Rechtbank Midden-Nederland 24-05-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2313

Datum publicatie13-06-2019
ZaaknummerNL18.23441
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
Trefwoorden
Erfrecht; Erfrecht; (Misbruik) volmacht tijdens leven erflater
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

In familierelaties waarin één van de kinderen beheer van de financiën op zich neemt, past terughoudendheid t.a.v. verplichting tot afleggen van rekening en verantwoording. Niet elke kleine uitgave hoeft te worden verantwoord. Grens ligt bij financiële handelingen die kind tbv zichzelf heeft verricht en financiële handelingen die wat aard en/of omvang betreft niet gerekend kunnen worden tot normale uitgavenpatroon erflater. Dat geldt nog meer als er duidelijke aanwijzingen zijn voor oneigenlijk gebruik volmacht.

Volledige uitspraak


vonnis

_

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht Zittingsplaats Utrecht

zaaknummer: NL18.23441 Vonnis van 24 mei 2019 in de zaak van

1. [eiser 1], wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 1] ,

2 [eiser 2] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 2] ,

3 [eiser 3] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 3] ,

4 [eiser 4] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 4] ,

5 [eiser 5] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [eiser 5] , 6 [eiser 6] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 6] ,

7 [eiser 7] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [eiser 7] ,

eisers,

advocaat E.M.G. Pouls te Utrecht, tegen

1. [verweerster 1], wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [verweerster 1] ,

2 [verweerster 2] , wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [verweerster 2] ,

verweersters,

advocaat R. Bagasrawalla.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de procesinleiding;

  • het verweerschrift;

  • de vermeerdering van de vordering;

  • de mondelinge behandeling, gehouden op 16 mei 2019, in aanwezigheid van: [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , mr. Pouls, [verweerster 1] en mr. Bagasrawalla. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Eisers [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] en verweerster [verweerster 1] zijn broers en zussen.

2.2.

[eiser 1] treedt tevens op als testamentair bewindvoerder van broer [A] ( [A] ) en als erfgenaam van zijn in mei 2018 overleden zoon [B] ( [B] ), kleinkind van de overleden grootouders.

2.3.

Eiser [eiser 4] is weduwnaar van de in juni 2014 overleden zus [C] . [eiser 4] heeft volmacht verleend aan [eiser 2] en [eiser 2] gemachtigd om namens hem op te treden in deze procedure.

2.4.

Eisers [eiser 5] , [eiser 6] en [eiser 7] en verweerster [verweerster 2] zijn net als [B] kleinkinderen van de overleden grootouders.

  • [eiser 5] is de zoon van [C] . [eiser 5] heeft volmacht verleend aan [eiser 2] en [eiser 2] gemachtigd om namens hem op te treden in deze procedure.

  • [eiser 6] en [eiser 7] zijn de dochters van [eiser 2] . [eiser 6] en [eiser 7] hebben volmacht verleend aan [eiser 2] en [eiser 2] gemachtigd om namens hen op te treden in deze procedure.

  • [verweerster 2] is de dochter van [verweerster 1] . [verweerster 2] heeft mr. Bagasrawalla gemachtigd om namens haar op te treden in deze procedure.

2.5.

De overleden (groot)ouders zijn:

  • [erflater] ((groot)vader), overleden op [datum overlijden] 2000 te [plaats overlijden] , hierna: erflater, en

  • [erflaatster] ((groot)moeder), overleden op [datum overlijden] 2016 te [plaats overlijden] , hierna: erflaatster.

Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd.

2.6.

Erflater heeft bij testament d.d. 25 november 1999 over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft erflaatster en de kinderen tot enig erfgenamen benoemd; ieder voor een gelijk deel. Erflater heeft in zijn testament alle goederen van zijn nalatenschap toegedeeld aan erflaatster en bepaald dat zijn kinderen hierdoor een vordering op erflaatster krijgen, gelijk aan de waarde van hun erfdeel, waarover erflaatster een enkelvoudige rente verschuldigd zal zijn, berekend tegen een percentage als bedoeld in artikel 28 lid 8 van de Successiewet 1956. Dit percentage was destijds en is ook nu nog 6 procent. Erflater heeft het erfdeel van [A] onder bewind gesteld en [eiser 1] benoemd tot testamentair bewindvoerder. Hij heeft daarnaast [eiser 1] benoemd tot executeur-testamentair.

2.7.

Erflater heeft in de week voor zijn overlijden bij onderhandse akte enige wensen op schrift laten stellen. Hij heeft het concept niet ondertekend. Die wensen betroffen de verdeling van het zwarte spaargeld in Duitsland ten bedrage van DM 20.832,-.

2.8.

De goederen van erflaatster zijn op 22 november 2001 onder bewind gesteld. Erflaatster is op 13 november 2001 opgenomen in een verzorgingshuis. Op 15 september 2004 is het beschermingsbewind opgeheven.

2.9.

Erflaatster heeft bij testament d.d. 12 november 2009 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft [A] , [eiser 1] en [eiser 3] onterfd. Voor het deel dat [A] , [eiser 1] en [eiser 3] zouden hebben geërfd heeft zij haar kleinkinderen tot erfgenaam benoemd. Voor het overige deel heeft zij haar niet onterfde kinderen benoemd tot erfgenaam. Dat zijn [verweerster 1] , [eiser 2] en [C] . [eiser 4] en [eiser 5] nemen de plaats van [C] in via plaatsvervulling. [verweerster 1] is tot executeur benoemd.

2.10.

Alle erfgenamen van erflaatster hebben beneficiair aanvaard. Hiermee is de executele van [verweerster 1] van rechtswege vervallen. Alle erfgenamen van erflaatster zijn daarmee vereffenaars geworden en hebben [notariskantoor] volmacht verleend de vereffening ter hand te nemen.

3Het geschil

3.1.

Eisers vorderen, na vermeerdering van eis, om:

“1. [verweerster 1] te gebieden aan alle vereffenaars en schuldeisers inzake de nalatenschap van moeder (erfgenamen van vader) een afschrift te verstrekken van de financiële administratie van moeder over de periode van 2000 tot en met 2012, ofwel van alle bankrekeningafschriften, jaaroverzichten, aangiftes en aanslagen IB, alsmede de rekening en verantwoording van de toenmalige bewindvoerder(s).

2. De omvang van de vordering van [verweerster 1] , [eiser 3] , [C] , [eiser 1] , [eiser 2] en [A] , ofwel de zes erfgenamen van vader, inclusief de enkelvoudige rente van 6%, ex artikel 4:223 lid 2 BW vast te stellen op € 34.055 per kind.

3. Primair:

Voor recht te verklaren dat moeder, dan wel [verweerster 1] als beheerder van het vermogen van moeder, dan wel de bewindvoerder(s), onrechtmatig heeft gehandeld, en [verweerster 1] te veroordelen tot het vergoeden van de schade aan de nalatenschap van moeder met een bedrag van

€ 34.736,40, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum rechtshandeling tot de datum van de uitspraak van uw rechtbank.

Subsidiair:

Voor recht te verklaren dat de schenkingen dan wel giften van moeder aan [verweerster 1] ad

€ 34.736,40, althans € 18.600, althans een door uw rechtbank te bepalen bedrag, te vernietigen wegens benadeling van de schuldeisers/andere erfgenamen (ex artikel 3:45 BW lid 1 BW dan wel ex artikel 7:176 BW) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum schenking tot de datum van de uitspraak van uw rechtbank.

Met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten”

3.2.

[verweerster 1] en [verweerster 2] voeren verweer. Zij vragen primair om eisers niet-ontvankelijk te verklaren jegens [verweerster 2] . Mocht de rechtbank hier aan voorbijgaan dan verzoeken zij de vorderingen af te wijzen en eisers te veroordelen in de kosten van het geding.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

De procespositie van [verweerster 2]

4.1.

De rechtbank acht eisers ontvankelijk in hun vorderingen jegens [verweerster 2] . [verweerster 2] is erfgenaam van erflaatster, net zoals haar nichtjes en neven. Daarnaast is ook zij, net als alle andere erfgenamen van erflaatster vereffenaar, nu [verweerster 1] niet in staat is een ruimschoots toereikend-verklaring af te geven. Ook haar rechten en belangen zijn in deze procedure in het geding en zij dient dus in rechte te worden betrokken, wil het vonnis ook jegens haar rechtskracht hebben. Aangezien [verweerster 2] , om begrijpelijke redenen, niet aan de zijde van eisers in rechte is verschenen, dienden eisers hun vorderingen ook jegens haar in te stellen.

De vordering onder 1.

4.2.

Eisers hebben als grondslag voor dit deel van hun vordering aangevoerd dat [verweerster 1] van 25 januari 2001 tot het moment waarop moeder op 22 november 2001 onder bewind werd gesteld en ook na de beëindiging van het bewind op 15 september 2004 tot het overlijden van moeder op 30 mei 2016 het financiële beheer van moeders vermogen heeft gehad. Zij stellen dat [verweerster 1] ondanks herhaalde verzoeken van de notaris en van de overige erfgenamen de financiële administratie van moeder niet volledig ter beschikking heeft gesteld, maar slechts voor een deel en dat zij er recht op hebben dat [verweerster 1] hen alsnog volledige inzage verschaft. [verweerster 1] heeft bij antwoord gesteld dat zij alle relevante documentatie heeft afgegeven en dat het in deze niet de vraag is of zij alle gevraagde stukken zou ‘willen’ overleggen maar of zij die stukken zou ‘kunnen’ overleggen. Met die zin wordt gesuggereerd dat [verweerster 1] alles wat zij aan administratie van erflaatster bezit ter inzage heeft afgegeven. Ter comparitie is echter gebleken dat dat niet waar is. Uit de verklaringen van [verweerster 1] blijkt dat zij nog wel administratie van erflaatsters heeft. Zij heeft tegen de afgifte van de originele stukken als bezwaar aangevoerd dat eisers geen neutrale partij in het geschil zijn. Tegen de afgifte van kopieën heeft zij als bezwaar aangevoerd dat

dit haar tijd en geld gaat kosten. De rechtbank benadrukt dat de financiële administratie van erflaatster onderdeel is van haar nalatenschap en dat de erfgenamen van moeder gewoon recht hebben op inzage in en/of een afschrift van de gehele administratie. Aan de zijde van eisers zijn dat [eiser 2] en [eiser 4] en de kleinkinderen [eiser 6] , [eiser 7] en [eiser 5] . Ook [eiser 1] heeft als erfgenaam van zijn zoon [B] dezelfde rechten. Voor [eiser 3] geldt dat zij als schuldeiser in de nalatenschap van erflaatster en legitimaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ook zij recht en belang heeft bij inzage in de financiële administratie. [verweerster 1] had eisers dan ook op eerste verzoek inzage dienen te verschaffen van alle bescheiden die in haar bezit waren. [verweerster 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij nu alsnog bereid is de gehele (financiële) administratie van erflaatster, indien en voor zover in haar bezit, aan mr. Pouls te (doen) overhandigen. Mr. Pouls heeft toegezegd dat zij een en ander vervolgens zal kopiëren en daarna ofwel de originelen ofwel de kopieën aan [verweerster 1] zal retourneren.

De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

De vordering onder 2.

4.3.

De tot vereffenaar gevolmachtigde notaris heeft aan de hand van aan hem ter beschikking gestelde informatie berekend dat de nalatenschap van erflater op de dag van zijn overlijden € 122.208,00 bedroeg. [verweerster 1] heeft hier aanvankelijk verweer tegen gevoerd maar dit verweer ter zitting laten varen. Tussen partijen staat aldus vast dat de onderbedelingsvordering van de zes kinderen [achternaam erfgenamen] op erflaatster ten tijde van het overlijden van erflater € 17.458,28 bedroeg. Erflater heeft bepaald dat deze vordering rentedragend is met een percentage van 6 %. Hierdoor waren de vorderingen van de kinderen op de erflaatster op de dag van haar overlijden opgelopen tot € 34.055,00.

4.4.

Namens [verweerster 1] zijn een aantal argumenten aangevoerd op grond waarvan zij pleit voor een matiging van het rentepercentage op grond van de redelijkheid en billijkheid. Die argumenten zijn de volgende:

  • erflaatster was er niet van op de hoogte dat er een enkelvoudige rente over de erfdelen was opgenomen in het testament van erflater, laat staan dat haar duidelijk was wat dat percentage, dat niet expliciet in het testament is vermeld, inhield;

  • het percentage is erg hoog, waardoor de vorderingen bijna verdubbeld zijn;

  • [eiser 1] is als executeur nalatig geweest in de afhandeling van de nalatenschap van erflater en daardoor zijn de vorderingen zo hoog opgelopen en is erflaatster benadeeld. Die nalatigheid zou erin zijn gelegen dat [eiser 1] niet binnen 15 maanden na het openvallen van de erfenis en ook niet na de onderbewindstelling van erflaatster, toen de vorderingen opeisbaar werden, de hoogte van de vorderingen heeft doen vaststellen.

4.5.

De rechtbank is van oordeel dat het testament geen onduidelijkheid laat bestaan over het feit dat er een enkelvoudige rente verschuldigd is over de onderbedelingsvorderingen. Het percentage van 6 volgt uit de toepasselijke fiscale regelgeving. Indien en voor zover erflaatster daar niet van op de hoogte was komt dat voor haar rekening en risico. Het moge zo zijn dat [verweerster 1] het percentage van 6 procent erg hoog vindt, maar een rentepercentage van die hoogte is niet ongebruikelijk in testamenten vooral om fiscale redenen. Deze omstandigheden kunnen er dan ook niet toe leiden dat van dat rentepercentage zou moeten worden afgeweken. Van nalatigheid van [eiser 1] als executeur is geen sprake geweest. Zijn broers en zusters en zijn moeder hebben op 25 januari 2001 expliciet het vertrouwen in hem opgezegd en hem verzocht het financiële beheer te staken. Niet valt in te zien wat [eiser 1] op dat moment als executeur nog had moeten doen, in

aanmerking genomen dat de vorderingen op dat moment nog niet opeisbaar waren en ook de woning van erflaatster, waar het grootste deel van het vermogen in zat, nog niet was verkocht. Maar ook al zou wel sprake zijn van enige nalatigheid van [eiser 1] of van andere erfgenamen dan nog verandert dit niets aan de inhoud van het testament. De rechtbank zal de omvang van de vordering van [verweerster 1] , [eiser 3] , [C] , [eiser 1] , [eiser 2] en [A] , inclusief de enkelvoudige rente van 6%, ex artikel 4:223 lid 2 BW vaststellen, zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.

4.6.

Uit het vorenstaande volgt dat de nalatenschap van erflaatster ten tijde van haar overlijden een negatief saldo had (zie ook 4.9). Van verdeling van haar nalatenschap kan dan ook geen sprake zijn, slechts van vereffening. Nu de erfgenamen van erflaatster allen beneficiair hebben aanvaard hoeven zij niet bij te dragen in het tekort.

De vordering onder 3.

4.7.

Aan de vordering onder 3 hebben eisers ten grondslag gelegd dat in de periode tussen het overlijden van erflater en dat van erflaatster verschuivingen hebben plaatsgevonden van gelden uit het vermogen van erflaatster naar dat van [verweerster 1] . Dit valt in drie onderdelen uiteen.

a. Onder de titel schenking is in totaal een bedrag van € 18.600,00 uit het vermogen

van moeder naar dat van [verweerster 1] gegaan;

b. [verweerster 1] heeft, nadat [eiser 1] het beheer over het vermogen van erflaatster heeft neergelegd, met uitzondering van de periode dat erflaatster onder bewind stond, het beheer over het vermogen gehad van erflaatster tot aan haar dood. Eisers beschikken slechts over bankafschriften vanaf 2010. In de periode vanaf 2010 tot de dood van erflaatster is op onverklaarbare wijze € 15.000,00 uit haar vermogen verdwenen, door contante geldopnames. [verweerster 1] heeft die bedragen opgenomen.

c. [verweerster 1] heeft van het spaargeld uit Duitsland een bedrag van € 1.136,40 ontvangen.

Ad a: de schenkingen

4.8.

Dat [verweerster 1] onder de titel schenking een bedrag van in totaal € 18.600,00 heeft ontvangen is niet in geschil. Dit bedrag volgt ook uit de opgave die [verweerster 1] van de schenkingen zelf in het geding heeft gebracht. Eisers hebben twee gronden aangevoerd op grond waarvan die schenkingen vernietigbaar zijn. De eerste grond is dat de schenkingen onrechtmatig dan wel Paulianeus zijn, omdat hiermee de overige erfgenamen van erflater benadeeld zijn. Als tweede grond voeren eisers aan dat de schenkingen door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. De rechtbank begrijpt dat eisers beogen dat de rechtbank de schenkingen vernietigt op een van die gronden. Daarnaast of subsidiair stellen verzoekers dat de schenkingen moeten worden aangemerkt als aflossingen op de onderbedelingsvordering van [verweerster 1] . Ook stellen zij dat [verweerster 1] door de schenkingen ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van de overige erfgenamen van erflater. Tot slot stellen eisers dat [verweerster 1] als zaakwaarnemer van moeder is opgetreden bij die schenkingen, haar belangen als zaakwaarnemer niet goed heeft behartigd en aldus schadeplichtig is.

4.9.

De rechtbank is met eisers van oordeel dat de schenkingen aan [verweerster 1] Paulianeus en dus vernietigbaar zijn en dat eisers, voor zover zij nog niet zelf buitengerechtelijk zelf hebben vernietigd, terecht de vernietiging daarvan beogen. De schuldenlast van erflaatster uit hoofde van overbedeling bedroeg op de dag van haar overlijden op 30 mei 2016 in totaal

(6 maal € 34.055,00 = ) € 204.330,00 In deze berekening is het Duitse spaargeld niet meegenomen. Dit Duitse spaargeld valt voor de helft formeel gewoon in de erfenis van erflater. Indien het Duitse geld meegenomen zou worden zou de schuldenlast nog hoger uitvallen. Uit de brief van de notaris van 5 mei 2017 blijkt dat het vermogen van erflaatster op 1 januari 2016 € 156.154,00 bedroeg en op 1 januari 2017 € 137.799,42. Dit betekent dat er op haar sterfdag een tekort was van ten minste € 48.176,00. Dit tekort wordt onder meer veroorzaakt doordat erflaatster heeft moeten interen op haar vermogen door belastingafdrachten en eigen bijdragen voor het verzorgingstehuis, maar zeker ook door giften die zij heeft gedaan. Deze giften kunnen worden aangemerkt als onverplichte eenzijdige rechtshandelingen en hebben de positie als schuldeiser van de erfgenamen van erflater daadwerkelijk benadeeld. Erflaatster en ook [verweerster 1] behoorden dit te weten. [verweerster 1] heeft ter rechtvaardiging van die giften gesteld dat deze te maken hadden met het feit dat zij als enige van de kinderen de verzorging van erflaatster tot aan haar overlijden op zich heeft genomen en haar in de meest brede zin heeft ondersteund. Dit moge zo zijn, maar dit maakt de rechtshandelingen niet minder onverplicht en de schenkingen niet minder Paulianeus. Dat betekent dat de giften vernietigbaar zijn. De rechtbank leest het subsidiaire petitum aldus dat eisers vorderen dat de rechtbank die giften zal vernietigen. De rechtbank zal dit doen. Dit betekent dat aan de verschuiving van het bedrag van € 18.600,00 uit het vermogen van erflaatster naar dat van [verweerster 1] geen geldige titel meer ten grondslag ligt en dat dit bedrag dus dient terug te keren in de boedel. Het zelfde geldt overigens ook voor alle andere veel kleinere giften aan enkele andere erfgenamen, maar dat is hier geen onderwerp van geschil. De rechtbank ziet geen reden om voor recht te verklaren dat erflaatster onrechtmatig heeft gehandeld en verwijst hiervoor naar hetgeen hieronder in 4.12 en 4.13 is overwogen. Ook ziet de rechtbank geen grond voor recht te verklaren dat de bewindvoerders onrechtmatig hebben gehandeld. Zij zijn geen partij in dit geschil. Of en in hoeverre [verweerster 1] onrechtmatig heeft gehandeld is mede afhankelijk van de rol die [verweerster 1] bij het besluit tot schenking heeft gehad. De rechtbank ziet onvoldoende grond om te oordelen dat, naast de medewerking aan een Paulianeuze rechtshandeling, sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [verweerster 1] .

Uit het vorenstaande volgt dat de primaire vordering onder 3 zal worden afgewezen en de subsidiaire vordering zal worden toegewezen in die zin dat de schenkingen zullen worden vernietigd. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een bespreking van het gestelde misbruik van omstandigheden, de gestelde ongerechtvaardigde verrijking en de overige gronden die eisers hebben aangevoerd.

Ad b de (onverklaarde) onttrekkingen ten bedrage van € 15.000,00

4.10.

Uit een door eisers in het geding gebracht overzicht (productie 28) blijkt dat er voor een bedrag van € 18.170,00 aan contant geld is opgenomen van de rekening van erflaatster in de periode van 1 maart 2010 tot de dag na haar overlijden. Het gaat om ronde bedragen variërend van € 20,00 tot € 1.000,00. Het merendeel van de opnames betreft grote bedragen (7 maal 1.000, 1 maal 850, 1 maal 750, 1 maal 670, 3 maal 500, 1 maal 450, 14 maal 250). Eisers stellen dat van die € 18.170,00 ten minste € 15.000,00 niet verklaarbaar is en hebben [verweerster 1] om opheldering verzocht, maar [verweerster 1] heeft die opheldering niet althans niet genoegzaam gegeven volgens eisers. De rechtbank begrijpt dat zij hieruit concluderen dat de onttrekkingen zonder titel zijn gedaan, waardoor [verweerster 1] ongerechtvaardigd is verrijkt. Pas op de zitting heeft [verweerster 1] gesteld dat met die opnames (extra) eten en drinken voor erflaatster is betaald en vakanties. Daarnaast heeft zij ook eerst ter zitting gesteld dat die opnames strekten tot vergoeding voor door [verweerster 1] voor erflaatster bestelde en betaalde kleding bij postorderbedrijven. [verweerster 1] heeft ter zitting een uitdrukkelijk bewijsaanbod ter zake gedaan.

4.11.

De rechtbank zal allereerst beoordelen of op [verweerster 1] de verplichting rust om rekening en verantwoording af te leggen over deze contante opnames. Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of het ongeschreven recht. De rechtsverhouding tussen [verweerster 1] en erflaatster is er een van moeder en dochter en kenmerkte zich enerzijds door de door erflaatster aan [verweerster 1] verleende volmacht om over haar ING-rekening te beschikken ( [verweerster 1] bezat een pinpas met pincode van de rekening van erflaatster) en anderzijds door het feit dat [verweerster 1] aan erflaatster, die opgenomen was in een verzorgingshuis, praktische hulp en aanvullende zorg heeft verleend. Of sprake is van een plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gebruik van de volmacht is onder meer afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals in dit geval de aanleiding voor de volmacht, de mate waarin erflaatster de handelingen van [verweerster 1] kon overzien en voor haar belangen kon opkomen en de aard en inhoud van de handelingen van [verweerster 1] .

4.12.

Uit een door eisers in het geding gebrachte verklaring van [eiser 3] , die door [verweerster 1] niet is betwist, volgt dat erflaatster in 1999 opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis en gediagnosticeerd is met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, waarvan als een van de kenmerken wordt beschreven dat zij de verantwoordelijkheid voor de belangrijkste levensgebieden bij anderen neerlegde. Erflaatster verbleef vanaf november 2000 in een verzorgingshuis. De aanleiding voor het financiële beheer door [verweerster 1] was gelegen in het feit dat het vertrouwen in [eiser 1] , die dit daarvoor deed, werd opgezegd door de familie. Op 22 november 2001 is het vermogen van erflaatster onder bewind gesteld. Hieruit volgt dat zij in ieder geval vanaf dat moment niet goed in staat werd geacht haar eigen financiën te beheren. Het bewind is enkele jaren later weliswaar opgeheven maar dat betekent op zichzelf niet dat erflaatster vanaf dat moment weer in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. Dat deed zij ook niet, want [verweerster 1] stond haar daarin bij. [verweerster 1] heeft ter zitting verklaard dat zij over de pinpas en pincode van erflaatster beschikte en dat zij samen met erflaatster de overschrijvingsformulieren invulde en daarna op de post deed. Uit de verklaring van [eiser 3] blijkt verder dat de gezondheid en de cognitieve vermogens naarmate erflaatster ouder werd achteruitgingen.

4.13.

De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende vaststaat dat erflaatster in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerde. Uit die positie vloeit naar ongeschreven recht een verantwoordingsplicht voort met betrekking tot het gebruik van de volmacht. Wel is het zo dat het in familierelaties waarin één van de kinderen de zorgtaken waaronder het beheer van de financiën op zich neemt, past om enige terughoudendheid aan te nemen in het vaststellen van die verplichting, in die zin dat niet elke kleine uitgave hoeft te worden verantwoord. Deze terughoudendheid vindt echter een grens bij financiële handelingen die het kind ten behoeve van zichzelf heeft verricht en financiële handelingen die wat aard en/of omvang betreft niet gerekend kunnen worden tot het normale uitgavenpatroon van de erflaatster. Dat geldt nog in sterkere mate als er duidelijke aanwijzingen zijn voor oneigenlijk gebruik van de volmacht.

4.14.

Zoals gezegd verbleef erflaatster vanaf november 2000 in een verzorgingshuis. Dat hield ook in dat zij in beginsel geen kosten had voor eten en drinken, omdat daarin werd

voorzien vanuit het verzorgingshuis. Grote kosten, zoals de eigen bijdragen van het CAK en afdrachten aan de belastingdienst werden van haar rekening afgeschreven. Uit productie 37 van eisers blijkt dat er daarnaast regelmatig met haar pinpas werd gepind bij winkels. Gelet op dit laatste feit kunnen de door [verweerster 1] gestelde uitgaven voor kleding en extra eten en drinken de hoge contante opnames niet verklaren. Hetzelfde geldt voor de gestelde vakanties met erflaatster, te meer nu die opnames bijna allemaal in [woonplaats] , de woonplaats van [verweerster 1] zijn gedaan, terwijl erflaatster in [woonplaats] woonde en vakanties doorgaans niet contant plegen te worden voldaan. De contante opnames van bedragen van honderden tot duizend euro kunnen niet gerekend worden tot het normale uitgavenpatroon van een oudere dame in een verzorgingshuis. Dit gegeven, gecombineerd met de schenkingen aan [verweerster 1] , vormen een aanwijzing dat er oneigenlijk gebruik is gemaakt van de volmacht. Onder die omstandigheid had het op de weg van [verweerster 1] gelegen rekening en verantwoording voor die opnames af te leggen door gespecificeerd en concreet aan te geven waarvoor welk bedrag is opgenomen. Dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank is voorts van oordeel dat [verweerster 1] onvoldoende aan haar stelplicht heeft voldaan om tot nadere bewijsvoering te worden toegelaten. Het bewijsaanbod dat door [verweerster 1] is gedaan zal dan ook worden gepasseerd. De rechtbank merkt hierbij wel op dat er een dubbeltelling van € 1.000,00 lijkt te zijn, omdat er in het overzicht van de schenkingen aan [verweerster 1] twee maal een bedrag van € 500,00 is opgenomen (een maal in 2010 en een maal in 2011) die volgens het overzicht van [verweerster 1] contant aan haar zijn gedaan. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat [verweerster 1] voor een bedrag van € 14.000,00 aan contante geldopnames heeft gedaan die, bij gebreke van afdoende verantwoording, moeten worden aangemerkt als te zijn aangewend ten eigen bate. Dit bedrag dient terug te vloeien in de boedel.

Het Duitse geld

4.15.

Zoals als eerder opgemerkt behoorde de helft van het Duitse geld tot de nalatenschap van erflater. De door erflater op papier gestelde wensen over de verdeling hiervan voldoen niet aan de wettelijke vereisten van een testament of codicil en zijn dus niet rechtsgeldig. Het staat de kinderen [achternaam erfgenamen] uiteraard wel vrij die wensen te respecteren. De verdeling van het Duitse geld is nogal chaotisch verlopen met als resultaat dat sommige erven niets hebben gehad en anderen te veel. Aan [verweerster 1] is een bedrag van

€ 1.136,40 uitgekeerd van het Duitse geld. In navolging van eisers merkt de rechtbank dit bedrag aan als een aflossing op de onderbedelingsvordering van [verweerster 1] , die met haar uiteindelijke aandeel in het geld dat op de derdenrekening van de notaris staat verrekend moet worden. Dat laatste geldt overigens ook voor enkele andere erfgenamen die een deel van het Duitse geld hebben ontvangen, maar dat is hier geen onderwerp van geschil.

4.16.

Uit het vorenstaande volgt dat de subsidiaire vordering onder 3 zal worden toegewezen zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.

De proceskosten

4.17.

[verweerster 1] en [verweerster 2] zijn in dit vonnis de in het ongelijk gestelde partij. Nu de verwijten van eisers zich uitsluitend richten tot [verweerster 1] zal de rechtbank alleen [verweerster 1] in de proceskosten veroordelen. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:

  • betekening oproeping € 210,74 (2 maal € 105,37)

  • griffierecht 291,00

  • salaris advocaat 1.390,00 (2 punt × tarief € 695,00) Totaal € 1.891,74

4.18.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

gebiedt [verweerster 1] om ten behoeve aan alle vereffenaars en schuldeisers inzake de nalatenschap van erflaatster aan mr. Pouls te doen toekomen alle originelen van de financiële administratie van erflaatster over de periode van 2000 tot en met 2012, ofwel van alle bankrekeningafschriften, jaaroverzichten, aangiftes en aanslagen IB, alsmede de rekening en verantwoording van de toenmalige bewindvoerder(s);

5.2.

stelt de omvang van de vordering van [verweerster 1] , [eiser 3] , [C] , [eiser 1] , [eiser 2] en [A] , ofwel de zes erfgenamen van erflater, inclusief de enkelvoudige rente van 6%, op de sterfdag van erflaatster vast op € 34.055,00 per kind;

5.3.

vernietigt de schenkingen van erflaatster aan [verweerster 1] ten bedrage van € 18.600,00, wegens benadeling van de schuldeisers/andere erfgenamen;

5.4.

verklaart voor recht dat [verweerster 1] vanaf 1 maart 2010 zonder recht of titel € 14.000,00

heeft onttrokken van de bankrekening van erflaatster;

5.5.

verklaart voor recht dat het bedrag van € 1.136,40 dat aan [verweerster 1] is uitgekeerd een

aflossing betreft van haar vordering op erflater;

5.6.

veroordeelt [verweerster 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot

op heden begroot op € 1.891,74;

5.7.

veroordeelt [verweerster 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verweerster 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;

5.8.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, in tegenwoordigheid van M.E. van den Akker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733