Rechtbank Noord-Holland 19-06-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:5140

Datum publicatie01-07-2019
ZaaknummerC/15/273115 / FA RK 18-2239
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Huurwoning; Gebruik woning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partijen zijn na het verbreken van de relatie en na de verkoop en levering van de echtelijke woning ieder op een ander adres gaan wonen. In de echtscheidingsprocedure vragen partijen om het huurrecht van de woning waar zij op dit moment wonen. De rechtbank wijst het verzoek van partijen af omdat geen van beide woningen de echtelijke woning betreft als bedoeld in art. 7:266 BW.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

zaaknummer / rekestnummer: C/15/273115 / FA RK 18-2239

Beschikking d.d. 19 juni 2019 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. B.M.C.M. van der Wel-Hiddes, gevestigd te Heemstede,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. J. 't Hart, gevestigd te Haarlem.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 19 april 2018;

- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 10 juli 2018;

- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek tevens houdend zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 8 augustus 2018;

- het F-formulier, met producties, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 21 december 2018;

- de brief/het F-formulier, met producties, van de advocaat van de man, ingekomen op 2 januari 2019.

1.2.

De minderjarige [minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

1.3.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man bijgestaan door mr. B.M.C.M. van der Wel-Hiddes en de vrouw bijgestaan door mr J. ’t Hart.

Ter zitting is door partijen medegedeeld dat er inmiddels overeenstemming is bereikt en is verzocht partijenin de gelegenheid te stellen om binnen vier weken een en ander in een convenant en ouderschapsplan vast te leggen. Voorts is verzocht dit convenant en ouderschapsplan aan de te geven beschikking te hechten.

1.4.

Bij brief van 28 mei 2019 heeft de advocaat van de man het echtscheidingsconvenant met als bijlage 1 het ouderschapsplan in het geding gebracht. Onder intrekking van alle eerdere verzoeken verzoekt de man nu:

  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

  • de inhoud van het convenant en ouderschapsplan als herhaald en ingelast op te nemen in de beschikking;

  • te bepalen dat de man gehouden is per 1 juni 2019 € 722 per maand te voldoen als bijdrage voor de kinderen;

  • te bepalen dat de man huurder zal zijn van de woning aan [adres] en de vrouw huurder zal zijn van de woning aan [adres] .

1.5.

Bij F-formulier van 4 juni 2019 heeft de advocaat van de vrouw onder verwijzing naar het ouderschapsplan en convenant de verzoeken van de man bevestigd onder intrekking van haar eerdere verzoeken. De vrouw verzoekt nu van haar kant:

  • de echtscheiding uit te spreken;

  • de inhoud van het convenant en ouderschapsplan als herhaald en ingelast op te nemen;

  • te bepalen dat de man per 1 juni 2019 € 722 per maand dient te voldoen als bijdrage voor de kinderen;

  • te bepalen dat de man huurder zal zijn van de woning aan [adres] en de vrouw huurder van de woning aan [adres] .

1.6.

Gelet op de bereikte overeenstemming zal de rechtbank beslissen op basis van de stukken.

2De beoordeling

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te [plaats] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

2.2.

De kinderen van partijen zijn:

- [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] en

- [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] ,

- [jongmeerderjarige] , geboren op [datum] in [plaats] ,

- [jongmeerderjarige] , geboren op [datum] in [plaats] .

2.3.

Scheiding

2.3.1.

De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

De vrouw heeft de gestelde duurzame ontwrichting niet betwist.

Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.

2.3.2.

Partijen hebben onderling regelingen getroffen die zijn vermeld in het aan deze beschikking gehechte convenant met als bijlage het ouderschapsplan. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het convenant met als bijlage het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.

2.4.

Woning

2.4.1.

De man heeft het huurrecht van de woning aan [adres] verzocht en de vrouw het huurrecht van de woning aan [adres] .

2.4.2.

Voor zover dit verzoek is gebaseerd op artikel 827, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal de rechtbank het verzoek afwijzen omdat geen van beide woningen de echtelijke woning betreft, als bedoeld in artikel 7:266 van het Burgerlijk Wetboek. Voor zover het verzochte een andere voorziening in de zin van artikel 827, eerste lid, aanhef en onder f, Rv betreft, hebben partijen geen belang bij een beslissing nu zij hierover overeenstemming hebben en dit hebben vastgelegd in het convenant.

2.5.

Onderhoudsbijdrage

2.5.1.

De man heeft verzocht te bepalen dat hijzelf gehouden is per 1 juni 2019 € 722 per maand te voldoen als bijdrage (naar de rechtbank begrijpt) voor alle vier de kinderen, ook voor de jongmeerderjarigen.

2.5.2.

De vrouw heeft het verzoek van de man bevestigd.

2.5.3.

De rechtbank zal het verzoek afwijzen omdat de wettelijke grondslag voor het vaststellen van een kinderbijdrage voor jongmeerderjarigen ontbreekt. Voorts kan uit het convenant en de het ouderschapsplan niet opgemaakt worden welk deel van de bijdrage ziet op de twee minderjarige kinderen en welk deel op de jongmeerderjarigen. De rechtbank wijst erop dat afwijzing van het verzoek onverlet laat dat partijen gehouden zijn om de tussen hen gemaakte afspraken zoals neergelegd in het convenant en ouderschapsplan na te komen.

2.6.

Ingetrokken verzoeken

2.6.1.

Partijen hebben hun eerdere verzoeken over en weer ingetrokken zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [datum] ;

3.2.

bepaalt dat het aangehechte en door partijen op 23 mei 2019 (de man) respectievelijk 27 mei 2019 (de vrouw) ondertekende convenant met als bijlage het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;

3.3.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. drs. C.M. van Wechem, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M.J.E. de Jong op 19 juni 2019.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733