantie met [minderjarige] op vakantie te gaan.

3.5.

Tijdens de vakanties, als [minderjarige] langer bij één van de ouders verblijft, is telefonisch/ internet contact met de andere ouder mogelijk. De ouder bij wie [minderjarige] verblijft, zal dit zelf ook

regelmatig initiëren. Daarnaast kan [minderjarige] de ouder waar zij opdat moment niet verblijft kunnen bezoeken, als zij niet met de andere ouder op vakantie is.

3.6.

De ouders zullen elkaar toestemming geven om met [minderjarige] op vakantie te gaan in de

vakantieperiode dat [minderjarige] bij de betreffende ouder verblijft. Toestemmingsformulieren die

nodig zijn om met [minderjarige] naar het buitenland te reizen, ondertekenen de ouders tijdig. De

ouders stellen elkaar minimaal veertien dagen voor vertrek over de reisinformatie en het

verblijfsadres per betreffende vakantie. De ouders zullen enkel een vakantie met [minderjarige] boeken

nadat zij deze met [minderjarige] en met elkaar hebben besproken.

3.7.

Ontslaat [bijzondere curator] van haar verplichtingen als bijzondere curator voor [minderjarige] .

3.8.

Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

3.9.

Houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de kinderbijdrage aan tot

24 juli 2019.

3.10.

Verzoekt de advocaten van partijen de rechtbank schriftelijk te berichten over de vraag of zij nog wensen dat de rechtbank over de kinderbijdrage zal beslissen.

3.11.

Bepaalt dat de ouders, als de rechtbank over de kinderbijdrage moet beslissen, uiterlijk op 24 juli 2019 zullen overleggen:

  • hun jaaropgave 2018;

  • de berekening van de behoefte van [minderjarige] ;

  • een berekening van de (verdeling van de) draagkracht van de ouders.

Vervolgens zal de rechtbank beslissen hoe de procedure wordt voortgezet.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Kroon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733