Rechtbank Den Haag 12-07-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:8465

Datum publicatie23-07-2018
ZaaknummerC/09/533458 / FA RK 17-4142
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie;
Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie; (Verv. toestemming) paspoort
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

- Belang kinderen en vrouw om jaarlijks één kerstdag met elkaar door te kunnen brengen gaat ic boven door man gestelde belang om tegelijk met zijn familie op vakantie te kunnen gaan.
- Beide ouders hebben belang bij bezit pas of ID-kaart kinderen. Toestemmingsvereiste vakantie staat daar los van.
- Rente over papieren schenking telt mee als inkomen voor NBI bij behoefte KAL. Dat rente werd gereserveerd voor schenkingsbelasting is niet relevant.
- Opvangkosten zijn verdisconteerd in tabel eigen aandeel kosten kinderen.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 17-4142 (scheiding) / FA RK 18-680 (verdeling)

Zaaknummer: C/09/533458 (scheiding) / C/09/547101 (verdeling)

Datum beschikking: 12 juli 2018

Scheiding

Beschikking op het op 29 mei 2017 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de vrouw,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. C. Ekholm te Leiderdorp.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de man,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. E.D.A. Geleijns te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift van de vrouw;

- het F-formulier van 12 juni 2017, met bijlagen, van de vrouw;

- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van de man;

- het verweerschrift, tevens aanvullend verzoekschrift, van de vrouw;

- het verweerschrift, tevens aanvullend verzoekschrift, van de man;

- het F-formulier van 2 januari 2018, met bijlage, van de man;

- het F-formulier van 11 januari 2018, met bijlage, van de vrouw;

- de brief van 25 mei 2018, met bijlagen, van de man;

- het F-formulier van 29 mei 2018, met bijlagen, van de man;

- het F-formulier van 31 mei 2018, met bijlagen, van de vrouw;

- het verweerschrift, tevens aanvullend verzoekschrift, van de vrouw.

Op 14 juni 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:

- bepaling dat het ouderschapsplan onderdeel zal uitmaken van de echtscheidingsbeschikking;

- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen gedurende de vakanties en feestdagen conform productie 24 van de vrouw;

- vaststelling van kinderalimentatie van € 371,-- per maand per kind met ingang van 1 april 2018, bij vooruitbetaling te voldoen en jaarlijks te indexeren of zoveel als de rechtbank redelijk en billijk acht;

- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 1.460,-- per maand met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, bij vooruitbetaling te voldoen en jaarlijks te indexeren of zoveel als de rechtbank redelijk en billijk acht;

- afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschap conform het voorstel van de vrouw;

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De man heeft, behoudens voor wat betreft de echtscheiding en de opname van het ouderschapsplan, verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Tevens heeft de man thans nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:

- opname van het ouderschapsplan in de echtscheidingsbeschikking;

- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen gedurende de vakanties en feestdagen, in die zin dat de verdeling plaatsvindt bij helfte overeenkomstig het door de man als (naar de rechtbank begrijpt) productie 28 overgelegde schema;

- indien de rechtbank een partneralimentatie vaststelt: limitering van de partneralimentatie tot twee jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans limitering tot de datum die de rechtbank juist acht, subsidiair vaststelling van de partneralimentatie op nihil twee jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans per datum die de rechtbank juist acht;

- afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschap conform het voorstel van de man;

- primair het verlenen aan de man van toestemming en daarmee de toestemming van de vrouw te vervangen om paspoorten voor beide minderjarige kinderen van partijen aan te vragen en bij afgifte in ontvangst te nemen en bepaling dat de man de paspoorten van de kinderen zal beheren;

- subsidiair veroordeling van de vrouw om binnen 14 dagen na de beschikkingsdatum althans de datum van inschrijving van de echtscheiding toestemming te verlenen om paspoorten voor beide kinderen aan te vragen en het daartoe bestemde formulier van de gemeente te ondertekenen en bij de aanvraag en afgifte van de paspoorten in persoon aanwezig te zijn voorzien van haar legitimatiebewijs dan wel voor het aanvragen en in ontvangst nemen van de paspoorten door de man een geldig legitimatiebewijs (geen kopie) aan de man te verstrekken en bepaling dat de man na het in ontvangst nemen van de paspoorten van de kinderen direct het legitimatiebewijs van de vrouw aan de vrouw dient terug te geven en bepaling dat de man de paspoorten van de kinderen zal beheren;

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vrouw heeft, behoudens voor wat betreft de echtscheiding en opname ouderschapsplan, verweer gevoerd tegen de zelfstandige verzoeken van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] .

- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven thans bij de vrouw.

- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.

- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.

Echtscheiding

Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.

Ouderschapsplan

De over en weer gedane verzoeken tot opname van het ouderschapsplan in de beschikking kunnen als op de wet gegrond worden toegewezen.

Verdeling zorg- en opvoedingstaken vakanties en feestdagen

Partijen zijn het erover eens dat de verdeling van de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte zal plaatsvinden, waarbij het door de man overgelegde schema (productie 28) als uitgangspunt dient te gelden.

Partijen verschillen slechts nog van mening over de exacte verdeling van de voorjaarsvakantie, de herfstvakantie en de kerstvakantie.

De voorjaarsvakantie

De voorjaarsvakantie kent op de school waar de kinderen nu op zitten een zogenaamde officiële week en een roostervrije week. De man wil de weken afwisselen, in die zin dat hij de kinderen het ene jaar in de officiële week en het andere jaar in de roostervrije week bij zich heeft. De man wil met de kinderen en zijn familie, woonachtig in een andere regio, op wintersport kunnen en heeft daarom deze verdeling voorgesteld. De vrouw wil de kinderen in de week dat zij jarig is, meestal in de officiële week, bij zich hebben, zodat zij haar verjaardag steeds met de kinderen kan vieren.

De rechtbank is van oordeel dat beide partijen een te respecteren belang hebben in hun wens de kinderen bij zich te hebben in de week die zij voorstaan en kent geen groter belang toe aan het belang van de man dan aan het belang van de vrouw. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat een regeling wordt vastgesteld die duidelijk is en waar wordt aangesloten bij de schoolvakantieweken, zodat ook na de basisschool duidelijkheid over de vakantieverdeling zal bestaan. De rechtbank zal daarom het schema van de man volgen, waarbij de kinderen het ene jaar in de officiële schoolvakantieweek bij de vrouw en in de roostervrije week bij de man zijn en in het andere jaar andersom. Nadat de kinderen naar de middelbare school gaan zal de officiële week jaarlijks worden afgewisseld en de roostervrije week komen te vervallen.

De herfstvakantie

De vrouw heeft geen argumenten naar voren gebracht waarom voor de herfstvakantie niet dezelfde regeling kan gelden als de voorjaarsvakantie. De rechtbank zal daarom voor de herfstvakantie eveneens het schema van de man volgen, waarbij de kinderen het ene jaar in de officiële week bij de vrouw en in de roostervrije week bij de man zijn en in het andere jaar andersom. Ook hier geldt dat nadat de kinderen naar de middelbare school gaan de officiële week jaarlijks zal worden afgewisseld en de roostervrije week zal komen te vervallen.

De kerstvakantie

De man heeft voor de kerstvakantie de volgende verdeling voorgesteld:

de kinderen zijn bij de vrouw:

 de kerstdagen en 1e week van de vakantie in de oneven jaren;

 oud- en nieuwjaarsdag en de 2e week van de vakantie in de even jaren;

de kinderen zijn bij de man:

 de kerstdagen en 1e week van de vakantie in de even jaren;

 oud- en nieuwjaarsdag en de 2e week van de vakantie in de oneven jaren.

De man wil deze verdeling zodat hij een hele week met de kinderen op (ski)vakantie kan als hij dat wil.

De vrouw heeft naar voren gebracht dat de kerstdagen de meest belangrijke Christelijke feestdagen zijn en dat het voor haar belangrijk is dat de kinderen ten minste één van de kerstdagen bij haar zijn. Zij heeft daarom een voorstel gedaan dat hierin voorziet, en waarbij partijen de kinderen ieder de helft van de kerstvakantie bij zich hebben. Zij heeft toegezegd dat de man de kinderen bij een dergelijke verdeling van de kerstdagen een hele week bij zich kan hebben, zodat hij met hen op (ski)vakantie kan. De man heeft hiertegen ingebracht dat het voorstel van de vrouw niet praktisch is en het hem ook bemoeilijkt om tegelijkertijd met zijn familie een week lang in de kerstvakantie in Zwitserland door te brengen.

De rechtbank is van oordeel dat het belang van de kinderen en de vrouw om in ieder geval jaarlijks één kerstdag met elkaar door te kunnen brengen in dit geval dient te prevaleren boven het door de man gestelde belang van de mogelijkheid om tegelijkertijd met zijn familie op vakantie te kunnen gaan. Dit geldt te meer nu de man in het voorstel van de vrouw de kinderen nog steeds (nagenoeg) een week aangesloten bij zich kan hebben en bovendien – naar de man zelf heeft betoogd – hij niet ieder jaar in de kerstvakantie naar Zwitserland zal gaan. De rechtbank zal, in afwijking van het schema van de man, aldus bepalen. Nu de vrouw heeft toegezegd dat de man de kinderen in ieder geval één week aaneengesloten in de kerstvakantie bij zich mag hebben, zodat hij met hen op vakantie kan, zal de rechtbank het aan partijen overlaten om in onderling overleg te bepalen welke kerstdag de kinderen bij de man en welke kerstdag de kinderen bij de vrouw zullen zijn. Met het oog op de toezegging van de vrouw en de omstandigheid dat de man niet jaarlijks in de kerstvakantie met vakantie zal zijn, zal de rechtbank het ook aan partijen overlaten om in onderling overleg te bepalen waar de kinderen met oud- en nieuwjaarsdag zullen zijn.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gedurende de vakanties en feestdagen vaststellen overeenkomstig het door de man als productie 28 overgelegde schema, met dien verstande dat in afwijking daarvan zal worden beslist dat ten aanzien van de kerstvakantie zal gelden dat de kinderen één kerstdag bij de vrouw en één kerstdag bij de man doorbrengen en tenminste één week aaneengesloten bij de man verblijven, een en ander, inclusief de verdeling van oud- en nieuwjaarsdag, in onderling over te bepalen. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

Paspoorten

De man heeft ten aanzien van zijn verzoek met betrekking tot de paspoorten naar voren gebracht dat hij in 2017 een kortgeding procedure heeft moeten opstarten om de vrouw ertoe te bewegen de identiteitskaarten van de kinderen aan hem te verstrekken, zodat de kinderen met hem op vakantie naar Zwitserland konden gaan. Om dit in de toekomst te voorkomen heeft de man zich op het standpunt gesteld dat het wenselijk is dat hij over eigen identiteitsbewijzen van de kinderen beschikt.

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruikelijk is dat de identiteitskaarten en ook de paspoorten van de kinderen in het beheer zijn bij diegene bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben. Zij heeft erop gewezen dat partijen samen zijn belast met het ouderlijke gezag over de kinderen en dat zij samen beslissingen moeten nemen over de vakanties en de daartoe behorende documentatie.

De rechtbank zal het primaire verzoek van de man toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat beide ouders er belang bij hebben om in het bezit te zijn van een identiteitsbewijs van de kinderen. De vrouw heeft niets aangevoerd wat tot de conclusie zou kunnen leiden dat de man als vader van de kinderen niet ook in het bezit van identiteitsbewijzen zou mogen worden gesteld. Daarbij merkt de rechtbank op dat de man ter zitting heeft aangegeven dat hij zich ervan bewust is dat hij om met de kinderen op vakantie naar het buitenland te kunnen gaan, toestemming van de vrouw nodig heeft. Het bezitten van de identiteitsbewijzen van de kinderen verandert daar ook niets aan.

Kinderalimentatie

De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te betalen € 371,-- per maand per kind, met ingang van 1 april 2018.

De man heeft de hoogte van de behoefte aan deze kinderbijdrage betwist en hij heeft vraagtekens geplaatst bij de verdeling van die behoefte over beide ouders.

Bij het bepalen van de behoefte aan een kinderbijdrage hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de tabel eigen aandeel kosten van kinderen en de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen. Daartoe dient allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen ten tijde van het huwelijk te worden bepaald, waarvan bij het bepalen van dat eigen aandeel kosten kinderen moet worden uitgegaan. Het NBI is de som van het bruto-inkomen, inclusief vakantietoeslag en de werkelijke inkomsten uit vermogen, verminderd met de belastingen en premies die de onderhoudsgerechtigde daarover verschuldigd is, waarbij tevens de relevante heffingskortingen in aanmerking zijn genomen. Redelijke (aftrekbare) pensioenlasten en de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering worden ook in aanmerking genomen, ongeacht of deze voortvloeien uit een collectief contract of een individuele pensioenregeling. Geen rekening wordt gehouden met de fiscale gevolgen van het hebben van een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 (eigenwoningforfait en aftrek van hypotheekrente) en/of met de voor de financiering van de woning noodzakelijke premies voor verzekeringen en aflossingen.

Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het NBI van de man ten tijde van het huwelijk op een bedrag van € 4.289,-- per maand. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de jaaropgave 2017 van de man ten bedrage van € 73.053,--. Van dit bedrag heeft de rechtbank afgetrokken een bedrag van € 2.963,--, zijnde in 2017 uitgekeerd vakantiegeld over het jaar 2016, derhalve gecorrigeerd € 70.090,--. Uit de door de man als productie 41 overgelegde informatiebrochure volgt genoegzaam dat in het jaarloon van de man zowel het vakantiegeld over heel 2017 (aan het eind van het jaar (december) wordt uw budget of het restant daarvan uitbetaald. U kunt dit niet meenemen naar het komend kalenderjaar - citaat rechtbank) als het vakantiegeld over juni tot en met december 2016 (Door invoering van het IKB krijgt u in mei 2017 het opgebouwde vakantiegeld over juni t/m december 2016 uitbetaald - citaat rechtbank) is begrepen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met een bedrag van € 7.400,-- per jaar aan netto inkomsten. Het betreft hier de door de man opgevoerde schenking van € 5.000,-- per jaar, alsmede een bedrag van € 2.400,-- per jaar, zijnde de rente over een papieren schenking uit 2009 van € 40.000,--. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat met dit bedrag van € 2.400,-- geen rekening moet worden gehouden omdat daarvan door het gezin niet is geleefd, maar dat dit bedrag gereserveerd is met het oog op schenkingsbelasting. De rechtbank volgt de man niet in zijn betoog op dit punt. Het gaat erom dat sprake is van inkomen uit vermogen dat daadwerkelijk is ontvangen. Of het geld is uitgegeven door het gezin of een op een spaarrekening is beland, is in het kader van de behoefteberekening niet rechtens relevant.

Niet in geschil is dat het NBI van de vrouw ten tijde van het huwelijk € 1.867,-- per maand bedroeg.

Anders dan partijen in hun berekeningen hebben gedaan, zal de rechtbank de component kinderopvang bij de behoeftebepaling buiten beschouwing laten, nu opvangkosten reeds in de tabel eigen aandeel kosten van kinderen zijn verdisconteerd.

Aldus becijfert de rechtbank het NBI van partijen ten tijde van huwelijk op € 6.156,-- per maand.

Dit gegeven, gevoegd bij het ten aanzien van de kinderen toepasselijke aantal kinderbijslagpunten (4), levert een tabelbedrag op van € 1.440,-- per maand, of wel € 720,-- per maand per kind.

Aan de orde is vervolgens de vraag in hoeverre de ouders kunnen voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank zal dit bezien aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van de man en het netto besteedbaar inkomen van de vrouw.

Draagkracht vrouw

Voor wat betreft het inkomen van de vrouw zal de rechtbank uitgaan van de door haar overgelegde jaaropgave 2017. Blijkens deze jaaropgave bedraagt het inkomen van de vrouw in 2017 € 24.983,--. Daarnaast maakt de vrouw aanspraak op een kindgebonden budget van € 4.924,-- per jaar en inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 2.287,-- per jaar. Rekening houdend met een algemene heffingskorting van € 2.038,-- per jaar en een arbeidskorting van € 3.249,-- per jaar becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 2.345,-- per maand.

De draagkracht van de vrouw dient volgens de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen berekend te worden aan de hand van de voor 2018 geldende formule 70% x [NBI-(0,3 NBI + € 920,--)]. De draagkracht van de vrouw is volgens deze formule

€ 505,-- per maand.

Draagkracht man

Voor wat betreft het inkomen van de man zal de rechtbank uitgaan van het door de man berekende jaarinkomen 2018 van € 76.507,--. Aan inkomsten uit vermogen zal de rechtbank overeenkomstig de berekening van de man een bedrag van € 2.400,-- per jaar in aanmerking nemen. De rechtbank zal geen rekening houden met de jaarlijkse schenking van € 5.000,-- en overige rente over papieren schenkingen, nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij deze niet (meer) ontvangt van zijn ouders. Dat de ouders op enig moment er weer voor kunnen kiezen om te gaan schenken, zoals de vrouw heeft aangevoerd, is een toekomstige onzekere omstandigheid waarmee de rechtbank op dit moment geen rekening kan houden.

In aanmerking nemend een arbeidskorting van € 1.687,-- per jaar becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 4.110,-- per maand.

De draagkracht van de man dient eveneens volgens de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen berekend te worden aan de hand van de voor 2018 geldende formule 70% x [NBI-(0,3 NBI + € 920,--)]. De draagkracht van de man is volgens deze formule

€ 1.370,-- per maand.

De gezamenlijke draagkracht van de ouders bedraagt derhalve in totaal € 1.875,-- per maand.

Draagkrachtvergelijking

Nu de totale draagkracht van de ouders de behoefte van kinderen overschrijdt, dient een draagkrachtvergelijking te worden gemaakt. De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:

het eigen aandeel van de man bedraagt: 1.370 / 1.875 x 1.440 = € 1.052,--

het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 505 / 1.875 x 1.440 = € 388,--

samen € 1.440,--

Derhalve komt van de totale behoefte van de kinderen een gedeelte van € 1.052,-- per maand ofwel € 526,-- per maand per kind voor rekening van de man en een gedeelte van € 388,-- per maand ofwel € 194,-- per maand per kind voor rekening van de vrouw.

Zorgkorting

Niet betwist is dat voor de vader een zorgkorting in aanmerking genomen moet worden voor de kinderen van 35%.

Uitgaande van de behoefte van € 1.440,-- per maand van de kinderen beloopt de zorgkorting € 504,- per maand. De door de vader te betalen bijdrage wordt derhalve als volgt berekend: € 1.052,- -/- € 504,-- = € 548,-- per maand, afgerond € 274,-- per maand per kind.

Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de kinderalimentatie vaststellen op genoemd bedrag van € 274,-- per maand per kind.

Ingangsdatum

De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de moeder de ingangsdatum bepalen op 1 april 2018, nu de vader geen verweer heeft gevoerd tegen deze ingangsdatum.

Wettelijke indexering

Het verzoek van de vrouw de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen jaarlijks te indexeren, dient bij gebrek aan belang te worden afgewezen aangezien jaarlijkse indexering van de bijdrage op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek uit de wet voortvloeit.

De rechtbank wijst er ten overvloede op dat dit betekent dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage en derhalve dat de man gehouden is de aldus verhoogde alimentatie te voldoen.

Aanhechten berekeningen

De rechtbank hecht de berekeningen van het NBI van de man (ten tijde huwelijk en heden) en de vrouw (heden) aan deze beschikking.

Partneralimentatie

In geschil is de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.

Behoefte vrouw

Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de behoefte van de vrouw bepaald dient te worden aan de hand van de Hofnorm. Volgens de Hofnorm kan de behoefte van de vrouw gelijkgesteld worden aan 60% van het netto gezinsinkomen van partijen voor het uiteengaan, verminderd met het eigen aandeel kosten kinderen. Onder de kinderalimentatie heeft de rechtbank reeds overwogen dat het netto gezinsinkomen van partijen voor het uiteengaan € 6.156,-- per maand bedroeg en het eigen aandeel kosten kinderen € 1.440,-- per maand. Dit betekent dat de behoefte van de vrouw becijferd kan worden op

(60% x (6.156 - 1.440) € 2.830,-- netto per maand.

De man heeft gewezen op de verdiencapaciteit van de vrouw en zich op het standpunt gesteld dat zij in staat moet worden geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw is (hoog)opgeleid, heeft aanzienlijke werkervaring en kan haar werkzaamheden uitbreiden, aldus de man. Volgens de man zijn de carrièremogelijkheden van de vrouw door het huwelijk met de man en door het krijgen van kinderen op generlei wijze negatief beïnvloed en is er nimmer sprake geweest van een zogenaamde traditionele zorgverdeling.

De vrouw heeft betwist dat zij in eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij een burn-out heeft gehad en last heeft van een hoge bloeddruk en dat zij de zorg heeft voor twee jonge kinderen, van wie [minderjarige 1] extra zorg en aandacht nodig heeft vanwege zijn autistische stoornis.

Uit de door de vrouw overgelegde informatie van haar huisarts volgt dat zij te kampen heeft met stress gerelateerde klachten die gelet op haar eerder doorgemaakte burn-out tot een bepaalde kwetsbaarheid hebben geleid. Daarnaast staat vast dat de vrouw mede de zorg heeft voor de jonge kinderen van partijen, van wie [minderjarige 1] extra aandacht behoeft. De rechtbank acht het gelet daarop redelijk voorlopig uit te gaan van de huidige verdiencapaciteit van de vrouw gebaseerd op een 24-urige werkweek, zoals dit ook tijdens het huwelijk het geval was. Dit laat onverlet dat de vrouw zich op termijn zal moeten inspannen om volledig in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Blijkens de jaaropgave 2017 bedroeg het inkomen van de vrouw in dat jaar € 24.983,--. De rechtbank zal bij de bepaling van de aanvullende behoefte van de vrouw het kindgebonden budget buiten beschouwing laten nu deze voorziening op de kinderen ziet.

Rekening houdend met een algemene heffingskorting van € 2.038,-- per jaar, een arbeidskorting van € 3.249,-- per jaar en een inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 2.278,-- becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw in het kader van de partneralimentatie op € 1.935,-- per maand. Dit betekent dat de aanvullende behoefte van de vrouw (2.830 – 1.935) € 895,-- netto per maand bedraagt.

Draagkracht man

Voor wat betreft het inkomen van de man zal de rechtbank aansluiting zoeken bij hetgeen zij heeft overwogen onder de kinderalimentatie. Dit betekent dat de rechtbank bij de bepaling van de draagkracht van de man uit zal gaan van een jaarinkomen van € 76.507,--, inkomsten uit vermogen van € 2.400,-- per jaar en een arbeidskorting van € 1.687,-- per jaar.

Voor wat betreft de maandelijkse lasten van de man zal de rechtbank uitgaan van de door de man opgevoerde toekomstige woonlasten. Het betreft (naar verwachting) € 497,-- per maand hypotheekrente, € 799,-- per maand aflossing en € 95,-- per maand forfait eigenaarslasten. Voor wat betreft het eigen woningforfait zal de rechtbank uitgaan van het door de man in zijn draagkrachtberekening opgenomen bedrag van € 1.920,--. De vrouw heeft aanvankelijk ingestemd met deze woonlasten van de man, maar eerst ter zitting heeft zij bezwaar gemaakt tegen deze woonlasten. Niet te voorzien is wat de uiteindelijke woonlasten van de man zullen worden, maar gelet op het inkomen van de man acht de rechtbank de door de man opgevoerde woonlasten redelijk.

De rechtbank zal daarnaast in aanmerking nemen de volgende niet in geschil zijnde maandelijkse lasten van de man:

 € 129,-- € 129,-- premie ziektekostenverzekering;

 € 129,-- € 32,-- eigen risico;

 € 129,-- € 114,-- advocaatkosten.

De rechtbank zal de woonlasten verminderen met de in de bijstandsnorm begrepen “gemiddelde basishuur” van € 222,-- per maand en de premie ziektekosten verminderen met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van € 35,-- per maand.

Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60.

De rechtbank houdt rekening met de kinderalimentatie van € 274,-- per maand per kind en een zorgkorting van € 252,-- per maand per kind (uitgaande van 35% gelet op de zorgregeling).

Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de man, naast de door hem te betalen kinderalimentatie, in staat is om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 147,-- per maand te voldoen. Het verzoek van de vrouw zal tot dit bedrag worden toegewezen.

Limitering/nihilstelling

Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de verdiencapaciteit van de vrouw ziet de rechtbank geen aanleiding tot limitering dan wel nihilstelling van de partneralimentatie over te gaan. Het verzoek van de man daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Wettelijke indexering

Het verzoek van de vrouw de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw jaarlijks te indexeren, dient bij gebrek aan belang te worden afgewezen aangezien jaarlijkse indexering van de bijdrage op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek uit de wet voortvloeit.

De rechtbank wijst er ten overvloede op dat dit betekent dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage en derhalve dat de man gehouden is de aldus verhoogde alimentatie te voldoen.

Aanhechten berekeningen

De rechtbank hecht de berekening van het NBI van de vrouw en de draagkrachtberekening van de man in het kader van de partneralimentatie aan deze beschikking.

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling eenvoudige gemeenschap

Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. In de huwelijkse voorwaarden is onder meer opgenomen:

 artikel 2: De echtgenoten zijn gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen.

 artikel 4, onder 1: Aan het einde van elk jaar delen de echtgenoten bij helfte wat van ieders inkomsten over dat jaar onverteerd is gebleven.

 artikel 6: De echtgenoten komen geen finale verrekening bij einde van het huwelijk door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed overeen.

Nu finale verrekening bij huwelijkse voorwaarden is uitgesloten, dient er slechts nog een verdeling plaats te vinden van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen.

1. De echtelijke woning, de hypotheken, de kapitaalpolis

Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de man de echtelijke woning gelegen aan de [adres echtelijke woning] te [plaatsnaam echtelijke woning] op uiterlijk 1 november 2018 over zal nemen tegen de getaxeerde waarde van € 317.500,--.

De hypothecaire geldleningen bedragen in totaal € 272.701,--. De overwaarde bedraagt derhalve € 44.799,--. Partijen zijn het erover eens dat de man in verband met de inbreng van privégeld in 2006 hiervan nominaal een bedrag toekomt van € 21.700,--. Blijft over een te verdelen bedrag van € 23.099,--. Beide partijen hebben na 1 januari 2012 privégeld ingebracht. Ter terechtzitting zijn partijen het erover eens geworden dat de vrouw op basis van ieders inbreng van genoemde € 23.099,-- een bedrag toekomt van € 7.000,--.

Partijen zijn het er voorts over eens dat de aan de hypothecaire geldlening bij Woonfonds verbonden kapitaalpolis zal worden afgekocht en dat de afkoopwaarde per 1 april 2018 bij helfte zal worden gedeeld. Nu de man per 1 april 2018 de premie voor deze kapitaalpolis alleen betaalt, zal de opgebouwde waarde vanaf 1 april 2018 aan de man toekomen.

2. De bankrekeningen

Partijen zijn het erover eens dat de en/of bankrekeningen van partijen, bij hen genoegzaam bekend, zullen worden opgeheven en dat de saldi per datum opheffing tussen partijen bij helfte zullen worden gedeeld.

Partijen zijn het er voorts over eens dat de afzonderlijke op ieders naam staande bankrekeningen buiten de verrekening dienen te blijven. Hetzelfde geldt voor de bankrekeningen op naam van de kinderen. Partijen zijn overeengekomen dat de bankrekeningen op naam van de kinderen op naam van de man zullen worden gezet, onder de voorwaarde dat het spaargeld enkel de kinderen zal toekomen.

3. De inboedel

Partijen zijn het erover eens dat de inboedel reeds in onderling overleg is verdeeld. De man heeft nog wel naar voren gebracht dat hij een verzameling zilveren munten (bij zijn doop ontvangen), een houten meetlat waarop de man over de jaren de lengte van de kinderen heeft bijgehouden en reservesleutels mist. De vrouw heeft hierop aangegeven dat zij veel spullen heeft opgeruimd. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw zal kijken of de door de man genoemde spullen nog aanwezig zijn en indien dit het geval is deze zaken aan de man zal afgeven.

4. Vorderingen

Partijen zijn het erover eens dat de man ter zake van door de vrouw voldane energierekeningen nog aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 123,--.

5. Aanslagen inkomstenbelasting 2016 en kinderopvangtoeslag 2016

De man heeft gesteld dat partijen de belastingaangiften op de financieel meest gunstige wijze hebben ingevuld zodat de over 2016 verschuldigde belasting zo laag mogelijk is geworden. Volgens de man heeft de vrouw een teruggaaf ontvangen van € 777,--, terwijl de man een aanslag heeft ontvangen van € 280,--. Daarnaast heeft de man gesteld dat hij de beschikking kinderopvangtoeslag 2016 heeft ontvangen, waaruit blijkt dat er te veel toeslag is ontvangen ten bedrage van € 499,--. Partijen zijn het erover eens dat ieder gerechtigd is tot de helft van de teruggave en gehouden is de helft van de aanslagen te voldoen.

Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank ter zake van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap beslissen als na te melden.

Beslissing

De rechtbank:

*

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te De Bilt op 20 april 2006;

*

neemt op de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

*

stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gedurende de vakanties en feestdagen vast overeenkomstig het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte schema van de man, met dien verstande dat ten aanzien van de kerstvakantie zal gelden dat de kinderen één kerstdag bij de vrouw en één kerstdag bij de man doorbrengen een en ander in onderling overleg tussen partijen te bepalen, dat de kinderen in de kerstvakantie ten minste één week aaneengesloten bij de man verblijven en dat partijen in onderling overleg bepalen waar de kinderen met oud- en nieuwjaarsdag zijn en verklaart regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;

*

verleent toestemming aan de man – die de toestemming van de vrouw vervangt – ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor de minderjarige kinderen:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;

en om bij afgifte de paspoorten in ontvangst te nemen en bepaalt dat de man de paspoorten van de kinderen zal beheren;

*

bepaalt dat de man met ingang van 1 april 2018 voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 274,-- per maand per kind, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;

*

bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 147,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

*

stelt de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:

aan de man worden toebedeeld de echtelijke woning gelegen aan de [adres echtelijke woning] te [plaatsnaam echtelijke woning] en de daarop rustende hypotheken, waarbij de man zal zorgdragen dat uiterlijk op 1 november 2018 de overdracht van de woning aan hem zal plaatsvinden en de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypotheken zal zijn ontslagen;

de man zal bij de overdracht van de echtelijke woning uit de overwaarde een bedrag van € 7.000,-- aan de vrouw voldoen;

de aan de hypothecaire geldlening bij Woonfonds verbonden kapitaalpolis zal worden afgekocht en de afkoopwaarde per 1 april 2018 zal bij helfte tussen partijen worden gedeeld; de opgebouwde waarde vanaf 1 april 2018 zal aan de man toekomen;

de en/of bankrekeningen van partijen, bij hen genoegzaam bekend, zullen worden opgeheven en de saldi per datum opheffing zullen tussen partijen bij helfte worden gedeeld;

de man zal ter zake van door de vrouw voldane energierekeningen een bedrag van € 123,-- aan de vrouw voldoen;

de ontvangen aanslagen/teruggaven inkomstenbelasting 2016 en de ontvangen aanslag kinderopvangtoeslag 2016 zullen tussen partijen bij helfte worden gedeeld dan wel gedragen;

en verklaart deze vaststelling uitvoerbaar bij voorraad;

*

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, H.M. Boone en S.M. Westerhuis-Evers, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733