Gerechtshof 's-Hertogenbosch 03-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1868

Essentie (redactie)

Ouders zijn sinds 2020 aan het procederen over de omgang tussen vader en dochter (2014). Ondanks hulpverlening verhardt de situatie alleen maar. Evenals Rb stuurt Hof aan op Schottenpak met behulp van GI. Na uitleg (o.a. over rol GI) stemmen ouders daarmee in. Tevens vaststelling zorgregeling waarbij kind (iets) vaker van ouder wisselt. Geen co-ouderschap.


Datum publicatie10-11-2025
Zaaknummer200.348.974_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Wijziging zorgregeling. Kindbrief. Schottenaanpak.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 3 juli 2025

Zaaknummer: 200.348.974/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/379350 FA RK 20-6181

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. C.A.E.C.J.M. Hooft,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. T. van Riel.

Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

Als informant wordt aangemerkt:

Jeugdbescherming Brabant,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 13 september 2024 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 10 december 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] en de vader contact met elkaar hebben:

-één keer per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag uit school tot dinsdagochtend;

-éénmaal per maand op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend waarbij vader zelf aanwezig is;

- dan wel subsidiair de regeling zoals in eerste aanleg verzocht,

- dan wel meer subsidiair op een wijze die het hof in het belang van [minderjarige] geraden acht.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 17 februari 2025, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Kerkhof waarnemer van mr. Hooft;

  • de vader, bijgestaan door mr. Van Riel;

  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;

  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.3.1.

Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en er is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 augustus 2024;

  • het V8-formulier namens de moeder, ingekomen bij de griffie op 19 mei 2025;

  • het V6-formulier met producties namens de moeder, ingekomen bij de griffie op 20 mei 2025;

  • het V6-formulier met een productie namens de moeder, ingekomen bij de griffie op 21 mei 2025.

2.5.

Volgens afspraak is na de mondelinge behandeling nog ingekomen:

- het V8-formulier met een productie (de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-
Brabant, locatie Breda, van 8 mei 2025) namens de moeder, ingekomen bij de griffie op
27 mei 2025.

3De beoordeling

3.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 1 juni 2012 tot 7 december 2015. Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.2.

Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 juli 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 15 oktober 2025 bij de mondelinge uitspraak van 8 mei 2025 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, welke beslissing op schrift is gesteld op 16 mei 2025.

3.3.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de beschikking in provisionele voorziening van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 april 2022 gewijzigd en bepaald dat de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar de ene week van maandag na school tot (in de daarop volgende week) maandagochtend naar school.

3.4.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.5.

De moeder voert samengevat het volgende aan.

De vader heeft een paar weken voor aanvang van de mondelinge behandeling in hoger beroep aan de GI medegedeeld dat hij geen contact meer wil met [minderjarige] zodat zij meer rust krijgt. Na de bedenktijd die de vader is gegund, is hij niet op zijn standpunt teruggekomen en er is op dit moment geen omgang tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] is erg aangeslagen en verdrietig door de boodschap van de vader dat hij geen contact meer wil. De moeder vindt het belangrijk dat er contact is tussen [minderjarige] en haar vader. De eerder vastgestelde co-ouderschapregeling is echter niet in het belang van [minderjarige] . Er dient een regeling te worden bepaald waarbij het zwaartepunt van de zorgtaken bij de moeder moet blijven liggen. Hoewel [minderjarige] graag contact heeft met beide ouders, wil ze niet een hele week bij haar vader verblijven. Dat is te lang. De vader zelf is nauwelijks aanwezig tijdens de week dat [minderjarige] bij hem is en de partner van de vader is met name diegene die zorgt voor [minderjarige] . Het is belangrijk dat er naar [minderjarige] wordt geluisterd. [minderjarige] heeft veel moeite met de co-ouderschapsregeling, is erg verdrietig en heeft op korte termijn passende hulp nodig in de vorm van speltherapie. Dit is door school geadviseerd. Ook de ouders hebben hulpverlening nodig en de moeder committeert zich aan de eerder door de rechtbank in het kader van de ondertoezichtstelling voorgestelde Schottenaanpak die zal worden opgestart met behulp van de GI.

3.6.

De vader voert samengevat het volgende aan.

De afgelopen periode is erg lastig geweest voor de vader en hij ziet dat [minderjarige] hieronder gebukt gaat. Er is veel gedoe en discussie rondom de zorgregeling. Omwille van de rust voor [minderjarige] heeft de vader medio mei 2025 ieder contact met [minderjarige] stopgezet en dit medegedeeld aan de GI. De vader wil graag contact met [minderjarige] maar wil ook dat het gedoe ophoudt. Daarom moet er een duidelijke contactregeling zijn die niet voor discussie vatbaar is. De door de rechtbank vastgestelde co-ouderschapsregeling geeft deze duidelijkheid en is in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft altijd aangegeven evenveel tijd bij beide ouders door te willen brengen. Belangrijk is wel dat gestart wordt met de Schottenaanpak zodat er meer rust komt voor zowel [minderjarige] als de ouders.

3.7.

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De GI maakt zich zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] zit klem tussen haar ouders. Beide ouders geven geen emotionele toestemming aan [minderjarige] om bij de andere ouder te zijn. Het is belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en de vader snel weer wordt hervat want [minderjarige] zal problemen krijgen in haar ontwikkeling als zij haar vader moet missen. Hoewel de GI kon instemmen met de co-ouderschapsregeling is dit vanwege de heftige situatie van de afgelopen weken veranderd. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij haar beide ouders regelmatig ziet en dat er een contactregeling komt waar geen discussie over bestaat. Een regeling waarbij [minderjarige] vrijwel evenveel bij iedere ouder is maar waarbij vaker wordt gewisseld is passender voor [minderjarige] . [minderjarige] kan de wisselingen tussen beide ouders prima aan. Ze heeft hier geen last van, maar [minderjarige] heeft last van de strijd tussen de ouders. De ouders hebben hiervoor individuele hulpverlening nodig. Het inzetten van de Schottenaanpak, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling, is op dit moment de enige manier om het contact tussen [minderjarige] en haar vader te laten slagen. De GI is voornemens om op zeer korte termijn de Schottenaanpak in te zetten nu beide ouders hebben aangegeven hiermee in te stemmen.

3.8.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd.

Iedere zorgregeling is belastend voor [minderjarige] vanwege het gebrek aan communicatie en samenwerking tussen de ouders. Een wijziging van de zorgregeling in vorm, frequentie en/of duur zal hierin geen verandering brengen. Voor [minderjarige] is het wel belangrijk dat er duidelijkheid komt, dat er goed naar haar wordt geluisterd en dat ze beide ouders regelmatig ziet. [minderjarige] heeft het bij beide ouders fijn. [minderjarige] geeft aan dat zij een week bij de ene ouder en een week bij de andere ouder te lang vindt. [minderjarige] zou iedere week contact moeten hebben met haar ouders. De raad adviseert daarom om de doordeweekse dagen bij helfte te verdelen en de weekenden zo in te richten dat [minderjarige] het ene weekend bij de moeder en het andere weekend bij de vader verblijft. [minderjarige] kan deze wisselingen prima aan en dat is wat zij wil. De raad staat ook achter de start van de Schottenaanpak en adviseert daarnaast beide ouders om individuele hulpverlening aan te gaan.

3.9.

Het hof overweegt als volgt.

De Schottenaanpak

3.9.1.

De ouders zijn sinds 2020 in procedures verwikkeld over de zorgregeling tussen [minderjarige] en haar vader. Ondanks de ingezette hulpverlening lijkt de situatie tussen de ouders steeds verder te verharden. Er is sprake van een ex-partnerstrijd en de ouders zijn niet in staat om in het belang van [minderjarige] samen afspraken over haar te maken. [minderjarige] heeft veel last van de ruzies tussen de ouders en zit klem tussen beide ouders.

3.9.2.

Net als de rechtbank in het kader van de ondertoezichtstelling ziet het hof het onvermogen bij de ouders om deze impasse te doorbreken. Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank is om die reden de interventie van de Schottenaanpak dringend aanbevolen. Het hof onderschrijft de noodzaak tot de inzet van deze aanpak, die aan de GI een concrete interventiemogelijkheid geeft om de impasse te doorbreken. Het lukt de ouders niet om op een constructieve wijze te communiceren en [minderjarige] buiten hun strijd te houden. De Schottenaanpak – die altijd plaatsvindt binnen een ondertoezichtstelling - is een uiterste vorm van parallel ouderschap en zal helpend zijn bij de uitvoering van de zorgregeling en het verminderen van de strijd tussen de ouders en daarmee de gevolgen voor [minderjarige] . De ouders hebben geen rechtstreeks contact en er is sprake van onafhankelijk ouderschap in beide huishoudens. Duidelijke grenzen en kaders worden vastgesteld door de GI om conflicten te verminderen of te voorkomen. Afspraken worden door de GI vastgelegd in een contract dat beide ouders ondertekenen. Beide ouders kunnen gedurende de Schottenaanpak verzoeken indienen bij de jeugdbeschermer van de GI tot het nemen van een besluit over [minderjarige] en de GI neemt in die kwestie de bindende beslissing.

3.9.3.

De inzet en de consequenties van de inzet van de Schottenaanpak zijn tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep met de ouders besproken. De ouders hebben beiden ingestemd met de inzet van de Schottenaanpak en hebben aangegeven zich in het belang van [minderjarige] te committeren aan deze aanpak. De GI heeft aangegeven de Schottenaanpak binnen afzienbare tijd te kunnen starten en het hof gaat ervan uit dat de ouders zich in het belang van [minderjarige] zullen inspannen om dit te laten slagen. Ook adviseert het hof beide ouders om individuele hulpverlening te zoeken.
3.9.4. De voortgang en de resultaten van de Schottenaanpak zullen verder worden besproken tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank in het kader van de verdere behandeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .

De zorgregeling

3.9.5.

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

3.9.6.

Vooropgesteld wordt dat [minderjarige] het in beide gezinnen fijn heeft. Beide ouders zijn prima opvoeders en het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk dat zij regelmatig contact heeft met beide ouders. [minderjarige] wil ook graag contact met beide ouders maar ze heeft duidelijk aangegeven dat zij een week bij de ene ouder en een week bij de andere ouder te lang vindt. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] en het feit dat [minderjarige] al diverse keren heeft aangegeven de co-ouderschapsregeling niet fijn te vinden, dient hier rekening mee te worden gehouden.

3.9.7.

De raad heeft aangegeven dat de huidige co-ouderschapsregeling maakt dat [minderjarige] een langere periode één van beide ouders niet ziet en acht dit niet in het belang van [minderjarige] . De raad adviseert om een regeling vast te stellen waarbij [minderjarige] haar beide ouders wekelijks ziet. Daarbij dient sprake te zijn van vaste dagen bij de ene ouder en vaste dagen bij de andere ouder zodat [minderjarige] weet waar ze aan toe is. Dat is prettig voor [minderjarige] ; dit zorgt voor duidelijkheid en daarmee rust. Ook de GI heeft aangegeven een dergelijke regeling het meest in het belang van [minderjarige] te achten.

3.9.8.

Het hof sluit aan bij hetgeen zowel de raad als de GI hebben geadviseerd en acht de volgende regeling in het belang van [minderjarige] :

De vader en [minderjarige] hebben in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht op contact met elkaar:

- in de ene week van vrijdag uit school tot dinsdag voor school;

- in de andere week van maandag uit school tot dinsdag voor school.

3.9.9.

Het hof zal, gelet op de aard van de beslissing, deze uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.9.10.

[minderjarige] heeft tijdens het kindgesprek met de kinderrechter gezegd dat zij graag zelf een brief krijgt met de beslissing daarin. In de brief is het volgende opgenomen:

“Beste [minderjarige] ,

Je bent op 13 mei 2025 komen praten met een rechter van het hof over de (zorg)regeling wanneer je bij mama bent en wanneer je bij papa bent. De rechters van het hof hebben hier eerst met jou over gesproken en later ook met jouw ouders.

Jij hebt in het gesprek met de rechter duidelijk verteld dat je terug wilt naar de oude zorgregeling. Je denkt en hoopt dat daarmee de ruzies tussen je ouders stoppen. Je vindt die ruzies niet fijn.
Je hebt ook verteld dat je het bij mama en papa (en bij [naam 1] en [naam 2] ) fijn hebt, maar dat je een hele week bij een van je ouders te lang vindt.

Wij hebben goed naar jou geluisterd en ook goed gehoord wat je ouders en de medewerkers van de raad voor de kinderbescherming en Jeugdbescherming Brabant ons verteld hebben over de zorgregeling. Op basis van alles wat we hebben gelezen en hebben gehoord, hebben we besloten dat je de ene week van vrijdag na school tot dinsdag voor school en de andere week van maandag uit school tot dinsdag voor school bij je vader verblijft . Wij vinden deze regeling het meest in jouw belang.

Wij wens je veel succes toe in de toekomst en we hopen dat het beter met je zal gaan.

Hartelijke groet,

De rechters van het hof en de griffier”

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 september 2024;

en opnieuw rechtdoende:

wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 augustus 2015 en de in het ouderschapsplan van 14 juli 2015 opgenomen zorg/contactregeling, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, als volgt:

bepaalt dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd is tot het hebben van contact met de vader:

  • in de ene week van vrijdag uit school tot dinsdag voor school;

  • in de andere week van maandag uit school tot dinsdag voor school.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, S.P.A. Wensink-Vergunst en
F. Dunki Jacobs en is op 3 juli 2025uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733