Rechtbank Overijssel 20-03-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1507

Datum publicatie03-05-2019
ZaaknummerC/08/222599 / FA RK 18-2235
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlmelo
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kinderen woonden sinds 2017 wisselend in Australië (bij moeder) en in Nederland (bij vader): half jaar A, half jaar N. Dit werkt niet meer. Rechter acht feit dat moeder 8 jaar lang hoofdopvoeder was ondergeschikt aan status quo en aan feit dat kinderen als ze teruggaan naar moeder daar voor derde keer in onbekende omgeving terecht zullen komen. Belangen kinderen nu beste gewaarborgd als ze hoofdverblijfplaats bij vader krijgen. Hierbij weegt mee dat ze het grootste deel van hun leven in Nederland woonden.

Volledige uitspraak


RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer: C/08/222599 / FA RK 18-2235

beschikking van 20 maart 2019

inzake

[verzoeker] ,

verder te noemen: de man of vader,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoeker,

advocaat: mr. K. Moene,

en

[belanghebbende] ,

verder te noemen: de vrouw of moeder,

wonende te [woonplaats 2] (Australië),

belanghebbende,

advocaat: mr. C.J. Forder.

1Het verdere procesverloop

1.1.

De rechtbank heeft op 28 november 2018 een beschikking gegeven in deze zaak, waarbij de beslissingen over de hoofdverblijfplaats van [A] en [B ] en de zorg- en contactregeling zijn aangehouden.

1.2.

De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:

- een op 25 januari 2019 binnengekomen rapport van de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad, van 25 januari 2019; en

- een op 21 februari 2019 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Forder van 20 februari 2019.

1.3.

De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 6 maart 2019. Ter zitting zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de heer [C] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2De feiten

2.1.

Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 28 november 2018.

2.2.

Bij die beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het voorlopige hoofdverblijf van [A] en [B ] voor de duur van het geding bij vader in [woonplaats 1] is. In afwachting van het raadsonderzoek is iedere verdere beslissing aangehouden.

3De verdere beoordeling

3.1.

De inhoud van de beschikking van 28 november 2018 geldt als hier herhaald en ingelast.

De hoofdverblijfplaats

3.2.

De raad adviseert na onderzoek het geheel subsidiaire verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [A] en [B ] bij hem te bepalen, toe te wijzen.

3.3.

Volgens de raad is gebleken dat [A] en [B ] in een kort tijdsbestek veel ingrijpende levensgebeurtenissen hebben meegemaakt: emigreren, scheiding, verhuizingen, schoolwisselingen, halfjaarlijkse wisselingen tussen Nederland en Australië, nieuwe partners van ouders en de huidige procedure, wat veel flexibiliteit van de kinderen vraagt. Het ontbreekt [A] en [B ] aan stabiliteit, continuïteit, duidelijkheid, rust en voorspelbaarheid, wat gevolgen heeft voor het aangaan en onderhouden van langdurige sociale contacten en relaties. Iets wat met de toenemende leeftijd van de kinderen belangrijker wordt voor een gezonde identiteitsontwikkeling en van belang is voor hun sociale competentiegevoel. De raad concludeert voorts dat beide ouders belangrijk zijn voor de kinderen en dat beide landen - Nederland en Australië - voldoende mogelijkheden bieden voor de kinderen. Volgens de raad zijn er echter meer positieve factoren voor de kinderen in Nederland dan in Australië, te weten:

- de kinderen hebben het grootste deel van hun leven in Nederland gewoond,

- zij hebben in Nederland steunfiguren in de nabijheid, met name opa en oma vaderszijde,

- [A] heeft in Nederland meer vriendjes en spreekt de voorkeur uit voor de hem bekende school in Nederland,

- de kinderen kunnen blijven waar zij momenteel al zijn, in een voor hen bekend huis en school, en zij weten waar zij aan toe zijn,

- vader is qua tijd veel beschikbaar voor de kinderen, en

- de kinderen hebben een goede band met vader die behouden zal blijven.

Een en ander is voor de raad aanleiding om te adviseren dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen in Nederland, dus bij vader, wordt bepaald.

3.4.

De man staat achter het advies van de raad. Volgens hem moet worden gekeken naar wat het beste voor de kinderen is en waar zij hun jeugd het beste kunnen voortzetten. Hij stelt dat hij de vrouw de kinderen zal ontnemen en hij is bereid om de vrouw daarom zoveel mogelijk te faciliteren, door onder meer haar retourvluchten voor zijn rekening te nemen. Hij is inmiddels minder gaan werken en zal, als de kinderen hoofdverblijf bij hem hebben, als [beroep] vanuit huis gaan werken. Hij zal dan meer beschikbaar voor de kinderen zijn, nu zij de andere ouder een groot deel van het jaar moeten missen. Inmiddels is KIES-training voor de kinderen opgestart en zal er daarna specifieke hulpverlening voor [A] en [B ] ingezet worden.

3.5.

De vrouw kan zich niet vinden in het gegeven advies. Zij is van mening dat de door de raad gedane belangenafweging onjuist is. Zij voert in aanvulling op de inhoud van de brief van mr Forder van 21 februari 2019 daartoe het volgende aan:

- artikel 1: 253 a lid 2 onder b BW vereist een keuze tussen de ouders en niet, zoals de raad heeft gedaan, een keuze tussen landen;

- er is één onderscheidend criterium in deze zaak, namelijk de taakindeling van de ouders tijdens het huwelijk. Op grond hiervan is het belang van de kinderen het meest gediend bij het bepalen van hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw, aangezien zij gedurende acht jaar hoofdopvoeder van de kinderen is geweest en zij een bijzonder hechte relatie met [B ] heeft, terwijl de man een opleiding heeft voortgezet en voltooid;

- er is teveel gewicht toegekend aan de factoren die voor Nederland wegen. Volgens de vrouw hebben de kinderen geen voorkeur voor een bepaald land, heeft moeder ook een warm en betrokken netwerk waaronder haar partner, zijn er geen aanwijzingen dat [A] geen nieuwe vriendschappen in Queensland kan aangaan, kennen de kinderen Australië en weten zij waar zij aan toe zijn. Australië is altijd een onderdeel van de opvoeding geweest. Bovendien is de man beperkt beschikbaar gelet op zijn werk en nachtdiensten. Zij betwist voorts dat bedplassen en slaapproblemen in Australië zijn ontstaan;

- de zorgen over de kinderen kunnen op een andere manier worden weggenomen dan door de oplossing die de raad voorstaat. De vrouw is van mening dat stabiliteit, continuïteit, duidelijkheid, rust en voorspelbaarheid het best wordt veilig gesteld door de kinderen aan haar toe te vertrouwen;

- in het raadsrapport ontbreekt aandacht voor de kwetsbaarheid van [B ] . Zij verwijst daartoe naar een uitspraak van 8 oktober 2015 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Vujica vs Kroatië, waarin is overwogen dat er bij de belangenafweging aandacht wordt besteed aan de belangen van ieder kind afzonderlijk. Volgens de vrouw zal [B's] belang om niet van haar gescheiden te worden tot een andere uitkomst leiden dan de door de raad voorgestane keuze.

3.6.

Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). In geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen geschillen hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank kan eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft alsook een beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

3.7.

Ouders zijn in het kader van de echtscheiding een regeling overeengekomen waarbij de kinderen een wisselend hoofdverblijf hebben, welke gekoppeld is aan de zorgregeling. Het ene half jaar hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij vader in Nederland en het andere half jaar bij moeder in Australië, zodat de kinderen evenveel bij vader als bij moeder zouden zijn. Uitgangspunt voor ouders was dat zij met deze verdeling beiden evenredig betrokken zouden zijn in het leven van de kinderen en dat de kinderen konden profiteren van de aanwezigheid van beide ouders in hun leven. Deze zorgregeling wordt sinds de zomer van 2017 uitgevoerd en sindsdien wonen de kinderen afwisselend bij vader in Nederland, te weten [woonplaats 1] , en bij de vrouw in Australië, die achtereenvolgens in [plaats 1] , [plaats 2] woonde en nu in [plaats 3] (Qld). Hoewel ouders deze regeling destijds met de beste bedoelingen zijn overeengekomen, zien zij in dat het voortduren van de huidige situatie niet haalbaar is voor de kinderen en dat deze nu niet meer in hun belang is. Ouders hebben beiden zorgen over de identiteitsontwikkeling en het emotioneel welbevinden van de kinderen. Het lukt hen niet om met elkaar de beslissing te nemen waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben. Zoals ook de raad naar voren brengt, is geen van beide ouders bereid een offer te brengen door te emigreren naar het land van de andere ouder, met als gevolg dat sprake is van een grote complicerende factor, te weten de afstand tussen Nederland en Australië.

3.8.

Daarom dient de rechtbank te beoordelen welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen moet worden geacht, bij de man in Nederland of bij de vrouw in Australië. De rechtbank zal een bespreking van het primair en subsidiair door de man verzochte achterwege laten, nu deze twee mogelijkheden voor de vrouw zouden betekenen dat zij geheel of telkens voor een half jaar in Nederland zou moeten wonen, hetgeen voor haar geen optie is.

3.9.

De rechtbank is met de raad van oordeel dat het in het belang van [A] en [B ] moet worden geacht dat hun hoofdverblijfplaats bij de man in Nederland wordt bepaald. Zij overweegt daartoe als volgt.

3.10.

Vooropgesteld dient te worden dat beide ouders even geschikt zijn en beiden in staat zijn om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Zij houden ontzettend veel van de kinderen en hebben het beste met hen voor. Zij gaan echt voor de kinderen en wat zij nodig hebben. Beide ouders zijn belangrijk voor de kinderen. Het kan daarom niet anders dan andere factoren en omstandigheden te betrekken bij de afweging in en de beoordeling van de beste woonplek voor [A] en [B ] . Dat het daarbij om een keuze tussen beide landen zou gaan, is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan een keuze tussen de woonplek bij de man en de woonplek bij de vrouw. Gekeken moet immers worden waar op dit moment voor de kinderen de stabiliteit, de continuïteit, duidelijkheid, rust en voorspelbaarheid het meest gewaarborgd zijn. Al deze factoren hebben, zoals de raad ook naar voren brengt, gevolgen voor het aangaan en onderhouden van langdurige sociale contacten en relaties. In verband met de toenemende leeftijd van de kinderen wordt dit steeds belangrijker voor een gezonde identiteitsontwikkeling en het is evenzeer van belang voor hun sociale competentiegevoel. Dat de man minder dan de vrouw beschikbaar zou zijn voor de kinderen is niet althans onvoldoende gebleken, te meer daar hij voornemens is om vanuit huis zijn werkzaamheden als [beroep] uit te gaan oefenen.

3.11.

Volgens de vrouw heeft de raad onvoldoende aandacht besteed aan de weerslag van de taakverdeling van partijen tijdens het huwelijk op de huidige situatie van ouders en kinderen, in het bijzonder ten opzichte van de sterke band tussen haar en [B ] en haar blijvende beschikbaarheid voor de dagelijkse verzorging van de kinderen. Zij was immers gedurende het huwelijk volledig - dag en nacht - beschikbaar voor de kinderen, waardoor de man zijn opleiding kon voortzetten en voltooien en vervolgens een hoog inkomen kon verdienen. Als gevolg van deze taakverdeling heeft zij een bijzonder hechte relatie met [B ] . Volgens de vrouw blijkt die taakverdeling ook uit de reactie van de man vanwege zijn aanbod om de vrouw financieel tegemoet te komen door alle vluchten en woonkosten voor zijn rekening te nemen. Wat ook zij van de mate waarin partijen destijds hebben gezorgd voor de opvoeding en verzorging van de kinderen, feit is dat zij bij de echtscheiding welbewust samen hebben afgesproken dat zij in gelijke mate betrokken dienen te zijn en te blijven in het leven van de kinderen en zo is het ook enige tijd gegaan. Het moet er dan ook voor gehouden worden, en dat blijkt ook uit het raadsrapport, dat beide ouders een goede band met de kinderen hebben en dat zij beiden een belangrijke rol spelen in het leven van de kinderen spelen, hoezeer daarnaast of daarbinnen ook sprake is van een speciale band tussen de vrouw en [B ] .

3.12.

De vrouw is ook van mening dat de raad te veel gewicht hecht aan de factoren die voor Nederland wegen, waarbij de raad onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de tussen partijen gemaakte afspraken in het licht waarvan partijen daadwerkelijk hebben gehandeld. De afweging dat de kinderen op grond van het advies van de raad kunnen blijven waar zij zitten en dan weten zij waar zij aan toe zijn, heeft volgens haar slechts betrekkelijke waarde. Als de kinderen bij moeder in Australië waren geweest, had dezelfde overweging redengevend kunnen zijn voor het verblijf van de kinderen in Australië, indien de vrouw in Australië een daartoe strekkend verzoek had gedaan en als dan de Australische rechter had moeten beslissen. Bovendien mag het feit dat de kinderen nu reeds negen maanden in Nederland verblijven, niet tegen haar worden gebruikt, nu zij in hun belang toestemming heeft gegeven om in afwachting van deze procedure hier te blijven.

3.13.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad vooral gekeken naar die

omstandigheden, waarbij de stabiliteit, continuïteit, duidelijkheid, rust en voorspelbaarheid voor de kinderen het meest gewaarborgd zouden zijn. Met de raad is de rechtbank van oordeel dat die belangen van de kinderen op dit moment het best gewaarborgd zijn in het geval van wonen bij vader. Naast het feit dat de kinderen het grootste deel van hun leven in Nederland hebben gewoond, neemt de rechtbank daarbij in overweging dat de kinderen, als zij bij moeder in Australië gaan wonen, voor de derde keer in een nieuwe en onbekende omgeving terechtkomen, opnieuw een nieuwe woning betrekken en weer naar een nieuwe school moeten gaan, terwijl bovendien het grotendeels door haar huidige partner ingebrachte netwerk van moeder voor de kinderen grotendeels onbekend zal zijn. Deze omstandigheden zullen voor de kinderen wederom grote veranderingen met zich meebrengen, iets waarbij de kinderen momenteel niet gebaat zijn.

3.14.

De vrouw is eveneens van mening dat de door de raad geconstateerde zorgen over de kinderen het best worden weggenomen door de kinderen aan haar toe te vertrouwen, als de ouder die zich gedurende hun hele leven het meest heeft beziggehouden met hun verzorging en opvoeding en die ook in de toekomst de meest gerede ouder is om die taken voort te zetten. De vrouw is weliswaar gedurende het huwelijk hoofdopvoeder geweest, maar feit is dat uit het onderzoek van de raad ook blijkt dat zowel de vrouw als de man belangrijk voor de kinderen zijn en dat de kinderen met beide ouders een goede band hebben. Beide ouders hebben een rol van gelijke grootte in het leven van de kinderen. Bovendien bevinden de kinderen zich al langere tijd in een andere (scheidings)situatie, gezien de 50/50 regeling die ouders na de scheiding hebben afgesproken, en zijn de kinderen inmiddels wat ouder geworden.

3.15.

Tot slot brengt de vrouw naar voren dat geen aandacht is gegeven aan de kwetsbaarheid van [B ] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad zowel het belang van [A] als van [B ] voldoende belicht en is aandacht besteed aan de belangen van beide kinderen, ook in hun gezamenlijkheid, nu voorop staat dat de kinderen niet uit elkaar moeten worden gehaald.

3.16.

De man heeft inmiddels KIES-training ingezet en zal, indien nodig, hulpverlening ten behoeve van de kinderen inschakelen. Het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij één van de ouders betekent dat de kinderen opgroeien bij één van de ouders, waarbij de andere ouder voor langere tijd op afstand is. Het is voorstelbaar, zoals de raad ook aangeeft, dat er een rouwproces op gang komt, waarbij gemis en verdriet ervaren wordt. Het weerzien tijdens vakanties zal aanvankelijk plezier en genegenheid opleveren, gevolgd door afscheid nemen voor langere tijd, wat opnieuw gepaard zal gaan met gemis en verdriet. De rechtbank verwacht echter met de raad dat de kinderen uiteindelijk kunnen berusten in de huidige situatie, maar daar zal enige tijd mee gemoeid zijn. Van belang daarbij is dat aandacht wordt gegeven aan de band van de kinderen met moeder, dat moeder ook emotionele toestemming kan geven aan de kinderen dat het goed is dat zij in Nederland wonen, aan [B ] en de moeite die zij ervaart bij het uiten van haar emoties en aan [A] en de moeite die hij ervaart rond de scheiding.

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

3.17.

De raad adviseert de rechtbank voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen dat:

- de kinderen tijdens de zomervakantie vier weken bij de vrouw in Australië zijn,

- de vrouw gedurende de overige schoolvakanties van de kinderen contact met de kinderen in Nederland of Europa kan hebben,

- de kinderen de kerstvakantie het ene jaar bij de vrouw doorbrengen en het andere jaar bij de man, waarbij de raad adviseert om de kerstvakantie van 2019 in Australië door te brengen, en dat

- de kinderen minstens drie keer per week contact met de vrouw hebben middels videobellen;

Volgens de raad biedt deze regeling de kinderen de stabiliteit, continuïteit en rust bieden die zij nodig hebben. Vanuit deze stabiele situatie kunnen zij zoveel als mogelijk invulling geven aan het contact met de vrouw.

3.18.

De man en de vrouw hebben geen bezwaren tegen de geadviseerde regeling aangevoerd. Nu deze regeling in het belang van de minderjarigen moet worden geacht, zal de rechtbank conform het advies van de raad beslissen.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009, en [B ], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011, bij de man zal zijn;

4.2.

stelt inzake het recht van de minderjarige kinderen op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders als regeling vast:

- de kinderen zullen tijdens de zomervakantie vier weken bij de vrouw in Australië zijn;

- de vrouw kan gedurende de overige schoolvakanties van de kinderen contact met de kinderen in Nederland of Europa hebben;

- de kinderen brengen de kerstvakantie het ene jaar bij de vrouw in Australië door, te beginnen in 2019, en het andere jaar bij de man; en

- de kinderen hebben minstens drie keer per week contact met de vrouw middels videobellen;

4.3.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.4.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019 in tegenwoordigheid van [D] , griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733