Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 09-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4089

Datum publicatie22-05-2019
Zaaknummer200.247.324/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Geen omgang (een van) ouders
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Moeder wist ttv ontbinding geregistreerd partnerschap dat vader (stief-)kind 2 (2003) had misbruikt. Toch hield hij gezag over kind 1 (2013) en kwam er contactregeling met dit kind. Evengoed sprake van nieuwe omstandigheden, nu ernst vh seksueel misbruik miv recidive-risico pas later, door afhandeling strafzaak, tot moeder doordrong. Verder voldaan aan klem-criterium. Volgt bekrachtiging uitspraak rb dat vader 't gezag ontnomen dient te worden. Art.1:253n BW. Als gezagsouder kan moeder zelf bepalen dat er geen omgang is.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.247.324/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/176921 / FA RK 17-1804)

beschikking van 9 mei 2019

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: thans mr. A.E. van Nimwegen te Delfzijl, voorheen mr. H.L.P. Fauser te Delfzijl,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E. Henkelman te Groningen.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 6 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 5 oktober 2018;

- het verweerschrift met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Fauser van 10 oktober 2018 met productie(s);

- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 18 oktober 2018;

- een journaalbericht van mr. Van Nimwegen van 5 maart 2019 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Van Nimwegen van 4 april 2019 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Van Nimwegen van 5 april 2019 met productie(s);

- een faxbericht van mr. Van Nimwegen van 11 april 2019 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is mevrouw [C] verschenen. Mr. Van Nimwegen heeft het woord mede gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota.

3De feiten

3.1

Partijen zijn op 19 maart 2013 een geregistreerd partnerschap aangegaan, welke op

8 april 2016 is ontbonden.

3.2

Partijen zijn de ouders van [de minderjarige1] (hierna ook [de minderjarige1] ), geboren [in]

19 december 2013.

3.3

Tot het gezin van de moeder behoort daarnaast [de minderjarige2] (hierna ook [de minderjarige2] ), geboren [in] 2003.

3.4

Beide kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.

3.5

Op 19 mei 2017 heeft op de terechtzitting bij de rechtbank, afdeling strafrecht, het onderzoek in de strafzaak van de vader plaatsgevonden. Bij vonnis van de rechtbank van

2 juni 2017 is bewezen verklaard dat de vader tussen 5 februari 2015 en januari 2016 te [A] meermalen, althans eenmaal met [de minderjarige2] (die de leeftijd van 12 jaar, maar nog niet de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt) één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Voorts is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.

3.6

Bij vonnis in kort geding van 16 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter - vooruitlopend op de bodemprocedure over het gezag en de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] - de raad verzocht om met betrekking tot de contactregeling te rapporteren en adviseren. In afwachting van de bodemprocedure is de contactregeling geschorst.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen partijen is in geschil het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] . Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag uitoefent over [de minderjarige1] en dat de moeder gehouden is om in ieder geval eens per maand aan de vader informatie over [de minderjarige1] toe te zenden. Door de rechter is verder opgemerkt dat de moeder als gezagsouder zelf kan bepalen dat er geen omgang plaatsvindt.

4.2

De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op het gezag. De vader verzoekt, zoals nader aangevuld ter terechtzitting, het beroep gegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank te vernietigen en subsidiair de raad een onderzoek te laten verrichten en het hof van rapport en advies te dienen over de vraag of gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige1] in het belang van [de minderjarige1] zou zijn.

4.3

De moeder voert verweer en verzoekt de vader in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze te ontzeggen, althans de bestreden beschikking, althans het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, al dan niet onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

5.2

Gebleken is dat partijen na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] zijn overeengekomen. Toen was bij de moeder al bekend dat de vader [de minderjarige2] seksueel had misbruikt. Toch vond er aanvankelijk omgang plaats, maar deze is na 9 juni 2017 gestopt, toen de ernst van het seksueel misbruik door de afhandeling van de strafzaak in volle omvang tot de moeder doordrong. Met name het recidive risico en de onduidelijkheid over het waarom van het misbruik en hoe dit kon gebeuren hebben daarbij een rol gespeeld. Gelet hierop stelt het hof vast dat de omstandigheden na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap zijn gewijzigd.

5.3

Het hof acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om - met inachtneming van voornoemd toetsingskader - een beslissing te nemen. Anders dan namens de vader (subsidiair) is verzocht acht het hof, evenals de raad, het gelasten van een raadsonderzoek dan ook niet nodig.

5.4

Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige1] klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Het hof overweegt daartoe als volgt.

5.5

De vader is in 2017 strafrechtelijk vervolgd voor het seksueel misbruiken van zijn stiefdochter [de minderjarige2] . Als gevolg hiervan is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk en een verplichte behandeling door [D] ( [D] ). Inmiddels heeft de vader zijn onvoorwaardelijke straf uitgezeten en heeft hij zeer onlangs zijn intake gehad bij de [D] ten behoeve van zijn hiervoor genoemde verplichte behandeling. Na het bekend worden van het delict heeft de vader ook al hulp gezocht bij het [D] en vanuit detentie is hij voor behandeling verwezen naar de GGZ. Daarnaast heeft hij gesprekken gehad met de reclassering. Dit alles heeft er tot op heden, naar het oordeel van het hof, echter niet toe geleid dat de vader voldoende inzicht heeft gekregen in zijn problematiek en de beweegredenen van het seksueel misbruik. De vader heeft [de minderjarige2] (in ieder geval) drie keer seksueel misbruikt (in een tijdsbestek van een jaar). Hij wist dat dit fout was, maar deed het toch steeds opnieuw en de ernst van het misbruik nam per keer toe. Het misbruik stopte pas toen [de minderjarige2] de moeder hierover (desgevraagd) vertelde. Uit het reclasseringsrapport van

10 maart 2017 blijkt dat de vader slechts deels de verantwoordelijkheid neemt voor zijn (delict) gedrag, maar een deel ook bij [de minderjarige2] legt. Tegenover de raad heeft de vader hierover verklaard dat het seksueel misbruik mede een gevolg is van de opvoedstijl van de moeder en de onderlinge relatieproblematiek, die door moeders individuele problematiek werd veroorzaakt. Aldus is het hof niet overtuigd geraakt van het inzicht van de vader in (de oorzaak van) zijn handelen. Naar het oordeel van het hof blijft daarmee voor de moeder onduidelijk wat bij de vader de oorzaak is geweest dat hem tot het misbruiken van [de minderjarige2] heeft gebracht. Ten gevolge daarvan is ook het recidiverisico niet goed in te schatten. Weliswaar stelt de vader dat uit de reclasseringsadviezen en het rapport van de GGZ blijkt dat het recidiverisico voor zedendelicten als laag wordt ingeschat, maar uit het reclasseringsadvies blijkt ook dat het gebrek aan inzicht van de vader in zijn problematiek en in zijn motieven wel degelijk een risicofactor is. Ook is het [D] traject nog maar onlangs gestart met een intake waardoor er nog geen volledig beeld is over de voor de vader geldende recidivekans.

5.6

Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enige belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat het vertrouwen van de moeder in de vader en de onderlinge relatie tussen de ouders ernstig zijn verstoord. De angst voor herhaling, de onduidelijkheid over de oorzaak van het seksueel misbruik en het niet nemen van de volledige verantwoordelijkheid door de vader voor zijn handelen, ligt hieraan (mede) ten grondslag. In het licht van het voorgaande en mede gelet op de moeizame communicatie tussen partijen als gevolg hiervan, is naar het oordeel van het hof het onaanvaardbare risico aanwezig dat [de minderjarige1] klem of verloren zal raken tussen partijen, terwijl niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Daarbij speelt mee dat de moeder, blijkens haar verklaringen ter zitting, met een enorm schuldgevoel kampt ten aanzien van het handelen van de vader en het gegeven dat zij [de minderjarige2] niet heeft kunnen beschermen. Ook speelt er bij de moeder een groot loyaliteitsconflict richting [de minderjarige2] wanneer zij voor beslissingen over [de minderjarige1] contact moet hebben met de vader. Dit belemmert haar in haar mogelijkheden om met de vader te communiceren en te overleggen. Het hof acht aannemelijk dat een gezamenlijke uitoefening van het gezag ontwrichtend zal werken in de gezinssituatie van [de minderjarige1] , wat maakt dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, zodanig dat [de minderjarige1] niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof is van oordeel dat op grond van vorenstaande van de moeder in redelijkheid niet kan worden gevergd tezamen met de vader te beslissen in zaken die [de minderjarige1] betreffen en dat op die grond het gezag over [de minderjarige1] alleen aan de moeder dient toe te komen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 6 juli 2018 voor zover aan zijn oordeel onderworpen;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en G.B.A. Brummer, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 9 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733