Gerechtshof Den Haag 09-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:846

Datum publicatie19-04-2019
Zaaknummer200.194.785/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Verdeling;
Familieprocesrecht; Onvoldoende gegevens/stukken
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheiding 2009. Partijen al 10 jaar in onverdeeldheid. Hof: proceshouding van man staat goede verdeling in de weg, nu hij stelselmatig geen/gebrekkige informatie verstrekt. Komt voor zijn rekening en risico. Sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die partiële verdeling rechtvaardigt. Hof deelt aantal boedelbestanddelen aan de vrouw toe. Het overbedelingsbedrag is zij pas verschuldigd als ook de overige goederen zijn verdeeld, aangezien haar rechten uit hoofde van de verevening en verdeling nog niet zijn vastgesteld.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.194.785/02

Zaak- rolnummer rechtbank : C/10/473157 / HA ZA 15-317

Arrest van 9 april 2019

Inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat: voorheen mr. P. van den Berg, thans mr. E. Hartog te Rotterdam,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. A. Maaskant te [plaatsnaam] .

Het verloop van het geding

De man is op 9 juni 2016 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 19 augustus 2015 (tussenvonnis) en van 16 maart 2016 (eindvonnis) van de rechtbank Rotterdam, team handel, tussen de partijen gewezen.

De zaak is ingeschreven onder zaaknummer 200.194.785/01.

De man heeft op 8 november 2016 een memorie van grieven ingediend en daarin drie grieven genomen.

De vrouw heeft op 20 december 2016 een memorie van antwoord ingediend.

De zaak is op 17 januari 2017 ambtshalve doorgehaald.

De zaak is vervolgens op 7 augustus 2018 hervat en ingeschreven met zaaknummer 200.194.785/02.

De man heeft zijn procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grieven zijn geformuleerd, gaat het hof uit van de feiten zoals deze door de rechtbank in het bestreden eindvonnis zijn vastgesteld.

Bestreden vonnissen

2. In het bestreden tussenvonnis van 19 augustus 2015 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast en iedere verdere beslissing aangehouden.

In het bestreden eindvonnis van 16 maart 2016 heeft de rechtbank in conventie en in reconventie:

4.1) de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld als in r.o. 3.3 overwogen;

4.2) de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 36.765,38 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dagtekening van dit vonnis;

4.3) het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard;

4.4) de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

4.5) het meer of anders gevorderde afgewezen.

3. De rechtbank heeft de activa en de passiva in Frankrijk (waaronder het onroerende goed [naam woning Frankrijk] en de banksaldi ten name van de man) toegedeeld aan de man en de activa en de passiva in Nederland (waaronder de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] , de banktegoeden en effecten ten name van de vrouw) toegedeeld aan de vrouw, zonder waardeverrekening, een zogenaamde blinde verdeling. Voorts volgt uit het bestreden eindvonnis dat de man en de vrouw over en weer geen aanspraak kunnen maken op een gebruiksvergoeding voor respectievelijk de woning te Frankrijk en de woning te [plaatsnaam] . Voorts heeft de rechtbank de vordering op [naam derde] en [naam derde] B.V. op nihil gesteld. Uit hoofde van de reeds tot uitkering gekomen polis bij Reaal diende de man een bedrag van € 36.765,38 aan de vrouw te betalen.

Vordering man

4. De man vordert in hoger beroep dat het dit hof moge behagen het bestreden eindvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen zoals in zijn appelschrift beschreven, kosten rechtens en uitvoerbaar bij voorraad.

Verweer vrouw

5. De vrouw voert verweer en concludeert dat het dit hof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en zonodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, het bestreden eindvonnis te bevestigen.

Enige relevante feiten

6. Partijen zijn op [in] 1974 met elkaar gehuwd in de destijds algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 23 januari 2009 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 17 februari 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij beschikking van 18 mei 2010 heeft de rechtbank Rotterdam de verdeling van de voormalige huwelijksgemeenschap vastgesteld. Het hof Den Haag heeft deze beschikking in hoger beroep vernietigd, en bij beschikking van 12 oktober 2011 partijen gelast over te gaan tot verdeling van de voormalige huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris. Het hof oordeelde daartoe dat partijen onvoldoende inlichtingen aan het hof hadden verstrekt op grond waarvan het hof conform artikel 3:185 BW de verdeling zou kunnen vaststellen. Zo was onder andere geen boedelbeschrijving verstrekt, geen inzicht verstrekt over de waarde van de activa, kon het hof niet vaststellen of de man nog aandeelhouder was van [Naam vennootschap] B.V. en kon het hof niet vaststellen wat de waarde was van het onroerend goed in Frankrijk waarin de man gerechtigd was. Partijen zijn in navolging van voornoemde beschikking van het hof van 12 oktober 2011 naar de notaris gegaan.

7. In een brief van notaris mr. N. Kloosterman, gericht aan de vrouw, geeft de notaris aan zijn werkzaamheden niet voort te kunnen zetten. De reden hiervoor is, dat op een essentieel punt tussen partijen geen overeenstemming kan worden bereikt. De notaris schrijft:

“Het kernpunt hierbij is de financiering van het onroerend goed in Frankrijk. Elke vraag, die wij hierover stelden aan de heer [de man] , werd als partijdig beoordeeld en leidde diverse malen tot de indiening zijnerzijds van klachten bij de Kamer voor het Notariaat (Kamer van Toezicht). Ook heeft hij op een gegeven moment elke vorm van communicatie onmogelijk gemaakt door het blokkeren van emailverkeer.

Helaas beschikken wij niet over effectieve middelen, die een rechter heeft, om de verdeling te bewerkstelligen.

.....

Wij hebben er inmiddels kennis van genomen, dat de heer [de man] een nieuwe procedure is gestart. Wij hopen, dat er uiteindelijk een bevredigende regeling tot stand komt. Wij wensen u veel sterkte.”

8. De man is bij inleidende dagvaarding van 19 maart. 2015 de onderhavige procedure gestart. De zaak is ingevolge artikel 678 Rv thans weer ter beoordeling aan de rechter.

Juridisch kader

9. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Deze gemeenschap is ontbonden op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, te weten 17 februari 2009. Voor de bepaling van de omvang en de samenstelling van de gemeenschap is bepalend wat op het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers aanwezig was. Voor de waardering van de activa dient in beginsel te worden uitgegaan van de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen anders met elkaar zijn overeengekomen of de redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzet. Voor de omvang van de saldi van de te verdelen bankrekeningen, beleggingsrekeningen en de schulden moet worden uitgegaan van de datum van de ontbinding van de gemeenschap, zijnde 17 februari 2009. Vast staat dat partijen al 10 jaar in een onverdeelde boedel met elkaar verkeren.

Oordeel hof

10. De man heeft in zijn appelschrift drie grieven geformuleerd. De toelichting op deze grieven is naar het oordeel van het hof niet goed volgbaar. Een goede procesorde brengt met zich mede dat de toelichting op de grieven zodanig geformuleerd dient te zijn dat zowel voor de rechter als voor de wederpartij kenbaar is waar de bezwaren zich tegen richten. Nu dit niet het geval is, komt dit voor rekening en risico van de man.

11. Het hof begrijpt de eerste grief van de man aldus dat hij van mening is dat de gelden die zijn overgeboekt naar een notaris in Frankrijk ten behoeve van de aanschaf van de woning in Frankrijk ( [naam woning Frankrijk] ) toebehoorden aan de rechtspersoon [Naam vennootschap] B.V. en derhalve niet ten laste van de huwelijksgemeenschap zijn gekomen. Dit is door de vrouw bestreden.

12. Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat geld door [Naam vennootschap] B.V. is overgeboekt naar de rekening van de notaris in Frankrijk. Het betreft dus gelden van de rechtspersoon, en derhalve niet gelden die tot de huwelijksgemeenschap behoren. Tot de huwelijksgemeenschap behoren slechts de aandelen in [Naam vennootschap] B.V.. Deze aandelen moeten tussen partijen worden verdeeld voor zover deze op de peildatum deel uitmaakten van de huwelijksgemeenschap.

13. In de tweede grief stelt de man dat de rechtbank is afgeweken van de hoofdregel waar het gaat om de peildatum van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Het hof begrijpt hieruit dat de man hiermee bedoelt de peildatum voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap. Door de vrouw is verweer gevoerd.

14. Het hof overweegt als volgt. Uit het bestreden eindvonnis volgt dat het huwelijk op 17 februari 2009 is ontbonden, waarbij tevens de huwelijksgemeenschap is ontbonden als gevolg van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Op basis van het vonnis stelt het hof vast dat de rechtbank met betrekking tot de vaststelling van de omvang en de samenstelling van de gemeenschap de peildatum 17 februari 2009 heeft genomen (p.4). De grief treft derhalve geen doel.

15. In de derde grief gaat de man, naar het hof mede bezien de toelichting begrijpt, in op de gebruiksvergoeding met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. Het hof begrijpt uit het verweer van de vrouw dat zij van mening is dat zij geen gebruiksvergoeding aan de man verschuldigd is voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning.

16. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt mede beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Wat redelijk en billijk is, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het concrete geval. Het hof dient te beoordelen of het in het onderhavige geval in strijd met de redelijkheid en billijkheid is indien het hof een gebruiksvergoeding vaststelt ten gunste van de man en ten laste van de vrouw. Gezien de feitelijke gang van zaken tussen partijen en het feit dat beide partijen over tot de ontbonden gemeenschap behorende woonruimte beschikken, acht het hof het in het onderhavige geval niet redelijk en billijk indien de vrouw op grond van artikel 3:169 BW een gebruiksvergoeding aan de man zou moeten voldoen. Het hof gaat er daarbij eveneens vanuit dat de man de lasten met betrekking tot de woning in Frankrijk voldoet en de vrouw de lasten van de woning te [plaatsnaam] voor haar rekening neemt. De grief van de man treft derhalve geen doel.

18. In de toelichting die de man geeft op de door hem geformuleerde 3 grieven schuilt een 4e grief, namelijk dat de man een geheel andere verdeling wenst dan de verdeling zoals deze door de rechtbank in het bestreden eindvonnis is vastgesteld. De man geeft in zijn toelichting een opsomming van de boedelbestanddelen die in zijn visie in de verdeling moeten worden betrokken. Het hof begrijpt hieruit dat volgens de man de navolgende goederen/schulden in de verdeling moeten worden betrokken:

Activa:

1) de koopwoning te [plaatsnaam] aan de [adres]

2) de woning te Frankrijk, [naam woning Frankrijk]

3) meerdere beleggingsrekeningen

4) auto en motorfietsen

5) banksaldi van de man

6) banksaldi van de vrouw

7) polis levensverzekering Reaal

Passiva:

8) schuld aan mw [naam partner man] , de huidige partner van de man

9) taxatiekosten.

19. De vrouw heeft in haar memorie van antwoord verweer gevoerd tegen de door de man voorgestane verdeling van de voormalige huwelijksgemeenschap.

Activa

Ad 1) de koopwoning te [plaatsnaam]

20. De woning te [plaatsnaam] is in mei 2005 gekocht. In het kader van de waardering wenst de man uit te gaan van een bedrag van € 215.000,-. Voorts volgt uit de stelling van de man dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, onder verrekening van de helft van de waarde, zijnde € 107.500,-, met hem. De vrouw is van mening dat uitgegaan moet worden van een waarde van de woning van € 195.000,-, zijnde de aankoopwaarde exclusief kosten. Ook zij wenst toedeling van de woning aan haar.

21. Beide partijen hebben nagelaten een taxatierapport met betrekking tot de bij de verdeling van deze woning in aanmerking te nemen waarde in het geding te brengen. Gezien het feit dat de waarderingen van de woning van partijen niet ver uiteenlopen, acht het hof het redelijk en billijk om het gemiddelde van beide waardes te nemen. De woning wordt derhalve aan de vrouw toegedeeld voor de somma van € 205.000,- onder verrekening van de helft van de waarde met de man, te weten een bedrag van
€ 102.500,-.

Ad 2) de woning te Frankrijk, [naam woning Frankrijk]

22. De man stelt dat hij voor 1/10e deel en zijn huidige partner mevrouw [naam partner man] (hierna: [naam partner man] ) voor 9/10e deel eigenaar van de woning te Frankrijk is. Hij voert daartoe aan dat [naam partner man] met geld uit haar eigen B.V. alsmede privégeld haar 9/10e deel heeft gefinancierd en hijzelf het 1/10e deel heeft gefinancierd. Vanwege liquiditeitskrapte van de B.V. van [naam partner man] is door [naam partner man] in de periode 11 februari 2004 tot en met 19 maart 2004 gebruik gemaakt van de kredietfaciliteit van [Naam vennootschap] B.V. voor het afrekenen van de koopsom met de notaris in Frankrijk op 25 februari 2004. Vereffening van de gelden tussen [Naam vennootschap] B.V. en (de B.V. van) [naam partner man] is geschied op 19 maart 2004. De man is van mening dat hij met de vrouw dient te verrekenen de helft van zijn 1/10e deel in de waarde van de woning, derhalve een bedrag van € 17.091,-, zijnde de helft van € 34.182,-.

23. De vrouw bestrijdt de juistheid van hetgeen de man stelt over de financiering van de woning in Frankrijk. Volgens de vrouw behoorde het bedrag van € 345.182,82 dat op 25 februari 2004 naar de notaris te Frankrijk is overgemaakt tot het vermogen van [Naam vennootschap] B.V. en heeft de man niet aangetoond dat de gelden waarmee de rekening van die B.V. in de periode van 11 februari 2004 tot en met 19 maart 2004 is gevoed betrekking hebben op verkregen leningen. Evenmin is gebleken dat de overmaking van het bedrag van € 345.182,82 is gedaan voor een ander dan de man. De vrouw stelt dan ook recht te hebben op terugbetaling van de helft van dit bedrag.

24. Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat op 25 februari 2004 een bedrag van € 345.182,00 is overgemaakt door [Naam vennootschap] B.V. naar een notaris in Frankrijk voor de aanschaf van de woning [naam woning Frankrijk] . Uit de door de man als bijlage 2 bij de memorie van grieven overgelegde bankafschriften blijkt dat op de rekening van [Naam vennootschap] B.V. in de periode 26 januari 2004 tot en met 19 maart 2004 zijn gestort de navolgende bedragen:

- € 116.000,- door [naam derde] B.V.

- € 11.000,- kasstorting

- € 9.000,- kasstorting

- € 2.200,- door [naam partner man]

- € 168.000,- door [naam derde] B.V.

€ 306.200,- totaal

25. Het hof begrijpt uit de toelichting van de man dat voornoemde bedragen op de rekening van [Naam vennootschap] B.V. zijn gestort ten behoeve van de aankoop van de woning in Frankrijk. In randnummer 11 van de memorie van antwoord bestrijdt de vrouw onder meer de financiering van het vastgoed in Frankrijk zoals door de man gesteld. In randnummer 9 van de memorie van antwoord stelt zij dat het aanzienlijke bedrag van de bankrekening van [Naam vennootschap] B.V. is overgeboekt naar de notaris in Frankrijk. Het hof begrijpt uit dit verweer dat de vrouw van mening is dat de woning te Frankrijk is gefinancierd met gelden van de B.V. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de door de man gestelde feiten en omstandigheden niet vastgesteld worden of de woning in Frankrijk direct dan wel indirect is gefinancierd door [naam partner man] . Rechtens staat vast dat de betaling heeft plaatsgevonden van [Naam vennootschap] B.V. naar de notaris maar niet staat vast met welke titel voormelde stortingen en overschrijvingen zijn gedaan naar de bankrekeningen van [Naam vennootschap] B.V.

26. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft de man gesteld dat hij voor 1/10e deel eigenaar is van het pand in Frankrijk en [naam partner man] voor 9/10e deel. In randnummer 11 van de memorie van antwoord heeft de vrouw dit bestreden. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de stellingen van de man en de door hem overgelegde stukken niet worden vastgesteld hoe de eigendomsverhouding is tussen hem en [naam partner man] . Van de man had in ieder geval verlangd mogen worden dat hij in het geding had gebracht:

1) een volledig afschrift van de notariële akte zoals de man deze destijds heeft ontvangen; alle pagina’s van deze akte dienen geparafeerd te zijn door de notaris en partijen, zoals destijds gebruikelijk was in Frankrijk. De pagina 2 die de man heeft overgelegd en waarin de aandelen in de eigendom van de verkrijgers zijn vermeld is anders dan het eerste blad niet geparafeerd door de notaris en de comparanten;

2) compromis de vente;

3) de afrekening van de notaris;

4) stand van de schuld van de man aan [Naam vennootschap] B.V.;

5) aangiften Inkomstenbelasting 2004 tot en met 2009 in verband met de gestelde schuld van de man aan [Naam vennootschap] B.V en zijn aandeel in buitenlands onroerend goed (box 3).

27. Het hof begrijpt dat de man toedeling wenst van de woning in Frankrijk dan wel zijn aandeel daarin. Het hof begrijpt uit het verweer van de vrouw dat zij daar in beginsel geen bezwaar tegen heeft, mits voor een reële prijs.

Ad 3) meerdere beleggingsrekeningen

28. De man stelt dat er meerdere beleggingsrekeningen zijn op naam van de vrouw, die op de peildatum een waarde vertegenwoordigen van € 117.734,-. Hij verwijst ter onderbouwing hiervan naar de door de vrouw in eerste aanleg als productie 9 in het geding gebrachte aangifte Inkomstenbelasting 2009. De beleggingen kunnen wat de man betreft worden toebedeeld aan de vrouw onder verrekening van de helft van de waarde.

29. De vrouw heeft in hoger beroep noch de door de man genoemde waarde noch de toedeling aan haar van de beleggingsrekeningen betwist. Gelet op de peildatum van 17 februari 2009, zal het hof derhalve de beleggingsrekeningen aan de vrouw toedelen tegen een waarde van € 117.734,-, onder verrekening van de helft van deze waarde met de man.

Ad 4) auto en motorfietsen

30. Zowel de man als de vrouw zijn van mening dat de auto en de motorfietsen reeds verdeeld zijn.

31. Nu partijen het erover eens zijn dat deze goederen reeds zijn verdeeld, kan het hof deze goederen op grond van artikel 3:185 BW niet meer in de wijze dan wel vaststelling van de verdeling betrekken.

Ad 5 + 6) banksaldi man en vrouw

32. De man stelt dat zijn bankrekeningen gemeenschappelijk zijn met zijn huidige partner, en dat het totale saldo € 39.470,58 negatief bedraagt. Met betrekking tot de banksaldi van de vrouw verwijst hij naar hetgeen hij heeft gesteld ten aanzien van de beleggingsrekeningen van de vrouw.

33. De vrouw heeft de banksaldi van de man in eerste aanleg betwist. Volgens haar is sprake van een positief saldo van € 2.998,68 en dient geen rekening te worden gehouden met een door de man aangegane lening ad € 52.700,-, nu deze lening is aangegaan voor modernisering van de woning te Frankrijk en de aanleg van het zwembad bij deze woning. Met betrekking tot haar eigen banksaldi is de vrouw van mening dat deze voor verdeling in aanmerking komen.

34. Het hof merkt op dat de banksaldi van partijen op de peildatum van 17 februari 2009 in de verdeling dienen te worden betrokken. De banksaldi van de vrouw op de peildatum herleidt het hof, zoals ook met de beleggingsrekeningen is gedaan, uit de eerdergenoemde aangifte Inkomstenbelasting 2009, en wel tot het bedrag van € 503,-. Het hof zal dit bedrag aan de vrouw toedelen onder verrekening van de helft van dit saldo met de man. Het hof beschikt niet over enige verifieerbare bescheiden waaruit de banksaldi van de man kunnen worden afgeleid. Het had op de weg van de man gelegen deze bescheiden in het geding te brengen. De man geeft aan dat hij reeds in eerste aanleg vier bankafschriften heeft overgelegd, welke allen gemeenschappelijk zijn met zijn huidige partner. Het hof heeft deze bankafschriften niet in het dossier aangetroffen, noch andere verifieerbare bescheiden waaruit de banksaldi van de man op de peildatum kunnen worden afgeleid.

Ad 7) polis levensverzekering Reaal

35. De man stelt dat de polis levensverzekering bij Reaal, waarvan de waarde per de peildatum € 96.125,16 bedroeg, reeds aan partijen is uitgekeerd conform de polisvoorwaarden met een onderlinge verdeling. Van een betaling door de man aan de vrouw, zoals door de rechtbank bepaald, kan dan ook geen sprake meer zijn.

36. De vrouw stelt dat de vereveningsopgave voor het pensioen te laat werd ingediend waardoor het pensioen niet rechtstreeks aan haar wordt uitbetaald maar geheel aan de man met de verplichting de helft door te betalen aan haar. De man weigert dit echter te doen. De vrouw merkt voorts op dat thans het door de man opgegeven kapitaal niet juist blijkt en dat haar aandeel niet € 36.265,- maar € 41.523,- dient te zijn, zodat naar zij stelt nog een bedrag van € 4.758,- moet worden nagevorderd.

37. Het hof oordeelt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat deze polis pensioenrechten betreft die onder de Wet verevening pensioenrechten vallen, en derhalve ingevolge artikel 1:94 lid 2 sub b BW niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen. Deze pensioenrechten dienen derhalve conform die wet verevend te worden. Indien de vrouw meent dat de man haar op grond van de Wet verevening pensioenrechten gelden verschuldigd is, dient zij een vordering tegen de man in te stellen.

Passiva

Ad 8) schuld aan mw [naam partner man] , de huidige partner van de man

38. De man stelt dat hij een schuld aan [naam partner man] heeft ter zake van een tweetal geldleningen met een hoofdsom van € 90.742,08 te vermeerderen met contractuele rente van 7%. De man stelt dat de grondslag voor deze schuld is dat [naam partner man] betalingen heeft verricht voor alsmede aan de vrouw ten gunste van de man, zoals het doorbetalen van de hypotheekrente en de woonlasten van de woning aan de [adres] . Door deze betalingen kon executieverkoop worden voorkomen en is deze woning met een forse winst verkocht, hetgeen ook de vrouw heeft gebaat. Ter onderbouwing van de schuld legt de man een tweetal schuldbekentenissen over, gedateerd 22 januari 2004 respectievelijk 28 april 2004. De man stelt voorts nog dat hij inmiddels door de rechtbank Rotterdam is veroordeeld tot betaling aan [naam partner man] van € 93.751,97 te vermeerderen met de contractuele rente over € 90.742,08 ingaande 27 november 2012.

39. De vrouw heeft de door de man gestelde schuld gemotiveerd betwist.

40. Het hof oordeelt als volgt. De rechter kan geen schulden verdelen aangezien een schuld geen te verdelen goed is en voor de overgang van schulden de medewerking nodig is van de crediteur. In het algemeen geldt dat elk van partijen voor de helft draagplichtig is voor de gemeenschapsschulden zoals die er zijn op de datum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap.

41. De man heeft naar het oordeel van het hof niet bewezen dat hij op de peildatum van 17 februari 2009 een schuld aan [naam partner man] had. De door hem in het geding gebrachte stukken zijn daartoe onvoldoende. Het had op de weg van de man gelegen om stukken te overleggen waaruit onder andere de geldstroom voortvloeit, zoals bankoverschrijvingen dan wel kwitanties.

Ad 9) taxatiekosten

42. De man stelt dat hij deze taxatiekosten ad € 6.200,-, welke de gemeenschap aangingen, uit eigen middelen heeft betaald. De vrouw dient volgens de man de helft aan hem te betalen, derhalve € 3.100,-. De vrouw heeft deze taxatiekosten betwist.

43. De man heeft op geen enkele wijze aangetoond welke taxatiekosten hij bedoelt te hebben betaald, laat staan dat hij heeft aangetoond dat hij met privégelden taxatiekosten heeft betaald ten behoeve van de gemeenschap. Het hof gaat derhalve aan deze kosten voorbij.

Conclusie

44. Op basis van de door partijen gestelde feiten en omstandigheden kan het hof niet de gehele huwelijksgemeenschap verdelen, aangezien met name de man onvoldoende feiten heeft gesteld om tot een eindoordeel te kunnen komen. De man heeft nog steeds, net als in de procedure bij dit hof in 2011, geen duidelijkheid verschaft met betrekking tot de aandelen in [Naam vennootschap] B.V. Op bladzijde 7 van zijn memorie van grieven stelt hij dat de aandelen die hij bezat in de besloten vennootschap tot de huwelijksgemeenschap behoorden. Het hof gaat er derhalve thans vanuit dat de aandelen in [Naam vennootschap] B.V. tot de huwelijksgemeenschap behoren. Echter, de man heeft niet aangegeven hoe die aandelen in de verdeling moeten worden betrokken en voor welke waarde. Hij heeft geen enkele waarde-indicatie met betrekking tot deze aandelen gegeven. Ook met betrekking tot de woning te Frankrijk zijn er naar het oordeel van het hof teveel onzekerheden om tot een definitief oordeel te kunnen komen. Het hof is van oordeel dat de proceshouding van de man een goede verdeling in de weg staat, nu hij stelselmatig geen dan wel gebrekkige informatie verstrekt hetgeen naar het oordeel van het hof voor zijn rekening en risico dient te komen. Het hof verwijst ook naar hetgeen de hiervoor genoemde notaris mr. Kloosterman heeft gesteld: het door de notaris opvragen van informatie met betrekking tot de financiering van de woning in Frankrijk leidde tot het indienen van klachten door de man tegen de notaris en de gevraagde informatie werd door de man niet verstrekt. Gezien deze bijzondere situatie, die met name wordt veroorzaakt door de houding van de man, kan van de vrouw in redelijkheid niet worden verlangd dat zij nog langer in onverdeeldheid moet verkeren met betrekking tot de woning te [plaatsnaam] .

45. Het is het hof voldoende duidelijk dat tot de huwelijksgemeenschap behoren:

- de woning te [plaatsnaam] , de woning te Frankrijk, de aandelen [Naam vennootschap] B.V., beleggingsrekeningen op naam van de vrouw en banksaldi van de vrouw.

46. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen is er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid zodat een partiële verdeling gerechtvaardigd is. Uit Hoge Raad 19 mei 2017 HR:2017:939 leidt het hof af, dat de rechter ter zake een vordering tot verdeling ook een gedeeltelijke verdeling kan bevelen. Het hof zal daarbij de belangen van beide partijen moeten wegen. Het hof zal de woning te [plaatsnaam] , de beleggingsrekeningen en de banksaldi op naam van de vrouw aan de vrouw toedelen, onder gehoudenheid de waarde daarvan met de man te verrekenen. Het bedrag dat de vrouw uit dien hoofde met de man moet verrekenen is zij eerst verschuldigd op het moment dat eveneens verdeeld is de woning te Frankrijk, de aandelen [Naam vennootschap] B.V., de banksaldi van de man en met inachtneming van haar aandeel in die verdeling, alsmede dat de pensioenrechten verevend zijn conform de wet. In redelijkheid kan van de vrouw niet gevergd worden dat zij een eventueel overbedelingsbedrag betaalt aan de man terwijl haar rechten uit hoofde van de verevening en verdeling nog niet zijn vastgesteld.

47. Uit het vorenstaande volgt derhalve dat aan de vrouw worden toebedeeld:

- de woning te [plaatsnaam] aan de [adres] voor een bedrag van € 205.000,-

- de beleggingsrekeningen ten name van de vrouw voor een bedrag van € 117.734,-

- de banksaldi ten name van de vrouw voor een bedrag van € 503,-,

48. De overige boedelbestanddelen kan het hof niet verdelen wegens gebrek aan informatie.

Proceskosten

49. In het vorenstaande ziet het hof aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:

vernietigt het bestreden eindvonnis van 16 maart 2016 en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

deelt aan de vrouw toe:

- de woning te [plaatsnaam] aan de [adres] voor een bedrag van € 205.000,-

- de beleggingsrekeningen ten name van de vrouw voor een bedrag van € 117.734,-

- de banksaldi ten name van de vrouw voor een bedrag van € 503,-,

onder gehoudenheid de waarde daarvan met de man te verrekenen.

Het bedrag dat de vrouw uit dien hoofde met de man moet verrekenen is zij eerst verschuldigd op het moment dat eveneens verdeeld is de woning te Frankrijk, de aandelen [Naam vennootschap] B.V., de banksaldi van de man en de pensioenrechten verevend zijn conform de wet;

veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 4.209,- en aldus gespecificeerd:

- € 314,- griffierecht, en

- € 3.895,- salaris advocaat,

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en F. Ibili en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733