Gerechtshof 's-Hertogenbosch 20-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2196

Datum publicatie21-06-2019
Zaaknummer200.245.821_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beroep van moeder tegen ontslag als bewindvoerder van haar zoon. Zij heeft € 1.949,64 opgenomen uit vermogen van zoon. Dit bedrag is geleend aan de ouders wegens een financiële noodsituatie. Moeder stelt dat financiële problemen van ouders inmiddels opgelost zijn. Hof: financiële situatie van moeder nog precair. Voorkomen moet worden dat zij door nieuwe financiële problemen opnieuw in situatie belandt, waarin haar belangen kunnen botsen met die van rechthebbende. Dit klemt temeer nu zij moeder en mentor is van rechthebbende.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 20 juni 2019

Zaaknummer: 200.245.821/01

Zaaknummer eerste aanleg: 6789353 OV VERZ 18-2805

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. W.F. Schovers.

Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:

- [de rechthebbende] (hierna te noemen: de rechthebbende);

- [belanghebbende] ;

- [bewindvoerder] h.o.d.n. Loket F, de huidige bewindvoerder.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 mei 2018.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2018, heeft [appellante] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en haar weer als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende aan te stellen.

2.2.

Er is geen verweerschrift bij het hof ingekomen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • [appellante] , bijgestaan door mr. Schovers;

  • [bewindvoerder] .

2.3.1.

De rechthebbende en [belanghebbende] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V-formulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 12 oktober 2018.

3De beoordeling

3.1.

[appellante] en [belanghebbende] zijn de ouders van [de rechthebbende] .

3.2.

Bij beschikking van 20 juni 2013 heeft de kantonrechter te Breda een bewind ingesteld over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, met benoeming van [appellante] en [belanghebbende] tot bewindvoerders. Bij deze beschikking is tevens een mentorschap ten behoeve van [de rechthebbende] voornoemd ingesteld, met benoeming van [appellante] tot mentor.

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ambtshalve [appellante] en [belanghebbende] met ingang van 29 mei 2018 ontslagen als bewindvoerder en met ingang van die datum [bewindvoerder] h.o.d.n. Loket F als opvolgend bewindvoerder benoemd.

3.4.

[appellante] kan zich met deze beschikking niet verenigen voor zover zij daarbij als bewindvoerder is ontslagen en zij is hiervan in zoverre in hoger beroep gekomen.

3.5.

[appellante] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.

In 2016 heeft [appellante] een bedrag van € 1.949,64 opgenomen uit het vermogen van de rechthebbende. Dit bedrag is geleend aan de ouders. [appellante] beseft dat zij dit niet had mogen doen, maar zij was toen overstuur. Er was sprake van een financiële noodsituatie. [appellante] was afhankelijk van de betalingen van haar ex-partner [belanghebbende] . Op enig moment kon [belanghebbende] vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten niet meer aan zijn betalingsverplichtingen jegens [appellante] voldoen. [appellante] kwam hierdoor in de financiële problemen. [belanghebbende] heeft laten weten dat de bedrijfsproblemen inmiddels zijn opgelost en dat hij bovendien een financiële buffer heeft weten op te bouwen. Het is dan ook uitgesloten dat er in de toekomst opnieuw een financiële crisissituatie bij [appellante] zal ontstaan. [appellante] had werk gevonden bij de post, maar die baan heeft zij niet meer. Zij heeft een werkloosheidsuitkering. [appellante] krijgt momenteel een ziektewetuitkering. Zij heeft een aandoening met een progressief verloop.

[appellante] heeft vanaf 2013 steeds tijdig en op een correcte wijze rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd. Zij heeft geleerd van wat er is gebeurd en zal een fout als deze niet meer maken, ook niet wanneer er onverhoopt opnieuw financiële moeilijkheden zouden ontstaan. Het geleende geld is inmiddels terugbetaald aan de rechthebbende.

De relatie tussen [appellante] en de rechthebbende is nog steeds goed.

Ten slotte wijst [appellante] erop dat door de benoeming van de nieuwe professionele bewindvoerder er onnodige extra kosten voor de rechthebbende ontstaan.

3.6.

De huidige bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de samenwerking tussen haar en [appellante] goed is. De financiële situatie van de rechthebbende is op orde.

3.7.

Het hof komt tot de volgende beoordeling.

3.8.

Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.

3.9.

Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden, die het hof overneemt en na eigen weging tot de zijne maakt, [appellante] ambtshalve als bewindvoerder heeft ontslagen en een nieuwe professionele bewindvoerder heeft benoemd. Aannemelijk is dat de financiële positie van [appellante] precair zal blijven. Zij heeft immers verklaard dat zij geen werk meer heeft, een ziektewetuitkering ontvangt en dat zij lijdt aan een progressieve aandoening. De enkele, niet onderbouwde, mededeling van de advocaat van [appellante] dat hij van [belanghebbende] telefonisch heeft vernomen dat die in de toekomst aan zijn betalingsverplichtingen jegens [appellante] zal kunnen blijven voldoen waardoor [appellante] niet meer in een financiële crisissituatie terecht zal komen, is voor het hof onvoldoende om op dit punt van een andere aanname uit te gaan.

Voorkomen moet worden dat [appellante] door nieuwe financiële problemen opnieuw in een situatie belandt, waarin haar belangen kunnen botsen met die van de rechthebbende. Dit klemt temeer nu [appellante] de moeder en de mentor is van de rechthebbende.

Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat benoeming van een professionele bewindvoerder in deze situatie aangewezen is. De huidige bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij goed samenwerkt met [appellante] . Dat de rechthebbende extra kosten dient te maken voor een professionele bewindvoerder, acht het hof onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen, nog daargelaten dat deze kosten mogelijk kunnen worden voldaan uit een door de gemeente aan de rechthebbende op aanvraag verstrekte bijzondere bijstandsuitkering.

3.10.

Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 mei 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, E.L. Schaafsma-Beversluis en M.L.F.J. Schyns en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.L. Schaafsma-Beversluis op 20 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733