Rechtbank Noord-Nederland 16-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1802

Datum publicatie29-04-2019
ZaaknummerC/19/126476 / JE RK 19-177
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gesloten jeugdzorg
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Bij het verzoeken om een spoedmachtiging gesloten uithuisplaatsing ging zoveel mis dat de kinderrechter op een rij zet wat wel en niet de bedoeling is. Een machtiging telefonisch verzoeken bij een piketrechter, binnen een uur nadat de per fax ingediende variant niet werd toegewezen, zonder dit te melden bij de piketrechter, valt uitdrukkelijk onder “hoe het niet moet”. En Rechtbank is er niet voor advisering aan de gemeente.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Assen

zaakgegevens : C/19/126476 / JE RK 19-177

datum uitspraak: 16 april 2019

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp in de zaak van

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze, hierna te noemen het college,

gevestigd te Gieten,

betreffende

A, geboren op .. 2004 te .., hierna te noemen A.

De kinderrechter merkt voorts als belanghebbenden aan:

V,

en

M, hierna te noemen de ouders,

beiden wonende te ….

Het verdere procesverloop

Het blijkt uit de volgende stukken:

  • het schriftelijke verzoek met bijlagen van het college van 9 april 2019;

  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 april 2019, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;

  • het aanvullend verzoek met bijlagen van het college van 10 april 2019;

  • de verklaring d.d. 8 april 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;

  • de instemmende verklaring d.d. 12 april 2019 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.

Op 16 april 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de minderjarige A, bijgestaan door mr. W.M. Bierens,

- de ouders,

- mevrouw B en mevrouw C , beiden verbonden aan de Stichting Attenta, namens het college.

Blijkens het overgelegde mandaatbesluit is de gemeente met de Stichting Attenta overeengekomen dat zij taken op het gebied van de Wmo en de Jeugdwet voor de gemeente uitvoeren.

De feiten

Bij beschikking van 10 april 2019 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken en het verzoek voor het overige aangehouden.

A verblijft bij het Poortje.

Het standpunt van verzoeker

A is een jongen van veertien jaar oud en hij is door Accare vier jaar geleden gediagnosticeerd met autisme. In de jaren daarna is duidelijk geworden dat A cognitief functioneert op zevenjarige leeftijd en emotioneel op driejarige leeftijd. A laat kenmerken zien van een hechtingsstoornis, hij heeft impulsbeheersingsproblemen en hij vertoont seksueel grensoverschrijdend gedrag.

A heeft het afgelopen jaar behandeling gehad van Accare. Deze behandeling heeft tot nu toe niet geleid tot vermindering van het gedrag. In het afgelopen half jaar is A in beeld gekomen bij de politie door vijf meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en vijf aangiften van aanranding. In maart 2019 is A gehoord door de zedenpolitie. Wanneer A gecorrigeerd wordt in zijn gedrag laat hij de afgelopen twee maanden een opbouw van verbale en fysieke agressie zien. A is dan moeilijk stuurbaar en tijdens een escalatie kan hij niet in contact treden en loopt dan weg. Op de momenten dat A wegloopt, is er geen extern geweten dat A nodig heeft om hem te sturen in zijn gedachten en handelingen. Dit zijn de momenten dat A en zijn omgeving gevaar lopen. Verder is A zeer beïnvloedbaar, waardoor A al meerdere malen is betrapt op het gebruik van drugs en alcohol.

A zat op de ZMLK school, maar de zorgvraag werd te hoog, waardoor zij hem geen onderwijs meer konden bieden. A is naar het Noaberhuis geweest voor dagbesteding en heeft hier één op één begeleiding gehad. A heeft hier geprobeerd om een begeleider te vergiftigen met wasbenzine en een groepsgenoot met een mes bedreigd. In een crisis is A bij de zeer intensieve behandelgroep van Ambiq geweest. Er zijn meerdere incidenten geweest, waarbij A gefixeerd is en uit het contact is getreden richting de begeleiding. Dit heeft gemaakt dat Ambiq de veiligheid van A, de groep en de begeleiders niet meer kon garanderen.

In het AD HOC overleg met politie, Accare, Ambiq, Yorneo, Cosis, Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, Naoberhuis, Veilig Thuis Drenthe en ambtenaar openbare orde, is het advies gegeven om A voor zijn veiligheid en de omgeving te beschermen tot er een juiste behandelsetting is gevonden die de zorg voor A op zich kan nemen.

Ter zitting is het eerste verzoek ingetrokken. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard dat er een passende vervolgplek bij Ambiq voor A is gevonden, maar dat er een wachtlijst is van maanden. Op 16 april 2019 zal er een overleg plaatsvinden, waarbij ook de hoofdbehandelaar met betrekking tot de epilepsie zal aansluiten. Daarnaast zal de politie aanschuiven in verband met de aangiftes.

Het standpunt van belanghebbenden

Het standpunt van A

Door en namens A is verklaard dat hij niet meer bij zijn ouders wil wonen. Hij is bereid om aan zichzelf te werken. A wil graag terug naar Ambiq.

Voor A zijn er momenteel niet veel alternatieven. Hij heeft het bij het Poortje ook wel naar zijn zin. Wel is het van belang dat er gekeken wordt naar mogelijke therapieën die A nodig heeft. Mr. Bierens heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte duur van vier weken.

Het standpunt van ouders

Ouders stemmen in met het verzoek. Gezien de gebeurtenissen is dit de meest veilige plek. Het gedrag van A komt niet voort uit kwade bedoelingen, maar uit onbegrip. Ouders zien A graag op een plek waar hij geholpen kan worden.

Moeder heeft voorts verklaard dat zij zich al twee jaar geleden heeft afgevraagd of de verandering in het gedrag van A ook te verklaren viel uit de epilepsie. Dat is toen voor haar gevoel van tafel geveegd door de behandelaar. Moeder vindt het dan ook opmerkelijk dat de gedragswetenschapper de link wel legt.

Ouders zien liever dat de gesloten plaatsing langer duurt en dat A een goede vervolgplek krijgt, dan dat er nu overhaaste beslissingen worden genomen. Ze schrikken er wat van dat het verzoek is ingediend voor een periode van vier weken.

De verdere beoordeling

Voordat de kinderrechter tot de inhoudelijke beoordeling overgaat, overweegt de kinderrechter als volgt.

Formeel is in deze zaak het één en ander fout gegaan.

De kinderrechter gaat niet uit van kwade wil of doelbewust verkeerd informeren, maar dat het niet goed is gegaan is wel duidelijk.

Dat komt de laatste tijd meer voor en dat maakt dat de kinderrechter enige algemene en tevens een aantal op deze zaak toegesneden opmerkingen maakt.

De huidige wet en regelgeving omtrent al dan niet spoed gesloten plaatsingen van jongeren is al jaren van kracht. Het nieuwe zou er inmiddels toch af moeten zijn. Toch krijgt de griffie van de rechtbank nog veel telefoontjes van verzoekers waarin wordt gevraagd hoe een verzoek moet worden ingediend en wat daar dan bij moet zitten. Het wordt tijd dat de gemeentes en de gecertificeerde instellingen die kennis zelf verzamelen en dat zij die kennis ook borgen op een manier dat nieuwe medewerkers die kennis ook kunnen benutten. Als gemeenten ervoor kiezen om de werkzaamheden door een stichting te laten uitvoeren, dan geldt dat ook voor die stichting en de medewerkers van die stichting. De gemeente is en blijft verantwoordelijk. De gemeente kan niet verwachten dat de rechtbank de gemeente in individuele zaken telefonisch adviseert.

Bij een gesloten plaatsing gaat het om een plaatsing die voor de jongere ingrijpend is. Die wordt feitelijk van zijn vrijheid beroofd. Dat gebeurt met de beste bedoelingen en voor het bestwil van die jongere, maar dat doet aan de ingrijpendheid niet af. Daarom stelt de wet eisen aan een dergelijk verzoek. Als de nationale wetgeving dat al niet zou doen, dan zou de verplichting om voldoende waarborgen in te bouwen rechtstreeks voortvloeien uit het EVRM.

Een van die waarborgen is dat bij een verzoek tot gesloten plaatsing een verklaring moet zijn gevoegd van een gedragswetenschapper die de jongere heeft onderzocht en die instemt met het verzoek. Bij uitzondering kan in eerste instantie worden volstaan met een verklaring van een gedragswetenschapper die de jongere niet zelf heeft onderzocht, maar die een verklaring afgeeft op grond van de stukken. Dan moet in die verklaring worden uitgelegd waarom het niet mogelijk was om de jongere te onderzoeken. Die omstandigheden moeten gelegen zijn in de omstandigheden van die jongere. Dan gaat het vaak om kinderen die zijn weggelopen of om kinderen waarvan men gemotiveerd aangeeft waarom het te verwachten is dat ze weglopen als ze horen van het verzoek.

Het komt te vaak voor dat een dergelijke verklaring ontbreekt of onvolledig is.

In het geval van A werd een verklaring overgelegd op grond van de stukken zonder dat werd uitgelegd waarom A niet gehoord kon worden. Dat hij niet gehoord kon worden lag ook niet voor de hand. Uit de stukken bleek immers dat A thuis bij zijn ouders was.

Toen de griffie de gemeente belde om erop te wijzen dat de overgelegde verklaring niet aan de eisen voldeed werd uitgelegd dat A niet onderzocht kon worden omdat er geen gedragswetenschapper beschikbaar was. Die zou drie dagen later A pas kunnen onderzoeken. Het niet kunnen vinden van een gedragswetenschapper is geen omstandigheid die maakt dat dan van het onderzoeken van de jongere kan worden afgezien.

Aan de gemeente werd de gelegenheid geboden om het verzoek met de juiste verklaring aan te vullen.

Ook een verzoek een kind gesloten te plaatsen gaat in beginsel via een behandeling ter zitting. Op die zitting worden alle belanghebbenden, waaronder het kind en de toegevoegde advocaat, gehoord en daarna wordt er beslist door de kinderrechter.

Het moet de uitzondering blijven dat het kind via een spoedverzoek al gesloten wordt geplaatst en dan later nog op een zitting wordt gehoord. Dan moet er sprake zijn van dermate spoedeisendheid dat het echt niet op een zitting kan wachten.

Toch lijkt het steeds vaker voor te komen dat per fax een schriftelijk verzoek wordt ingediend, terwijl blijkt dat er al dagen zo niet langer is vergaderd en overlegd over de casus. Dat doet dan wel de vraag rijzen of het wel zo spoedeisend is dat het niet eerst op een zitting kan worden behandeld.

In het geval van A is de gemeente al op maandag gaan bellen met de griffie met vragen over de procedure, naar aanleiding van overleg dat al gaande was. Op dinsdag kwam er alsnog een verzoek binnen.

Niet ieder verzoek waar mogelijk voldoende spoed bij is om het per fax in te dienen met het verzoek het zonder behandeling ter zitting af te doen is per definitie ook voldoende spoedeisend om het telefonisch in piket in te dienen. Dan gaat het toch om min of meer een overtreffende trap van spoedeisendheid.

Dat systeem van telefonisch uitleggen waarom een kind met zoveel spoed uit huis geplaatst moet worden, dat niet alleen niet op de zitting, maar ook niet op het schriftelijke verzoek kan worden gewacht, staat of valt ermee dat de piketrechter erop moet kunnen vertrouwen juist en volledig te worden geïnformeerd door degene die het verzoek doet. Wat echt niet moet gebeuren is, dat een verzoek dat al per fax is ingediend en niet is toegewezen vrijwel direct daarna telefonisch nogmaals wordt gedaan bij de piketrechter die de voorgeschiedenis niet kent. Als een verzoeker dat al doet, dan dient die verzoeker de piketrechter wel te vertellen dat een eerdere poging al is mislukt en waarom men meent dat er inmiddels iets dusdanig is veranderd dat toewijzen nu alsnog voor de hand ligt.

Dat is hier mis gegaan.

Ergens rond 15.30 is aan de gemeente medegedeeld dat het verzoek zoals het er lag niet kon worden toegewezen en is de gelegenheid geboden om het aan te vullen. Zo rond 16.15 is de piketrechter gebeld. Die is verteld dat er die dag contact is geweest met de rechtbank, maar dat er al een verzoek als niet toewijsbaar was beoordeeld is daarbij niet verteld. Dat er al op maandag met de rechtbank was gebeld werd ook niet verteld. De kinderrechter herhaalt dat zij best wil aannemen dat hier geen kwalijk opzet speelt, maar dit is dus echt niet de bedoeling. De gemeente en de stichting Attenta moeten zich realiseren dat deze gang van zaken maakt dat verzoeken extra kritisch kunnen worden beoordeeld.

Een betoog van deze strekking is ter zitting gedaan alvorens aan de inhoudelijke behandeling te beginnen. De gemeente en de stichting Attenta horen nu niets nieuws.

Het leek de kinderrechter goed om het ook maar aan het papier toe te vertrouwen, vooral ook omdat dit geen uniek geval is.

Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling overweegt de kinderrechter als volgt.

Bij beschikking van 10 april 2019 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Gelet op de inhoud van het verzoek alsmede de ter zitting verkregen inlichtingen ziet de kinderrechter geen aanleiding anders te overwegen en blijft bij hetgeen in de beschikking is beslist.

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de criteria en overweegt hiertoe als volgt.

Gelet op de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van A heeft de kinderrechter van de mogelijkheid tot het opstellen van een familiegroepsplan afgezien. De familie is bij de besluitvorming uitvoerig betrokken. De ouders hebben op zitting bevestigd dat zij achter het verzoek staan en dat zij geen mogelijkheid meer zien om A thuis te bieden wat hij nodig heeft. Dat zou ook ten koste gaan van hun andere kind en zou ook risico's voor derden met zich brengen, gezien de gebeurtenissen van de laatste tijd. A ziet een terugkeer naar huis op dit moment ook absoluut niet zitten.

Zowel ter zitting als uit de overgelegde stukken is gebleken dat er ernstige zorgen bestaan over het gedrag en de veiligheid van A. Hij heeft een extern geheugen nodig om hem te sturen en zijn gedrag te corrigeren. Zodra dit externe geheugen wegvalt, bijvoorbeeld omdat A zich onttrekt aan het gezag, ontstaan situaties waarbij hij seksueel grensoverschrijdend gedrag laat zien. A moet in bescherming worden genomen tegen zijn eigen risicovolle gedrag. Ook bij Ambiq kon A niet de veiligheid geboden worden die hij nodig heeft. Ondanks de goede intenties van ouders lukt het hen evenmin. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er momenteel geen passend alternatief is dan de thans geboden gesloten jeugdhulp, ook al is dat niet de meest ideale plek voor A om te verblijven. Zoals ook door de gedragswetenschapper is aangegeven is het belangrijk dat op zeer korte termijn inzicht komt in de complexe problematiek van A, waarbij ook noodzakelijk onderzoek en medicatiebeleid dient plaats te vinden. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van vier weken.

Een langere periode is niet verzocht.

Meestal ziet de kinderrechter verzoeken voor een periode van 4 weken in het kader van de spoedmachtiging en daarnaast een "gewoon" verzoek voor een periode van een aantal maanden. Hier is volstaan met het verzoek voor een periode van 4 weken.

Gezien de problematiek van A is het zeer wel mogelijk dat die periode te kort is. In dat kader is ter zitting al benadrukt dat er dan wel tijdig een nieuw verzoek gedaan moet worden, waarbij tijdig weken voor de afloop van de termijn is, waarbij dan ook weer een verklaring van een gedragswetenschapper nodig is.

Dit alles is ter zitting op 16 april 2019 besproken. Op die zitting is ook mondeling uitspraak gedaan en daarom is de beschikking gedateerd op 16 april 2019 terwijl de laatste hand aan de tekst wordt gelegd op vrijdag 26 april 2019.

Dat maakt mogelijk dat de kinderrechter vermeldt dat zojuist door de gedragswetenschapper van de stichting Attenta die ter zitting aanwezig was is gebeld met de griffie van de rechtbank met de mededeling dat nog op 16 april een gesprek met het Poortje is gevoerd, waarbij duidelijk werd dat het verblijf van A langer zou moeten duren dan vier weken.
Zij belde op 26 april 2019 met de griffie om te melden dat er een verlenging nodig is, met het verzoek om de volgende week een zitting in te plannen. Een verzoek was er nog niet.

Als door de griffie dan de boodschap wordt afgegeven dat het zo niet werkt, wordt gevraagd wat de gemeente dan moet doen.

De gemeente heeft na overleg met de kinderrechter de boodschap gekregen dat de rechtbank de gemeente geen advies geeft over wat te doen, dat de gemeente maar een verzoek moet indienen en dat de rechtbank dat verzoek zal beoordelen.

De beslissing

De kinderrechter:

verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 10 april 2019 tot uiterlijk 8 mei 2019 betreffende de minderjarige A.

Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.L. Veen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H. Bijkerk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733