Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4668

Datum publicatie05-06-2019
Zaaknummer200.253.389/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats;
Familieprocesrecht; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Zorgen vader (voor hem) oprecht. Hij krijgt er zelf fysieke en geestelijke klachten van. Door zijn aanhoudende beschuldigingen wordt moeder onzeker. De kinderen worden door zijn beschuldigingen en 't bewijs dat hij zoekt fors belast. Positief dat vader nu gestopt is met maken van foto's (ook van genitaliën en anus) en het top-teen inspecteren vd kinderen bij elk bezoek, maar zorgelijk dat hij hen nu tijdens de zaterdagen dat zij bij hem zijn telkens in bad laat gaan. Omgang al teruggebracht. Hoofdverblijf blijft bij moeder.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.253.389/01

(zaaknummer rechtbank C/16/462804/FL RK 18-1313)

beschikking van 28 mei 2019

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. A. Stoel te Dronten,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. W.F. Wienen te Almere.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van 24 oktober 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna mede genoemd: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 januari 2019;

- het verweerschrift met productie;

- een journaalbericht van mr. Stoel van 28 februari 2019 met productie(s);

- een fax van mr. Stoel van 29 april 2019 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Wienen van 2 mei 2019 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 9 mei 2019 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010;

- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011;

- [de minderjarige3] , geboren [in] 2014.

De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit.

3.2

De relatie tussen de vader en de moeder is in 2016 beëindigd. Na beëindiging van hun samenleving hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld. Dit ouderschapsplan is niet ondertekend. De ouders zijn het er over eens dat zij hebben afgesproken dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de moeder. De kinderen wonen sindsdien ook bij de moeder.

3.3

Tot aan het vonnis in kort geding van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 3 april 2019 verbleven de kinderen (volgens afspraak onder meer) de eerste drie weekenden van de maand van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader.

De voorzieningenrechter heeft in voornoemd vonnis bepaald dat, totdat in een bodemprocedure anders is beslist, de kinderen elke eerste drie weekenden van de maand bij hun vader zijn van zaterdag 09.00 uur tot 19.00 uur. De moeder heeft (nadien) bij de rechtbank een verzoek tot vaststelling/wijziging/beëindiging van de zorgregeling ingediend. Op dit verzoek is nog niet beslist.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen de ouders is in geschil de (wijziging van de) hoofdverblijfplaats van de kinderen. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben, afgewezen.

4.2

De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van

24 oktober 2018. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen en bij hem te bepalen, alsnog toe te wijzen.

4.3

De moeder voert verweer en verzoekt het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

De ouders hebben samen het gezag en de kinderen wonen sinds 2016 bij de moeder (in [B] ). De vader wil dat het hoofdverblijf van de kinderen (wijzigt en) bij hem (in [A] ) wordt bepaald. Hij maakt zich grote zorgen over de thuissituatie van de kinderen bij de moeder. Hij vreest dat de kinderen door hun moeder worden mishandeld/misbruikt en dat de moeder onmachtig is als opvoeder. Ter zitting bij het hof is gebleken dat er tussen de ouders geen vergelijk tot stand kan komen. De vader volhardt in zijn verzoek om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. Het feit dat de raad voor de kinderbescherming (de raad), [C] , de huisarts, de hulpverlening van de moeder en de school van de kinderen geen zorgen hebben over de kinderen en de thuissituatie van de kinderen bij de moeder, stelt de vader niet gerust.

5.2

Het hof stelt voorop dat het duidelijk is dat de vader veel van zijn kinderen houdt.

De vader wil graag dat er goed voor zijn kinderen gezorgd wordt en zijn zorgen over de kinderen zijn (voor hem) oprecht. Zijn zorgen zijn zodanig groot dat de vader er zelf (forse) geestelijke en fysieke klachten van heeft. De vader is zijn werk kwijt geraakt en kampt met stress, psychosomatische klachten, somberheidsklachten, moeheid, slapeloosheid en (ernstige) huiduitslag waar hij medische zorg voor nodig heeft. Het hof vindt het dan ook verstandig van de vader dat hij de aanwijzing van de voorzieningenrechter in kort geding heeft opgepakt en hulpverlening voor zichzelf heeft ingeschakeld. Ook voor het hof is het namelijk duidelijk dat de (oprechte) zorgen die de vader heeft geen grondslag vinden in de feiten en omstandigheden. In het gezin van de moeder is hulpverlening aanwezig geweest in de vorm van gespecialiseerde gezinsverzorging en thuisbegeleiding door [D] . Deze hulpverleningsinstanties is niet van zorgen gebleken. Omdat de moeder (begrijpelijk) erg onzeker wordt van de aanhoudende beschuldigingen van de vader is op haar verzoek in haar gezin deze hulpverlening opnieuw opgestart. [C] is betrokken geweest en recent is [C] weer betrokken vanwege een nieuwe zorgmelding door de vader.

Het hof ziet om die reden dan ook geen aanleiding om nu een onderzoek door de raad te gelasten zoals de vader (subsidiair) verzoekt. [C] is immers het (landelijke) advies- en meldpunt voor de zorgen die de vader (bij herhaling) uit en is de organisatie die daar onderzoek naar doet. De vader zal er op moeten (leren) vertrouwen dat [C] dat zorgvuldig doet en zo nodig ook vervolgstappen in gang zet.

5.3

De ernstige zorgen die het hof wel over de kinderen heeft, vinden hun oorzaak in het gedrag van de vader. De kinderen worden namelijk al een hele lange tijd fors belast door de beschuldigingen die de vader (blijft) uit(en) en het "bewijs" dat de vader daarvoor zoekt.

Ook de voorzieningenrechter had die zorgen en om die reden heeft die rechter de omgangsregeling al fors teruggebracht. Het is positief dat de vader nu gestopt is met het maken van foto's (ook van genitaliën en anus) en het top-teen inspecteren van de kinderen

bij elk bezoek maar het is zorgelijk dat de vader de kinderen nu tijdens de zaterdagen dat

zij hem zijn telkens in bad laat gaan. Daarnaast is een groot punt van zorg dat de vader (mogelijk ten gevolge van een verstandelijke beperking) kennelijk niet bij machte is om zijn zorgen te laten rusten. De gevolgen daarvan zijn groot; de kinderen worden door de zorgen en de daaruit voortvloeiend gedragingen van de vader ernstig belast, de vader ondervindt er geestelijke en lichamelijk klachten van en ook de moeder dreigt er aan onder door te gaan. Redenen om het hoofdverblijf van de kinderen nu (te wijzigen en) bij de vader te bepalen zijn er mede gelet op het voorgaande niet. Net als de vader houdt ook de moeder veel van de kinderen, de kinderen wonen al geruime tijd bij hun moeder in [B] , gaan daar naar school en hebben daar ook hun sociale omgeving.

5.4

Het hof is alles afwegende het dan ook eens met het oordeel van de rechtbank.

Dat betekent dat het verzoek van de vader in hoger beroep moet worden afgewezen.

Zoals hiervoor is overwogen wordt geen onderzoek door de raad gelast omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht. Het hof wenst de vader toe dat hij in staat is om, met nu ook dit oordeel van het hof, zijn zorgen te (gaan) laten rusten zodat de omgang met zijn kinderen niet (verder) in gevaar komt. De vader doet er naar het oordeel van het hof verstandig aan om zijn hulpverlening bij [E] en (ter overbrugging van de wachttijd voor begeleiding en ondersteuning thuis) bij de praktijkondersteuner GGZ te blijven aanvaarden.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven van de vader niet. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en het meer of anders verzochte afwijzen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van

24 oktober 2018;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers- van de Marck, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier en is op 28 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733