Essentie (redactie)
Hoger beroep vader over omgangsregeling met dochtertje (2019). Raad adviseert verzoek vader om zorgregeling met opbouw zes maanden aan te houden om op hulpverlening in te zetten. Moeder heeft zorgen over veiligheid kind bij vader: hij is veroordeeld voor zedendelict en heeft nog steeds een beroepsverbod. Hof oordeelt dat omgangsregeling nu niet in belang kind is. Verzoeken vader afgewezen, eerdere beschikking bekrachtigd.
Datum publicatie | 16-07-2025 |
Zaaknummer | 200.299.781_01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | 's-Hertogenbosch |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Geen omgang (een van) ouders |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
afwijzen verzoek (opbouwende) omgangsregeling tussen vader en de minderjarige. Vader is veroordeeld voor een zedendelict. Het ontbreekt de moeder aan draagkracht om omgang te kunnen ondersteunen. Recht op stabiliteit weegt zwaarder dan recht op contact met beide ouders.Volledige uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 mei 2025
Zaaknummer: 200.299.781/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/384879 FA RK 21-1982
in de zaak in hoger beroep van:
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels,
tegen
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.A. Stein.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, hierna te noemen: [minderjarige] ,
als vervolg op de uitspraak van 19 oktober 2023.
9De tussenbeschikking van 19 oktober 2023
Het hof heeft bij beschikking van 19 oktober 2023 aan de raad verzocht om, zodra de statusvoorlichting is afgerond en de moeder de raad daarover heeft geïnformeerd, onderzoek te doen naar de in rechtsoverweging 7.8 van die beschikking geformuleerde vragen. Het hof heeft de raad voorts verzocht om rapport en advies uit te brengen aan het hof.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
10Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De raad heeft op 4 oktober 2024 het door het hof verzochte raadsadvies uitgebracht.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 15 oktober 2024;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 20 november 2024.
De advocaat van de moeder heeft per mail d.d. 17 december 2024 alsmede tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen de brief die bij het op 17 december 2024 door de advocaat van de vader ingediende V-7 formulier (verhinderdagen) is gevoegd omdat brieven geen onderdeel uitmaken van het dossier en hiervan dus niet door alle partijen kennis wordt genomen.
Het hof heeft daarop beslist dat op die bijlage wel acht wordt geslagen, omdat daarvan ook een kopie naar de advocaat van de moeder en naar de raad is verstuurd, deze brief bovendien kort en eenvoudig te doorgronden is en de inhoud feitelijk een herhaling is van de inhoud van de eerdere onder rov. 10.2 vermelde brieven. De advocaat van de moeder heeft in redelijkheid voldoende kunnen kennisnemen van die bijlage en zich voldoende kunnen voorbereiden op een verweer daartegen.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025.
Bij de mondelinge behandeling van 26 maart 2025 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Minkels;
-de moeder, bijgestaan door mr. Stein;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling heeft de advocaat namens de vader het verzoek aldus gewijzigd om:
primair:
een (opbouwende) omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige] , waarbij de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben met contact met elkaar:
iedere woensdag van 12:00 uur tot 17:00 uur alsmede één weekend per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot en met zondag 18:00 uur alsmede de helft van de vakanties en feestdagen,
dan wel een door het hof vast te stellen omgangsregeling;
subsidiair:
de beslissing op de verzoeken van de vader aan te houden in afwachting van een onderzoek van de raad en/of partijen te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod voor een traject Begeleide Omgang en/of Ouderschap Blijft door professionals via de gemeente dan wel naar een instantie voor een traject Intensieve Omgangsbegeleiding en/of Ouderschap Blijft, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
11De verdere beoordeling in hoger beroep
De raad heeft in zijn rapport van 4 oktober 2024, samengevat, het volgende advies uitgebracht. Het vastleggen van (begeleide) omgang wordt nu niet in het belang van [minderjarige] geacht. Geadviseerd wordt vaders verzoek een half jaar aan te houden om met hulpverlening de ouders de gelegenheid te bieden om de vader bij [minderjarige] meer in beeld te brengen en toe te werken naar begeleide omgang. Een half jaar is nodig om de ouders te verwijzen naar de gemeente om met het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) in het vrijwillig kader te bekijken welke hulp, naar verwachting specialistische en intensieve hulpverlening, ingezet kan worden. Vervolgens zullen de ouders een samenwerkingsrelatie aan moeten gaan met de hulpverlening. Voor de moeder zal extra ondersteuning nodig zijn om uiteindelijk de noodzakelijke stappen te kunnen zetten. Gebleken is dat [minderjarige] soms een terugval kan laten zien in haar gedrag. Hulpverlening dient hier samen met de ouders in het belang van [minderjarige] op te anticiperen. De raad adviseert het hof om na een half jaar een zitting te beleggen om duidelijkheid te krijgen over de stand van zaken omtrent de hulpverlening richting (begeleide) omgang van vader en [minderjarige] .
Nadere standpunten
De vader heeft opgemerkt dat de situatie nog precies hetzelfde is als een half jaar geleden en dat er nog steeds geen overdracht aan het CJG van de gemeente heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk dat er stappen gezet worden. De raad is duidelijk en heeft gezegd dat er toegewerkt moet worden naar begeleide omgang. De vader wenst dan ook dat de ouders met een duidelijk kader worden doorverwezen naar een passende instantie. De vader hoopt op die manier dat er contactherstel tot stand kan worden gebracht.
De moeder vindt het nu niet het juiste moment om een (opbouwende) omgangsregeling vast te stellen. De moeder heeft nog steeds zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. Zolang die twijfels er zijn kan er geen beslissing tot omgang worden genomen. [minderjarige] is een gevoelig meisje en zij voelt het aan als er spanningen zijn bij de moeder. [minderjarige] laat regelmatig een terugval zien. De school ziet dat ook in haar gedrag. Hoewel ze cognitief al aan groep 3 toe is, is er om die reden besloten om haar niet naar de plusklas te laten doorstromen. De moeder heeft stressklachten en er komt geen rust in haar leven. De mentale gezondheid en het welbevinden van de moeder zijn rechtstreeks in het belang van [minderjarige] .
Vanwege de complexiteit van de situatie is de moeder tot drie keer toe afgewezen voor hulpverlening rondom statusvoorlichting. Uiteindelijk heeft [instantie] geconcludeerd dat [minderjarige] de komende jaren nog niet toe is aan contact met de vader. Jonge kinderen zijn bezig met (veilig) hechten en de moeder wil dat proces niet belemmeren.
De raad heeft erop gewezen dat, hoewel de situatie voor de moeder erg heftig is, het in het belang van [minderjarige] is om te weten wie haar vader is. De statusvoorlichting is afgerond en nu zouden er vervolgstappen gezet moeten worden. Er dient een warme overdracht te komen naar het CJG zodat het CJG de regie kan voeren als er wordt verwezen naar een BOR-3-traject. Als uiteindelijk blijkt dat [minderjarige] er goed mee kan omgaan, dan zal dat voor de moeder ook minder stressvol zijn. Als [minderjarige] er niet goed mee kan omgaan dan moet er worden bekeken wat in haar belang is.
Motivering van de beslissing
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Net als de rechtbank is het hof, na eigen onderzoek en waardering, van oordeel dat het verzoek van de vader om een opbouwende omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen, op dit moment moet worden afgewezen.
Ook het verzoek van de vader om partijen te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod voor een traject Begeleide Omgang en/of Ouderschap Blijft door professionals van de gemeente dan wel naar een instantie voor een traject Intensieve Omgangsbegeleiding en/of Ouderschap Blijft of soortgelijke trajecten zal worden afgewezen.
Het hof legt aan dit oordeel de volgende overwegingen ten grondslag.
[instantie] is in februari 2024 gestart met de statusvoorlichting van [minderjarige] en die is inmiddels afgerond. Er is nog geen omgangstraject opgestart. Na statusvoorlichting is het doorgaans en in algemene zin van belang dat de betreffende minderjarige op enig moment contact met zijn of haar vader gaat krijgen. Gelet echter op de stabiliteit die [minderjarige] op dit moment nodig heeft, is het hof in dit specifieke geval van oordeel dat het belang van [minderjarige] zich verzet tegen het zetten van vervolgstappen.
Uit het raadsrapport blijkt onmiskenbaar dat [minderjarige] een zeer kwetsbaar meisje is, dat gevoelig is voor de spanningen van de moeder en daardoor veranderingen in haar gedrag laat zien. De moeder is beschadigd door alles wat er in het verleden gebeurd is in haar relatie met de vader. De moeder heeft weliswaar traumatherapie gehad, maar het lukt haar nog altijd niet om met de situatie om te gaan en het verleden af te sluiten. Ze heeft zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. Hierdoor kan ze [minderjarige] geen emotionele toestemming geven om de vader toe te laten in het leven van [minderjarige] . De juridische procedures werken voor de moeder druk- en stressverhogend en de omstandigheid dat de moeder in contact gaat komen met de vader brengt haar uit evenwicht. De zorgen die de moeder heeft over de vader zijn voor het hof invoelbaar. De moeder is zich bewust van de invloed van haar spanningen en de invloed daarvan op [minderjarige] . In verband daarmee heeft de moeder in het verleden en ook recent weer persoonlijke hulpverlening gezocht. Ondanks dat het hof begrijpt dat de vader graag contact wil met [minderjarige] , kan het hof niet zomaar voorbij gaan aan de zorgen van de moeder in combinatie met het feit dat de vader strafrechtelijk veroordeeld is voor een zedendelict en nog steeds een beroepsverbod heeft. Het belang van [minderjarige] weegt in dit geval zwaarder. [minderjarige] is als jong meisje volledig afhankelijk van de moeder als haar verzorgende ouder. Dat maakt dat het voor de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] van groot belang is dat er stabiliteit is in het leven van de moeder. Als de moeder niet stabiel kan zijn, valt voor [minderjarige] ook alle stabiliteit weg. [minderjarige] heeft daar heel veel last van.
Gelet op het voorgaande zal het vastleggen van een (opbouwende) omgangsregeling op dit moment een negatieve impact op [minderjarige] en haar ontwikkeling hebben en om die reden niet in het belang van [minderjarige] zijn. Hieruit volgt dat geen aanleiding wordt gezien de beslissing op het verzoek in hoger beroep aan te houden, zoals de raad heeft geadviseerd.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen en de verzoeken van de vader afwijzen.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
12De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank ZeelandWestBrabant, zittingsplaats Breda van 26 juli 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
compenseert de proceskosten in deze procedure aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733