Gerechtshof 's-Hertogenbosch 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1735

Datum publicatie17-05-2019
Zaaknummer200.254.205_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Raad in hoger beroep weigering ondertoezichtstelling

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 2 mei 2019

Zaaknummer : 200.254.205/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/01/339860 JE RK 18-1608

in de zaak in hoger beroep van:

Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,

appellant,

hierna te noemen: de raad,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

en

[de moeder] ,

verblijvende op een geheim adres,

hierna te noemen: de moeder,

betreffende de minderjarigen:

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna ook te noemen: [minderjarige 1]

en

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,

hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 17 december 2018.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 februari 2019, heeft de raad verzocht voormelde beschikking te vernietigen en bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een periode van een jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna ook: de Gecertificeerde Instelling (GI).

2.2.

Er is geen verweerschrift ingekomen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] ;

- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] , vertegenwoordigers van de GI, die als informanten zijn gehoord.

Verder is ten behoeve van de vader ter zitting verschenen mevrouw M.K.Q. Al Zoubi, tolk in de Iraaks-Arabische taal. Bij afwezigheid van de vader heeft de tolk de zaak inhoudelijk verder niet bijgewoond; gedurende de behandeling heeft zij zich wel buiten de zittingszaal beschikbaar gehouden voor het geval de vader alsnog zou verschijnen.

De moeder is met bericht van verhindering niet verschenen. Ook de vader is niet verschenen.

2.4.

Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.5.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het faxbericht van de raad van 1 mei 2019 met bijlagen.

3De beoordeling

3.1.

Uit het inmiddels, als gevolg van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, in Nederland door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn - voor zover hier van belang - geboren:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .

De moeder en de vader zijn ook ouders van twee meerderjarige zonen, [zoon 1] en [zoon 2] geheten.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

3.2.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de raad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden afgewezen.

3.3.

De raad kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.4.

De raad voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - mede onder verwijzing naar het raadsonderzoek zoals neergelegd in het raadsrapport van 29 oktober 2018, het volgende aan.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Die bedreigingen zijn gelegen in het ontbreken van basale en emotionele veiligheid voor de kinderen. Er zijn ernstige zorgen geuit door de school en door de betrokken hulpverlening. De zorgen hangen gedeeltelijk samen met de gespannen thuissituatie waarin cultuurgebonden aspecten spelen. Het is onduidelijk of het te maken heeft met onwil of onmacht dat de moeder niet in staat blijkt te zijn om de noodzakelijke verbetering in de opvoedsituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te bewerkstelligen. Ook zijn er concrete zorgen over de manier waarop de vader met de kinderen omgaat.

De onrust in de thuissituatie is te zien in het gedrag van de kinderen. De kinderen blijven jong in hun gedrag en zij hebben een achterstand op sociaal-emotioneel gebied. Verder zijn er zorgen over de houding van [minderjarige 1] binnen het gezin en is het gedrag van [minderjarige 2] de laatste tijd veranderd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kampen verder beiden met overgewicht.

De vrijwillige hulpverlening heeft onvoldoende verandering bereikt. De moeder lijkt onvoldoende leerbaar om tot verandering te komen. Bovendien heeft de hulpverlening inmiddels geen zicht meer op de thuissituatie, omdat de veiligheid van de hulpverleners niet kan worden gewaarborgd. De door de raad gestelde doelen kunnen dan ook niet in het vrijwillig kader worden behaald. De cultuurgebonden aspecten maken niet dat er binnen het gedwongen kader geen verbetering kan komen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten beschermd worden. Stichting [stichting] heeft zich bereid verklaard om hun specifieke kennis van de Irakese cultuur te delen met de toekomstig gezinsvoogd.

Ter zitting is hier door de raad aan toegevoegd dat de moeder de thuissituatie om veiligheidsredenen heeft verlaten en dat zij geen contact heeft met de kinderen. [minderjarige 1] neemt de zorgtaken over en hem wordt verteld dat de moeder een slechte moeder is. [minderjarige 2] wordt overal buiten gehouden. Er is sprake van een gesloten systeem.

3.5.

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Er is heel wat aan de hand binnen dit gezin. De bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen is groot. Hulpverlening in het vrijwillig kader zal naar verwachting niet verder van de grond komen. Door de cultuurgebonden aspecten zal het moeilijker worden om in het gesloten systeem te komen, maar desalniettemin moet er in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zeker wat gaan gebeuren. Er is geen wachttijd: de GI kan direct met de zaak aan de slag indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.

3.6.

Het hof overweegt het volgende.

3.6.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

3.6.2.

Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe het volgende.

3.6.3.

Het hof is op basis van de in hoger beroep overgelegde stukken zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd zoals bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben veel meegemaakt. Zij zijn getuige geweest van huiselijk geweld en zij zijn geconfronteerd met hevige spanningen tussen de ouders en een scheiding van de ouders. Ook heeft de vader in detentie gezeten vanwege mishandeling van de moeder en is er sprake van een aanhoudende eer gerelateerde dreiging richting de moeder. De moeder, die hoofdopvoeder van de kinderen was, was in de thuissituatie niet in staat om regie te nemen, grenzen en regels te stellen en zij heeft onvoldoende geprofiteerd van vrijwillige hulpverlening. Daarbij is het overigens de vraag of er sprake was van onwil of onmacht. Ook is er gebleken van ernstige zorgen over de opvoedcapaciteiten van de vader.

Het ontbreekt de kinderen aan een stabiele, veilige basis waardoor zij ernstig in hun (emotionele) ontwikkeling en hun (emotionele) veiligheid worden bedreigd. Dit uit zich in het gedrag van de kinderen.

[minderjarige 1] staat steeds minder open voor hulpverlening en er bestaan ernstige zorgen over wat hij meekrijgt van zijn vader en broers. Ook de school maakt zich ernstige zorgen over zijn weerbaarheid en zijn positie binnen het gezin.

[minderjarige 2] reageert op school boos, brutaal en emotioneel en laat kopieergedrag zien dat niet passend is bij zijn leeftijd. [minderjarige 2] is kwetsbaar en heeft een volwassene nodig die stuurt en begrenst. Ook zijn er zorgen over de stagnatie van de cognitieve ontwikkeling van [minderjarige 2] . Ondersteuning vanuit huis is noodzakelijk, maar dat krijgt hij niet.

3.6.4.

Er was, reeds gelet op het bovenstaande, ten tijde van de beschikking waarvan beroep naar het oordeel van het hof al sprake van een dermate zorgelijke situatie dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toen al rechtens gerechtvaardigd was. Inmiddels blijkt de situatie van beide kinderen nóg zorgelijker te zijn geworden. Zo is het hof gebleken de moeder het gezin recent om veiligheidsredenen heeft verlaten. Zij heeft geen contact meer met de kinderen. En door de vader wordt slecht gesproken over de moeder.

Sinds het vertrek van de moeder wordt [minderjarige 1] meegenomen in de rol die ook zijn oudere broers hebben. De school en hulpverlening hebben nu zelfs nog minder grip op hem dan voorheen. Ook het gedrag van [minderjarige 2] is verslechterd.

De kinderen zijn verdrietig over het vertrek van de moeder en hun overgewicht neemt toe. De vader en de broers bepalen wat er thuis gebeurt en de hulpverlening heeft geen zicht en geen grip meer op het (inmiddels nog meer dan voorheen gesloten) gezinssysteem.

Bovendien zijn er sinds het vertrek van de moeder problemen ontstaan met de woning waarin de kinderen verblijven, omdat de woning en de uitkering op naam van de moeder stonden. Er is geen inzicht in inkomsten en uitgaven en er zijn zorgen over een mogelijke uitzetting van de vader omdat zijn verblijfsvergunning is verlopen en hij eerder in Nederland in detentie heeft gezeten.

3.6.5.

Om de zeer ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te kunnen wenden, is het noodzakelijk dat de hulpverlening (weer) zicht en toegang krijgt tot het (gezins)systeem. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben dringend ondersteuning nodig, ook op het gebied van de verwerking van het gemis van de moeder. De middelen die in het vrijwillig kader kunnen worden ingezet zijn onvoldoende (gebleken). Het hof acht een gedwongen kader hiertoe absoluut noodzakelijk en merkt daarbij nog op dat er bij voorkeur een gezinsvoogd dient te worden aangesteld met natuurlijk overwicht, charisma en kennis van en ervaring met de Iraakse cultuur. Daarbij heeft het hof er nota van genomen dat de stichting [stichting] zich, naar de raad heeft gesteld, bereid heeft verklaard om haar specifieke kennis gericht te delen met de desbetreffende jeugdzorgwerker(s).

3.7.

Het hiervoor genoemde, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden, vernietigd en dat het inleidende verzoek van raad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van de GI alsnog dient te worden toegewezen.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 17 december 2018;

en opnieuw recht doende:

wijst alsnog toe het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;

stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, [vestigingsplaats] , met ingang van 2 mei 2019 tot 2 mei 2020;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mrs. L.Th.L.G. Pellis, C.A.R.M. van Leuven en J.F.A.M. Graafland-Verhaegen op 2 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 mei 2019 en ondertekend door mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733