Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3295

Datum publicatie24-04-2019
Zaaknummer200.253.573/01 en 200.253.574/01 en 200.253.574/02
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Geen omgang (een van) ouders; Begeleide omgang (BOR);
Jeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Jongen (2011) in 2018 uit huis geplaatst omdat voor hem tgv de heftige echtscheidingsstrijd tussen zijn ouders een onveilige thuissituatie was ontstaan. Pleeggezin doet zorgmelding bij GI over uitlatingen van hem, die zouden wijzen op seksueel misbruik door vader. Strafrechtelijk onderzoek wordt gestart. Het hof acht het in het belang van de jongen dat zolang er nog onduidelijkheid bestaat over de beschuldigingen, de begeleide omgang tussen vader en zoon van één uur per 2 weken zal blijven plaatsvinden.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.253.573/01 (omgangsregeling met de moeder), 200.253.574/01 (omgangsregeling met de vader) en 200.253.574/02 (schorsingsverzoek)

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland C/16/467789 / JL RK 18-595 en C/16/467837 / JL RK 18-600)

beschikking van 11 april 2019

inzake

[verzoekster] ,

wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. J. Kluivers te Haarlem,

en

de gecertificeerde instelling

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

gevestigd te Lelystad,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de GI.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

[de vader] ,

wonende te [A] ,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. A.L. Witteveen te Rotterdam.

Als informanten zijn aangemerkt:

[de pleegouders] ,

wonende te [B] ,

verder te noemen: de pleegouders.

1Het geding in eerste aanleg

1.1

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 8 oktober 2018, 18 december 2018 en 18 december 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 28 januari 2019;

- een aanvullend beroepschrift met productie(s), houdende wijziging van het verzoek, ingekomen op 27 maart 2019;

- het verweerschrift van de vader met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Kluivers van 14 februari 2019 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Kluivers van 28 februari 2019 met productie(s);

- een brief van de GI van 15 maart 2019 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kluivers;

- namens de GI: mevrouw [C] ;

- de vader, bijgestaan door mr. Witteveen;

- namens de raad: mevrouw [D] .

2.3

Zoals het hof ter zitting reeds aan partijen heeft medegedeeld, zal het hof ondanks de te late indiening van het aanvullende beroepschrift (met producties,) daarvan toch kennis nemen en beslissen op het gewijzigde verzoek. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat alle overgelegde producties van recente datum en kort en eenvoudig te doorgronden zijn. Er is naar het oordeel van hof geen strijd met de eisen van een goede procesorde. De mondelinge behandeling is gedurende vijftien minuten geschorst om de aanwezigen in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de producties en het gewijzigde verzoek, en zich deugdelijk voor te bereiden op een eventueel verweer daartegen.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in]
2011 (verder te noemen: [de minderjarige] ) en zijn gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] belast. [de minderjarige] had tot zijn uithuisplaatsing zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.2

Bij beschikking van 23 februari 2015 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 15 februari 2019 laatstelijk verlengd tot
23 februari 2020.

3.3

Bij beschikking van 27 maart 2018 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 27 maart 2018 voor de duur van twee weken. Bij beschikking van 15 februari 2019 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd tot uiterlijk 23 augustus 2019.

3.4

De GI heeft de rechtbank bij inleidend verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 28 september 2018, verzocht om de omgang en de belcontacten tussen de vader en [de minderjarige] per direct stop te zetten.

3.5

Bij tussenbeschikking van 8 oktober 2018 is, voor zover hier van belang, de behandeling van het verzoek van de GI aangehouden.

3.6

Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking van 18 december 2018 in de zaak met zaaknummer C/16/467837 / JL RK 18-600 is het verzoek van de GI tot het stopzetten van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] afgewezen en is een opbouw van de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] als volgt vastgesteld:

- de komende vier weken, één keer per week een begeleid belcontact;

- na deze periode een tweewekelijkse begeleide omgang met een opbouw van de duur in te vullen door de GI.

4De omvang van het geschil

4.1

De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking in de zaak met zaaknummer C/16/467837 / JL RK 18-600 (grief I, II en III) en met één grief in de zaak met zaaknummer C/16/467789 / JL RK 18-595 (grief IV). De moeder verzoekt het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking van 18 december 2018 in de zaak met zaaknummer C/16/467837 / JL RK 18-600 te schorsen;

II. de bestreden beschikkingen in beide zaken te vernietigen;

III. alsnog bij beschikking een omgangsregeling vast te stellen zoals is voorgesteld in het verzoek vaststellen omgangsregeling d.d. 27 september 2018;

Subsidiair:

IV. een deskundige te benoemen die het hof adviseert over de vraag of terugplaatsing bij de moeder mogelijk is en op welke wijze dit dient plaats te vinden.

4.2

Bij de aanvulling op het beroepschrift van 26 maart 2019 heeft de moeder haar verzoek aldus gewijzigd dat zij thans verzoekt:

I. de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking inzake de omgangsregeling met de vader te schorsen in afwachting van nadere onderzoeken inzake het vaststellen van seksueel misbruik, vaststellen van mogelijke psychotrauma bij [de minderjarige] , de oorzaken van de vegetatieve klachten en de toegenomen angstklachten bij [de minderjarige] en onderzoek naar geïndiceerde behandeling van [de minderjarige] ;

II. de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] stop wordt gezet in afwachting van de uitkomst van het onderzoek naar de vraag of sprake is geweest van seksueel misbruik en of en zo ja, in welke vorm omgang met de vader kan plaats vinden zonder dat [de minderjarige] in zijn veiligheid en ontwikkeling wordt bedreigd;

III. een nader onderzoek te gelasten door het bureau [E] inzake de waarde van de getuigenverklaringen in het zedenonderzoek voor het vaststellen van seksueel misbruik;

IV. een nader onderzoek te gelasten door het Psychotraumacentrum van het [F] te [G] dan wel de [H] te [I] dan wel een vergelijkbare instelling voor het vaststellen van de gevolgen door het seksueel misbruik bij [de minderjarige] en de geïndiceerde behandeling van [de minderjarige] ;

V. Subsidiair:

Een onderzoek te gelasten door de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) naar de vraag of seksueel misbruik heeft plaats gevonden en of [de minderjarige] daardoor psychische klachten ondervindt, welke behandeling is geïndiceerd en of [de minderjarige] door het misbruik en de gevolgen wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en of op den duur omgang met de vader kan plaats vinden en zo ja, in welke vorm.

4.3

De vader heeft verweer gevoerd en het hof verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.4

De GI heeft ter zitting verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

De zaak met zaaknummer 200.253.573/01

5.1

Namens de moeder is ter zitting het hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.253.573/01 (betreffende de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] ) ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de moeder de gronden van het hoger beroep in deze zaak niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in hoger beroep in deze zaak.
De zaak met zaaknummer 200.253.574/01

5.2

Tussen partijen is uitsluitend de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] nog in geschil.

5.3

Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat [de minderjarige] begin 2018 uit huis is geplaatst omdat voor hem als gevolg van de heftige echtscheidingsstrijd tussen zijn ouders een onveilige thuissituatie was ontstaan. Op basis van het in februari 2019 door [J] afgeronde gezinsonderzoek in de thuissituatie bij de moeder wordt op dit moment met de inzet van video interactie begeleiding toegewerkt naar een regeling waarbij [de minderjarige] in de weekenden bij de moeder zal verblijven. Het gezinsonderzoek bij de vader zal binnenkort worden opgestart.

5.4

In september 2018 heeft het pleeggezin van [de minderjarige] een zorgmelding bij de GI gedaan over uitlatingen van [de minderjarige] die zouden wijzen op seksueel misbruik door de vader. De moeder heeft vervolgens op aanwijzing van [K] en de zedenpolitie aangifte gedaan, waarna de omgang tussen de vader en [de minderjarige] door de GI is stopgezet. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] weer moet worden opgebouwd. De vader heeft op dit moment één keer per twee weken één uur omgang met [de minderjarige] onder begeleiding van de GI. De omgang heeft inmiddels drie keer op deze wijze plaatsgevonden. De (video)belcontacten tussen de vader en [de minderjarige] zijn na overleg tussen de vader, de pleegzorgwerker en de pleegmoeder stop gezet, omdat deze als te belastend voor [de minderjarige] werden beschouwd.

5.5

Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat in het strafrechtelijk onderzoek naar mogelijk seksueel misbruik van [de minderjarige] door de vader al verschillende verhoren hebben plaatsgevonden. Er heeft een studioverhoor van [de minderjarige] plaatsgevonden, dit is uitgewerkt op
16 oktober 2018. De moeder heeft op 26 maart 2019 inzage gehad in het verslag van dit verhoor en zij heeft na telefonisch overleg met onder andere [L] en [E] haar verzoeken gewijzigd. De moeder stelt zich op het standpunt dat nader onderzoek dient plaats te vinden en dat in afwachting van de uitkomsten daarvan de omgang tussen de vader en [de minderjarige] dient te worden stop gezet. De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat niet duidelijk is wanneer door de officier van justitie zal worden beslist of tot vervolging wordt overgegaan.

5.6

Het hof dient te beoordelen of er op dit moment voldoende aanleiding is om de omgang tussen de vader en [de minderjarige] opnieuw stop te zetten. Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat zolang er nog onduidelijkheid bestaat over de beschuldigingen, de begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] van één uur per twee weken zal blijven plaatsvinden. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat de gezinsvoogd ter zitting naar voren heeft gebracht dat de omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] goed verlopen en dat [de minderjarige] zelf aangeeft dat hij zijn vader graag vaker zou willen zien. Het hof acht het daarom niet in het belang van [de minderjarige] dat de omgang met zijn vader opnieuw abrupt wordt stopgezet. [de minderjarige] zou dit immers ook als een afwijzing van hemzelf kunnen zien en/of dit zou onnodig angst voor zijn vader kunnen veroorzaken waardoor eventueel verder contactherstel in de toekomst bemoeilijkt wordt. Het hof is wel van oordeel dat de veiligheid van [de minderjarige] voorop moet staan en dat de omgangsregeling daarom (intensief) begeleid moet blijven worden door de GI. Ter zitting is gebleken dat tijdens het laatste omgangsmoment de politieverhoren door de vader ter sprake zijn gebracht. Wat er ook van zij hoe dat precies is gegaan, het maakt naar het oordeel van het hof wel dat van de GI een intensievere begeleiding wordt verwacht dan tijdens dat omgangsmoment het geval is geweest. Voorkomen moet immers worden dat [de minderjarige] een link legt tussen de uitlatingen die hij heeft gedaan en het stopzetten van de omgang met zijn vader, waardoor [de minderjarige] zich bezwaard of zelfs schuldig kan gaan voelen. De afspraken die met beide ouders zijn gemaakt dat met [de minderjarige] niet wordt gesproken over de beschuldigingen van seksueel misbruik zijn niet afdoende geweest om dit te voorkomen en het vertrouwen en de privacy die de gezinsvoogd tijdens de omgang aan de vader en [de minderjarige] heeft willen gunnen zijn daarom niet langer op zijn plaats.

5.7

De gezinsvoogd heeft ter zitting naar voren gebracht dat door de GI onafhankelijk onderzoek zal worden ingezet naar de beschuldigingen van seksueel misbruik van [de minderjarige] door de vader. Het hof acht het van belang dat dit onderzoek spoedig zal worden opgestart. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat op dit moment niet uit te sluiten valt dat het gedrag waarvoor [de minderjarige] speltherapie krijgt (woedeaanvallen, moeite met het aangeven van grenzen en wensen) zijn oorsprong vindt in het ernstige loyaliteitsconflict waarin hij als gevolg van de verstoorde verstandhouding tussen zijn ouders nog altijd verkeert. In dat verband ligt het ook op de weg van de GI om goed te monitoren hoe [de minderjarige] reageert op de omgangsmomenten met de moeder, zeker nu ter zitting naar voren is gebracht dat de omgang met de moeder op korte termijn verder zal worden uitgebreid.

5.8

Voor het gelasten van andere onderzoeken ziet het hof op dit moment geen aanleiding.

5.9

Op grond van het vorenstaande zal het hof een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vaststellen op grond waarvan zij met ingang van heden één keer per twee weken één uur omgang met elkaar hebben onder begeleiding van de GI, één en ander met inachtneming van het onder 5.6 overwogene. Een verdere opbouw van de omgang is naar het oordeel van het hof niet aan de orde zolang geen duidelijkheid bestaat over de beschuldigingen van seksueel misbruik van [de minderjarige] door de vader. Het hof zal gelet hierop de bestreden beschikking deels bekrachtigen en deels vernietigen.
In de zaak met zaaknummer 200.253.574/02

5.10

Gelet op de beslissing in de hoofdzaak met zaaknummer 200.253.574/01 bestaat geen belang meer bij toewijzing van het schorsingsverzoek, zodat het hof dat verzoek zal afwijzen.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

In de zaak met zaaknummer 200.253.573/01:

verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;

In de zaak met zaaknummer 200.253.574/01:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 december 2018 in de zaak met zaaknummer C/16/467837 / JL RK 18-600 voor zover daarbij het verzoek van de GI tot het stopzetten van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] is afgewezen;

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 december 2018 in de zaak met zaaknummer C/16/467837 / JL RK 18-600 voor zover het de daarbij vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt dat [de minderjarige] met ingang van heden één keer per twee weken één uur begeleide omgang zal hebben met de vader;

verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af;

In de zaak met zaaknummer 200.253.574/02:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, G.M. van der Meer en
J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 11 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733