Hoge Raad 10-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1158

Datum publicatie10-07-2018
Zaaknummer16/05816
ProcedureCassatie
Formele relatiesConclusie: ECLI:NL:PHR:2018:773
RechtsgebiedenStrafrecht
TrefwoordenKinderen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vader zonder omgangsregeling verspreidde pamfletten met foto's van zijn kinderen en teksten als "Vermist" en "Verdwenen sinds 26 maart 2007".
Hof kwalificeert dit als laster, waarna vader in cassatie gaat.
HR: oordeel Hof getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is tevens toereikend gemotiveerd, ook in het licht van vader's verweer dat er op neerkomt dat hij de rechterlijke oordelen mbt de gezagskwestie en zijn omgangsrechten niet kon accepteren.

Volledige uitspraak


10 juli 2018

Strafkamer

nr. S 16/05816

AJ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 oktober 2016, nummer 21/006595-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2Beoordeling van het eerste middel

2.1.

Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op het door de verdediging gedane beroep op de exceptie van art. 261, derde lid, Sr.

2.2.1.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 18 juli 2015 tot en met 21 juli 2015 in de gemeente Tynaarlo opzettelijk de eer en goede naam van [betrokkene 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een poster/pamflet te maken en te verspreiden, inhoudende dat een vermissing van de kinderen [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] in verband wordt gebracht met handelingen van [betrokkene 1] , terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was."

2.2.2.

Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als laster.

2.2.3.

Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2016 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:

" [verdachte] is in hoger beroep gegaan omdat hij meent dat zijn handelen gerechtvaardigd was.

Ten laste is gelegd laster dan wel smaad. Belangrijkste verschil tussen beide is of [verdachte] zou hebben geweten dat zijn beweringen in strijd met de waarheid zouden zijn. De beweringen zijn echter niet in strijd met de waarheid. [betrokkene 1] heeft de drie toen nog minderjarige kinderen over wie [verdachte] gezamenlijk met haar het gezag had namelijk na de beëindiging van hun relatie inderdaad vanaf school meegenomen en is met onbekende bestemming vertrokken. Zij heeft hen aan het gezag van [verdachte] onttrokken, wat in het normale spraakgebruik kinderontvoering wordt genoemd, hoewel zij de kinderen - voor zover [verdachte] weet - niet naar het buitenland heeft meegenomen, wel naar een voor hem onbekend adres. En sindsdien heeft [verdachte] niets meer van hen vernomen. Daarmee bedoelde hij dat hij hen nimmer heeft gezien of gesproken heeft en nimmer meer iets over hen gehoord heeft. Wat dat betreft staan er geen onwaarheden in de pamfletten.

Maar ruchtbaarheid heeft hij daaraan wel gegeven en hij heeft opzettelijk de eer en de goede naam van [betrokkene 1] aangerand. Formeel kan vastgesteld worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad. Maar hij had daarvoor een rechtvaardiging waardoor de strafbaarheid op grond van lid drie van artikel 261 Sr komt te vervallen.

Hij heeft de pamfletten verspreid met twee doelen.

Het eerste doel was dat zijn kinderen ervan bewust zouden worden dat zij destijds door hun moeder tegen zijn zin en rechten als gezaghebbende vader zijn meegenomen. Waarvan zij hem steeds beschuldigde te gaan doen, heeft zij zelf gedaan. Nadat de kinderen van destijds 2, 6 en 8 jaar oud door haar van de ene op de andere dag werden meegenomen, heeft [verdachte] op geen enkele manier meer contact met hen gehad. In de laatste familierechtelijke procedure zijn de kinderen door het Gerechtshof gehoord. Daarbij hebben zij aangegeven bang te zijn voor [verdachte] . Het kan niet anders dan dat dat door indoctrinatie door hun moeder is gekomen. Voordat moeder met de kinderen vertrok, was sprake van een harmonieus gezin waarbij (en dat bevestigt [betrokkene 1] zelf ook) geen sprake van huiselijk geweld was.

Het enkel negatief spreken over de andere ouder waardoor het kind bang voor die andere ouder wordt en waardoor er geen contact tussen dat kind en die ouder mogelijk is, is een vorm van psychische kindermishandeling. Op grond van het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind heeft ieder kind recht op omgang met beide ouders. Ook heeft elk kind recht zijn identiteit te behouden waaronder ook het onderhouden van familiebanden valt. En het kind heeft recht op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling. [verdachte] wil hen daarvoor behoeden en wil niet dat zijn kinderen een, zoals de reclassering dat noemt "irreëel vaderbeeld" hebben. Hij had geen andere mogelijkheid om aan hen bekend te maken dat daarvan sprake is dan met het verspreiden van deze pamfletten in de hoop dat die onder ogen van de kinderen zouden komen en zij zich dan zouden afvragen wat er daadwerkelijk gebeurd is.

[verdachte] heeft alle andere wegen bewandeld. Aanvankelijk is - kort gezegd - het gezag aan [betrokkene 1] toegekend op basis van een zeer eenzijdig en bevooroordeeld rapport van de Raad voor de Kinderbescherming die zonder enig onderzoek of hoor en wederhoor toe te passen volledig afgegaan is op het verhaal van [betrokkene 1] dat zij vreesde voor ontvoering van de kinderen naar Libanon dat geen uitleveringsverdrag met Nederland kent. Zij hoefde maar te roepen dat zij bang was voor ontvoering en de Raad ging daar volledig in mee. Nadat [verdachte] daarover een klacht had ingediend bij de Nationale Ombudsman is hij volledig in het gelijk gesteld en door de Raad voor de Kinderbescherming gerehabiliteerd. Die adviseerde hem om opnieuw gedeeld gezag en een omgangsregeling bij de rechtbank te vragen. Uiteindelijk heeft het Gerechtshof dat verzoek afgewezen omdat de situatie na al die jaren niet opnieuw moest worden veranderd, de kinderen zelf angstig voor vader waren geworden en er geen communicatie tussen [verdachte] en [betrokkene 1] mogelijk was. Hierdoor waren alle wegen voor contact met zijn kinderen voor [verdachte] afgesneden, terwijl - achteraf beschouwd - de beslissing van de rechtbank aanvankelijk heel anders zou hebben geluid als de Raad voor de Kinderbescherming de zaak direct goed had aangepakt.

Ondertussen had [verdachte] via het Gerechtshof gehoord dat de kinderen bang voor hem waren geworden. Het kan niet anders dan dat dat - zoals gezegd - door indoctrinatie door moeder is gebeurd, wat psychische kindermishandeling oplevert. Hij heeft hiervan melding gemaakt bij de politie, via zijn eigen huisarts bij de huisarts van de kinderen en de Raad voor de Kinderbescherming. Allen hebben naar aanleiding daarvan een melding bij Veilig Thuis gedaan dat er onderzoek moest komen naar de situatie van de kinderen, maar tot op heden is daarmee niets gebeurd en zit [verdachte] met lege handen. Vanuit zijn katholieke geloof is hij verplicht om goed voor zijn kinderen te zorgen en hen te beschermen. Dat lukt hem niet via de geëigende wegen. Hij zag daarom geen andere mogelijkheid dan zijn kinderen van het hun aangedane onrecht op de hoogte te brengen dan via het verspreiden van pamfletten in hun woonomgeving.

Hij heeft dit dan ook gedaan ter noodzakelijke verdediging waardoor van smaadschrift ex lid drie van artikel 261 Sr geen sprake is.

Maar er was nog een reden. Hij heeft ook gemeend dat het algemeen belang dit eiste.

Uit onderzoek van juriste Aline Nederveen in opdracht van de Universiteit Utrecht blijkt dat in 86 procent van de kinderontvoeringen de moeder de dader is, terwijl over het algemeen de vader vaak gezien wordt als de ontvoerder, een beeld dat mede is ingegeven door een aantal mediagenieke zaken. Maar over ontvoeringen door moeders hoor je niets. Dit heeft tot twee belangrijke dingen geleid: allereerst is moeder op geen enkele manier aangepakt voor haar onrechtmatige gedrag. Het is [verdachte] geweigerd door de politie om aangifte van onttrekking aan het gezag te doen. Ook heeft de Raad voor de Kinderbescherming met dit feit niets gedaan. Ten tweede is het juist de Raad voor de Kinderbescherming geweest die klakkeloos aanneemt dat als een vrouw roept bang te zijn dat haar kinderen ontvoerd worden, dit ook een reële kans is. Immers, mannen die uit het buitenland komen zouden hun kind mee kunnen nemen en als er geen verdragen met dat land bestaan, is er helemaal een risico. Maar vanuit deze beredenering bezien, hebben allochtone mannen geen enkel recht als hun ex-vrouw zoiets roept. [verdachte] heeft al vanaf 1993 de Nederlandse nationaliteit, maar wordt nog steeds als buitenlander gezien en is kennelijk in dit soort zaken volkomen rechteloos. En hij is niet de enige man die dit overkomt.

Er is in de media veel te weinig aandacht voor deze kant van het verhaal. Niet voor niets zijn organisaties als Fathers4Justice opgericht. In internationale huwelijken is dit nog veel schrijnender. Als mannen doen wat [betrokkene 1] gedaan heeft, volgt niet zelden publicatie van foto's en andere persoonlijke gegevens op televisie of internet. [verdachte] vraagt zich af of dit niet evenzeer smaad is. Als het dan wel gerechtvaardigd is om foto's e.d. te publiceren, waarom mag hij dat dan niet? Na terugkeer volgt vervolgens niet zelden een strafrechtelijke veroordeling van de man. Van een veroordeling van vrouwen heeft [verdachte] nog nooit gehoord."

2.2.4.

Het Hof heeft de hiervoor onder 2.2.1 weergegeven bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Een in de wettelijke vorm op 21 juli 2015 opgemaakt proces-verbaal van aangifte, nummer PL0100-2015211255-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland, district Drenthe, basisteam Noord-Drenthe, opgenomen op pag. 009 e.v. van een proces-verbaal van voormelde Eenheid, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] , brigadier van politie, en gesloten op 30 juli 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van [betrokkene 1] , aangeefster:

Ik doe aangifte en zo nodig klacht van laster, smaad en/of smaadschrift, waardoor mijn eer en/of goede naam door de verdachte is aangerand. Ik ben ruim zes jaar geleden officieel gescheiden van de heer [verdachte] . Uit ons huwelijk zijn drie kinderen geboren, genaamd [betrokkene 2] (16 jaar), [betrokkene 3] (14 jaar) en [betrokkene 4] (10 jaar).

Na de scheiding zijn de kinderen uiteindelijk aan mij toegewezen. Er is geen omgangsregeling afgesproken en ook heeft [verdachte] geen gezag meer over de kinderen. Dit alles bij uitspraak van het hof in Leeuwarden van 30 april 2015. Afgelopen zaterdagmiddag, 18 juli 2015, omstreeks 14.00 uur, kwam onze zoon [betrokkene 2] bij mij en liet mij op zijn telefoon een afbeelding zien van een poster die een vriend van hem, die aan de [a-straat] in Paterswolde woont, naar hem had gestuurd via Whatsapp. Op deze afbeelding waren de foto's van onze kinderen te zien. Dit zijn de schoolfoto's van 2007. Ze stonden afgedrukt op een poster onder de kop: "VERMIST" en daaronder de tekst: "verdwenen sinds 26 maart 2007" en "Beloning € 10.000,-". Het betreft een poster, zoals je die vaak ziet bij vermissing van personen.

Kort nadat [betrokkene 2] mij deze afbeelding liet zien, kwam de kleuterjuf van de basisschool bij mij thuis, met een daadwerkelijke poster op A4-formaat, zoals die op de afbeelding die [betrokkene 2] me liet zien. Deze juf kent mijn geschiedenis. Zij vertelde mij dat zij de poster in een envelop in de brievenbus had aangetroffen. Uit de tekst op de poster moet blijken dat ik onze kinderen heb ontvoerd en met hen naar onbekende bestemming ben vertrokken. Ook wordt op de poster mijn volledige naam en geboortedatum vermeld. Ik voel me hierdoor enorm in mijn eer en goede naam aangerand. Het blijkt dat de poster in groten getale in Eelde/Paterswolde is verspreid. Tevens is de poster door Nabil [verdachte] gepost op Facebook en heeft hij het via zijn Twitter account verspreid. Verder is gebleken dat hij de landelijke pers heeft benaderd naar aanleiding van het politiebericht dat hij was aangehouden voor het verspreiden van de posters. In het verhaal naar de pers toe geeft hij nogmaals aan dat ik de kinderen zou hebben ontvoerd.

Wat mijzelf betreft, ben ik huiverig voor het onvoorspelbare gedrag van [verdachte] . Ik heb de laatste jaren veel rare gedragingen van hem meegemaakt.

2. Een schriftelijk stuk, te weten een pamflet op A4-formaat, opgenomen op pagina 7 van het onder 1 genoemde dossier, bevattende de door aangeefster in haar hiervoor weergegeven aangifte genoemde foto's en teksten.

3. Een schriftelijk stuk, te weten een screenshot van de Facebookpagina van verdachte, opgenomen op twee ongenummerde pagina's van het onder 1 genoemde dossier, bevattende de door aangeefster in haar hiervoor weergegeven aangifte genoemde foto's en teksten.

4. Een in de wettelijke vorm op 18 juli 2015 opgemaakt proces-verbaal van verhoor, nummer PL0100-2015208398-3, opgemaakt door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland, district Drenthe, basisteam Noord-Drenthe, opgenomen op pag. 036 e.v. van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van [verdachte] , verdachte:

Ondanks het feit dat de kinderen haar zijn toegewezen, blijf ik proberen de kinderen terug te krijgen. Vorige week besloot ik om brieven te maken en folders, waarop duidelijk zou worden dat mijn kinderen ontvoerd zijn door hun moeder [betrokkene 1] .

Ik maakte een brief met opschrift, zoals de brief die u mij toont. (Aan de verdachte wordt een brief op A4-formaat getoond die in beslag genomen is bij de verdachte.) Ik maakte rond de 4000 van die brieven. Ik deed deze brieven in enveloppes om bij mensen in de bus te gooien. Ik maakte ook 50 grotere folders A3-formaat met ongeveer dezelfde tekst, die u mij toont. (Aan de verdachte wordt een folder getoond die bij hem in beslag genomen is.) Ik besloot die brieven rond te brengen in Eelde en Paterswolde en in de buurt van de school van de kinderen in Haren. Ik ben ook van plan om dezelfde tekst op Facebook en Twitter te zetten. Dat gaat morgen gebeuren. Vandaag ben ik begonnen met het verspreiden van de brieven in Eelde en Paterswolde. Ik heb ongeveer vierhonderd brieven bezorgd in Eelde en Paterswolde. Ik deed dat daar, omdat ik weet dat ze in Paterswolde wonen.

Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat Eelde en Paterswolde behoren tot de gemeente Tynaarlo.

5. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 4 oktober 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

U houdt mij voor dat de rechter op 30 april 2015 heeft beslist dat ik geen gezag meer over de kinderen heb. Dat klopt. Dat weet ik."

2.2.5.

Het Hof heeft voorts onder meer het volgende overwogen:

"De context van hetgeen verdachte ten laste is gelegd laat zich als volgt samenvatten:

Verdachte en aangeefster [betrokkene 1] zijn in 1997 met elkaar in het huwelijk getreden. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, thans 18, 16 en 12 jaar oud. Uit de aangifte van [betrokkene 1] komt naar voren dat zij op 26 maart 2007 'hals-over-kop' is vertrokken naar een Blijf-van-mijn-Lijfhuis. Er was weliswaar geen sprake van huiselijk geweld, maar [betrokkene 1] wilde het huwelijk beëindigen, hetgeen voor verdachte - het hof begrijpt: met name vanwege overwegingen van culturele en religieuze aard - onbespreekbaar was. Op grond van door verdachte gedane uitlatingen en bedreigingen vreesde [betrokkene 1] (en vreest zij thans nog steeds) voor ontvoering van haar kinderen naar verdachtes land van herkomst, Libanon. De daarop volgende jaren werden gekenmerkt door de juridische strijd over het gezag over en de omgang met de kinderen, welke strijd zich in een volledig verstoorde verstandhouding tussen de gewezen echtelieden heeft afgespeeld. Het gezag werd toegewezen aan [betrokkene 1] . Meerdere verzoeken van verdachte tot vaststelling van een omgangsregeling werden afgewezen wegens de onmogelijk gebleken communicatie tussen de ouders en de zwaarder wegende belangen van de kinderen.

De tot het dossier behorende beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2015 op het ook in eerste aanleg afgewezen verzoek van verdachte tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen bevat een uitvoerige uiteenzetting van de in feite al sinds 2007 bestaande patstelling. Aan het ontstaan en voortduren daarvan zou het feit dat verdachte de opvoedingswijze van zijn ex-echtgenote voortdurend ernstig diskwalificeert en zijn opvatting dat hij vanwege zijn geloof verplicht is de opvoeding van de kinderen ter hand te nemen in aanzienlijke mate debet zijn.

Verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan laster. Hij zou dit hebben gedaan door pamfletten te verspreiden, waarin - kort gezegd - wordt gesteld dat [betrokkene 1] de kinderen op 26 maart 2007 heeft ontvoerd, dat zij met onbekende bestemming is vertrokken, dat de kinderen sindsdien zijn vermist en dat er niets meer van hen is vernomen. Boven de tekst staat - zo stelt het hof vast - met grote letters 'VERMIST' en 'BELONING € 10.000,-'. Het pamflet bevat voorts foto's van de kinderen, hun namen en hun geboortedata, alsmede de volledige namen en de geboortedatum van aangeefster. Verdachte zou met de verspreiding van die pamfletten, wetende dat de inhoud daarvan in strijd met de waarheid was en is, de eer en goede naam van [betrokkene 1] hebben aangerand.

Verdachte heeft van meet af aan erkend dat hij - naast een vijftigtal posters op A3-formaat - 4.000 flyers heeft vervaardigd met een identieke inhoud. Hij heeft verklaard dat hij daarvan, tot het moment van zijn aanhouding op 21 juli 2015, 429 stuks heeft verspreid in Eelde en Paterswolde, gelegen in de gemeente Tynaarlo, waar [betrokkene 1] en de kinderen woonachtig zijn.

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en de subsidiair ten laste gelegde smaad bewezen verklaard. De advocaat-generaal heeft overeenkomstig gevorderd. Het hof is echter van oordeel dat hier sprake is van laster, als bedoeld in artikel 262, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Thans kan gezien het tijdsverloop niet meer worden vastgesteld of de term 'ontvoering' op waarheid berust. Dat de kinderen sindsdien zouden zijn vermist en er niets meer van hen is vernomen is echter in strijd met de waarheid, hetgeen verdachte - mede gelet op het feit dat verdachte voortdurend de nabijheid van zijn ex-echtgenote en kinderen opzoekt - wist. Dat die wetenschap wellicht niet strookt met zijn subjectieve beleving van de situatie maakt dat niet anders."

2.3.

Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:

- art. 261 Sr:

"1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste."

- art. 262, eerste lid, Sr:

"Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie."

2.4.

Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor weergegeven overwegingen onder meer vastgesteld dat de verdachte en [betrokkene 1] gewezen echtelieden zijn, dat er jarenlang juridische strijd is geweest over het gezag over en de omgang met de kinderen waarbij het gezag aan [betrokkene 1] is toegewezen en verzoeken van de verdachte over omgang zijn afgewezen alsmede dat de verdachte de in de bewezenverklaring vermelde posters/pamfletten onder meer heeft verspreid in Paterswolde omdat hij wist dat [betrokkene 1] en de kinderen daar toen woonden. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de verdachte wist dat zijn telastelegging dat de kinderen zouden zijn vermist en er niets meer van hen is vernomen, in strijd is met de waarheid en overwogen dat de omstandigheid dat die wetenschap wellicht niet strookt met verdachtes subjectieve beleving van de situatie dat niet anders maakt. Het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als laster getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is tevens toereikend gemotiveerd, ook in het licht van het namens de verdachte aangevoerde dat er in de kern op neerkomt dat de verdachte de hiervoor bedoelde rechterlijke oordelen niet kon accepteren.

2.5.

Het middel faalt.

3Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733