Rechtbank Limburg 01-09-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:8551

Datum publicatie19-04-2019
ZaaknummerC/03/232867 / FA RK 17-908
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsMaastricht
Formele relatiesTussenuitspraak: ECLI:NL:RBLIM:2017:12938; Einduitspraak: ECLI:NL:RBLIM:2019:3671
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Begeleide omgang (BOR)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vervolg ECLI:NL:RBLIM:2017:12938. BOR gelast zodat zonen weer contact met vader krijgen en uit hun 'klemsituatie' komen. Daarbij mag vd ouders worden verwacht dat zij tot uitgangspunt nemen dat de beweerde relatie van vader en het buurmeisje heeft bestaan maar niet langer meer bestaat.
Van vader wordt verwacht dat hij niet langer ontkent wat er aan hand was en dat hij zich onder begeleiding vd professionals en met steun van moeder terdege voorbereidt op de eerste omgangscontacten met zijn zonen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Familie en jeugd

Datum uitspraak: 1 september 2017

Zaaknummer: C/03/232867 / FA RK 17-908

De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:

[verzoekster],

verzoekster, verder te noemen: de moeder of de vrouw,

wonende te [woonplaats],

advocaat mr. M. van Riet,

tegen:

[verweerder],

wederpartij, verder te noemen: de vader of de man,

wonende te [woonplaats],

advocaat mr. S. Mestrini.

De rechtbank volhardt bij de eerdere in deze zaak op 4 april 2017 gegeven beschikking.

1Het verdere verloop van de procedure

De Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht, verder te noemen: de raad, heeft op 21 juni 2017 een rapport uitgebracht. Op verzoek van de moeder en met instemming van de vader is de oudste zoon van partijen, [minderjarige 1], geboren op [2006], op 22 augustus 2017 door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier gehoord. Tijdens de zitting van 23 augustus 2017 heeft de kinderrechter de verklaring van [minderjarige 1] in grote lijnen verteld en hebben partijen en de raad daarop kunnen reageren. Tijdens die behandeling zijn partijen met hun voornoemde advocaten en een vertegenwoordiger van raad aanwezig geweest. De uitspraak is bepaald op vandaag.

2De standpunten van de raad, partijen en het gesprek met [minderjarige 1]

De raad adviseert een begeleide omgangsregeling door de professionals van Axnaga (verder te noemen: BOR) gedurende 6 maanden met frequente contacten tussen vader en de kinderen en de behandeling van deze zaak 8 maanden aan te houden. Die BOR is noodzakelijk omdat het huidige negatieve vaderbeeld moet worden omgebogen en dat lukt de ouders niet op eigen kracht. Anders komen de kinderen nog meer klem te zitten tussen hun ouders en dat zal zichtbaar worden in hun gedrag en/of sociaal-emotionele ontwikkeling. Het contact tussen de vader en zijn kinderen dient onder professionele begeleiding te worden hersteld. Zonder de BOR heeft de vader geen kans om het negatieve vaderbeeld zelf bij zijn kinderen om te buigen. Mogelijk kunnen de professionals de ouders behulpzaam zijn bij het herstellen van hun voor de kinderen noodzakelijke onderlinge vertrouwen en benodigde samenwerking. Zo niet, dan dienen de ouders zich daartoe tot de woongemeente van de kinderen te wenden om hulpverlening in de vorm van ouderschapsreorganisatie op de rails te zetten.

Na de BOR acht de raad het reeds nu noodzakelijk om aanvullend onderzoek te doen en aanvullend te adviseren en te rapporteren alvorens de rechtbank beslist.

Tijdens de zitting heeft de raad ook naar voren gebracht dat de huidige situatie voor de kinderen ongezond is. Van alle commotie rondom hun vader krijgen zij het nodige mee en zonder contact met hun vader te hebben, krijgen zij niet de gelegenheid om het negatieve vaderbeeld opzij te schuiven. De vader moet de juiste keuzes voor zijn kinderen maken en daarbij had hij beter het contact met [betrokkene] en haar familie volledig dienen te verbreken.

De vader kan zich vinden in het advies en kan niet wachten om zijn kinderen weer te kunnen zien. Hij heeft de nieuwe beschuldigingen aan zijn adres in relatie tot [betrokkene] categorisch van de hand gewezen en ook andere bezwaren van de moeder tegen het herstellen van het contact met zijn zonen gemotiveerd bestreden. Hij vindt het hartverscheurend dat hij zijn kinderen al langere tijd niet meer ziet. Hij wil in staat worden gesteld om het negatieve beeld dat zijn kinderen van hem hebben zelf te kunnen doorbreken. Daarbij tekent de vader aan dat hij zich zorgen maakt over de invloed die de moeder op de kinderen heeft.

De moeder heeft weliswaar tegenover de raad kenbaar gemaakt in te stemmen met het advies en mee te werken aan de BOR maar dat geldt, zo heeft zij op de zitting toegelicht, onder de voorwaarde dat de vader toegeeft dat hij een verhouding met [betrokkene] heeft gehad en dat die relatie er nog steeds is. De moeder heeft dat mede aan de hand van de brieven van 5 juli en 14 augustus 2017 van haar advocaat toegelicht en onderbouwd. Met andere woorden volgens de moeder moet de vader stoppen met het vertellen van leugens. Zonder dat daaraan wordt voldaan, heeft de moeder geen vertrouwen in de vader. De raad is tekortgeschoten in het onderzoek door daar niet ook [betrokkene] en haar ouders bij te betrekken. De moeder betrekt bij haar visie de in haar ogen heftige reacties van haar kinderen ten opzichte van hun vader en hun onvrede over hun gevoel dat hun vader liever tijd met [betrokkene] en haar gezin dan met hen doorbracht. De moeder concludeert dat de BOR geen kans van slagen heeft als de vader zijn houding in dezen, zoals door haar is toegelicht, weigert te veranderen. Met die kanttekeningen weigert de moeder haar medewerking aan de BOR.

[minderjarige 1] heeft verteld dat hij wilde dat zijn ouders nog bij elkaar waren. Zijn moeder heeft hem verteld dat zijn ouders uit elkaar gingen omdat zijn vader een relatie met een minderjarige had. Zelf wist hij toen niet of dat waar was. Later heeft hij bij zijn vader liefdesbrieven gevonden en sindsdien weet hij dat het waar is wat zijn moeder heeft verteld. Zijn vader heeft die relatie ontkend maar volgens [minderjarige 1] is dat gelogen. Hij vertelt dat hij heel verdrietig is over het gedrag van zijn vader. Hij wil zich liever blij voelen maar dan moet zijn vader geen relatie meer met [betrokkene] hebben en hulp gaan zoeken. Dan wil [minderjarige 1] zijn vader nog een kans geven. [minderjarige 1] zou willen dat het tussen hem en zijn vader weer werd als vroeger toen hij een nog betere band met zijn vader had dan zijn broertje.

3De beoordeling

Het draait in deze zaak in de kern om het welzijn van de beide kinderen. Deze kinderen, die tot voor kort een uitstekend en waardevol (onder meer voor hun ontwikkeling) contact met hun vader hadden, zijn ongewild betrokken geraakt in een strijd tussen de ouders over de vraag of de vader een relatie met de minderjarige [betrokkene] heeft of heeft gehad. Het beeld dat over die relatie en daarmee over de vader bij de moeder bestaat, vormt een splijtzwam tussen beiden als ouders van de kinderen. Dit heeft bij de kinderen, die met name loyaal zijn aan hun moeder bij wie zij het hoofdverblijf hebben, geleid tot een verwijdering van hun vader. Voor de kinderen is het volstrekt ongewenst en niet te begrijpen dat hun vader een relatie met een meisje van enkele jaren ouder dan zij zelf zijn zou hebben (gehad) en ook dat hun vader daarover zou liegen én meer tijd met haar dan met hen zou hebben doorgebracht of zou doorbrengen. Nog daargelaten dat de kinderen over het gedrag van hun vader door hun omgeving kunnen worden aangesproken hetgeen hen in grote verlegenheid kan brengen, waardoor hun loyaliteit naar hun vader verder kan worden geschaad.

Die problematiek heeft er in geresulteerd dat de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanaf medio januari 2017 geen contact meer met hun vader hebben gehad. Om dat contact weer te herstellen is de inzet van een BOR, zoals de raad heeft geadviseerd, nodig en noodzakelijk. Daarop dingen partijen ook niets af. Daartoe is met name ook nodig dat de moeder meewerkt aan de BOR en deze blijft ondersteunen; dat wil zeggen dat zij in staat is om de kinderen toestemming te geven en te stimuleren om dat contact met hun vader weer aan te gaan en van dat contact te genieten.

Gelet op hetgeen in deze procedure van de zijde van moeder naar voren is gebracht, is van de moeder die positieve medewerking aan de BOR niet te verwachten zolang zij vasthoudt aan haar voorwaarden en haar beeld van het bestaan van de relatie tussen de vader en (de thans 15- jarige) [betrokkene].

De rechtbank voelt zich dan ook geroepen om een oordeel te geven over de vraag of de relatie tussen vader en [betrokkene] heeft bestaan en nog bestaat. Daartoe dient de rechtbank aandacht te besteden aan hetgeen daarover in het debat op de zittingen mede aan de hand van de overgelegde stukken naar voren is gebracht.

Op de eerste zitting heeft de vader niet ontkend dat hij tussen januari 2017 en de 1e zitting op 20 maart 2017 het bestaan hebben van een affectieve relatie met [betrokkene] in een viergesprek van partijen met hun respectieve advocaten niet langer heeft ontkend. Voor die relatie is ook belangrijke steun te vinden in de liefdesbrieven van [betrokkene] aan de man (van vóór januari 2017, die de man heeft bewaard en door zijn zonen zijn gevonden in zijn woning) waarin onder meer is te lezen dat zij van hem houdt, gek op hem is, geniet van iedere dag dat zij samen zijn en dat ze daarom ook een gezellig weekendje naar [plaats 1] gaan en dat ze in korte tijd al zo veel leuke en lieve momenten hebben meegemaakt waarvan er nog veel zullen komen en uiteindelijk ook met de buitenwereld zodat iedereen kan zien hoeveel ze van elkaar houden. Daar komt bij dat de man met die brieven geconfronteerd niet heeft aangegeven dat hetgeen [betrokkene] in die brieven schrijft onjuist is en evenmin afstand heeft genomen van hetgeen [betrokkene] over hun liefdesrelatie heeft uitgedrukt namelijk dat deze wederzijds was en dat zij daarom van iedere dag samenzijn genieten en daarom ook samen een weekendje naar [plaats 1] zullen gaan.

De rechtbank ziet als onvoldoende betwisting de opmerking van de man dat het “oude briefjes” zijn en dat “het weekend [plaats 1] er niet van is gekomen” en dat het idee was om met het hele gezin van [betrokkene] naar die stad toe te gaan. Het laat namelijk onverlet dat de affectieve relatie tussen beiden heeft bestaan. Dat de briefjes van [betrokkene] hem op enig moment zorgen begonnen te baren, ziet de rechtbank evenmin als een gemotiveerde betwisting van de bedoelde affectieve relatie tussen de man en [betrokkene]. De man heeft die opmerking geen handen en voeten gegeven hetgeen in het licht van hetgeen hierboven over die relatie is overwogen wel op zijn weg heeft gelegen.

De conclusie van de rechtbank is dat voldoende aannemelijk is geworden dat tussen de minderjarige [betrokkene] en de man een affectieve relatie heeft bestaan in de periode vóór maart 2017 waarvan in ieder geval ook de man zich bewust moet zijn geweest dat die relatie niet publiekelijk bekend moest raken. Niet voor niets spreekt [betrokkene] zich (onweersproken door de man) in die zin ook uit in de bedoelde brieven. Steun daarvoor is ook te vinden in het door de man op een geheime plek (in een niet voor anderen bestemd doosje) bewaren van de bedoelde brieven.

Vervolgens ziet de rechtbank onder ogen of de relatie tussen [betrokkene] en de man thans nog steeds bestaat omdat de man dat categorisch heeft ontkend.

Hetgeen de vrouw daartoe heeft aangevoerd tijdens de beide zittingen is door de man gemotiveerd weersproken. De vrouw heeft die weerlegging ook niet een andere kleuring kunnen geven. Dat betekent onder meer dat niet kan worden aangenomen dat de man met [betrokkene] in mei 2017 naar [plaats 2] is geweest. Dat de broer (politieman) van de man het contact met hem vanwege de relatie met een minderjarige heeft verbroken, is door de man betwist. Verder heeft de vrouw niet het bewijs dat die broer zou hebben van het bestaan van die relatie in de procedure aan de rechtbank voorgelegd, zodat dat bewijs niet op waarde kan worden gewogen. Dat derden de man en [betrokkene] hand in hand zouden hebben gezien of weten dat zij recent samen drie weken op vakantie zijn geweest, is evenmin in deze procedure komen vast te staan: meer dat de enkele stelling dat dat zo is, is niet naar voren gebracht. Dat de man op een missverkiezing waaraan [betrokkene] meedeed op 26 maart 2017 is geweest, hetgeen is erkend, maakt niet dat dat enkele feit betekent dat de man nog steeds een relatie met [betrokkene] zou hebben.

De conclusie die de rechtbank op grond van hetgeen is overwogen, trekt is dat niet aannemelijk is geworden dat de relatie tussen de man en [betrokkene] vanaf maart 2017 nog heeft bestaan of bestaat.

Op dit punt aangekomen, is van belang dat de man onomwonden heeft verklaard dat hij weliswaar nog contact heeft met zijn beste vriend en zijn gezin, waaronder de dochter [betrokkene], maar dat hij geen affectieve relatie meer heeft met [betrokkene] en dat hij ervoor zorgt (ter voorkoming van misverstanden of verkeerde beeldvorming: zo begrijpt de rechtbank) niet meer alleen met [betrokkene] te verkeren.

Met hetgeen hiervoor is overwogen en vastgesteld, zijn er in het licht van het advies van de raad en de standpunten van de ouders voldoende aanknopingspunten om de BOR te gelasten. Daarbij mag van de ouders worden verwacht dat zij voor het samen oppakken van hun ouderlijke taken en daarbij behorende samenwerking in de gezamenlijke gesprekken onder leiding van de professionals tot uitgangspunt nemen dat enerzijds de bedoelde relatie van vader en [betrokkene] heeft bestaan maar anderzijds niet langer meer bestaat.

De rechtbank vertrouwt erop dat de moeder een en ander tot uitgangspunt neemt bij het starten en laten slagen van de BOR omdat zij zich in die zin ook op de laatste zitting naar de rechtbank toe heeft uitgelaten.

Van de vader wordt eveneens verwacht dat hij niet langer ontkent hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld en dat hij zich onder begeleiding van de professionals (en met steun van de moeder waar nodig ook tijdens de eerste omgangscontacten) terdege voorbereidt op de eerste omgangscontacten met zijn zonen.

Die BOR is er tegelijk op gericht dat de kinderen uit de ontstane klemsituatie tussen hun ouders geraken. Indien de professionals van Axnaga de ouders niet of niet voldoende kunnen helpen bij het herstellen van hun gezamenlijke ouderlijke rol en taken vertrouwt de rechtbank erop dat Axnaga de ouders helpt om zo spoedig mogelijk via de gemeente de juiste hulpverlening te krijgen.

In afwachting van de eindrapportage van de BOR-professionals en het nader onderzoek en rapport met advies van de raad wordt iedere beslissing thans aangehouden.

Naar aanleiding van die rapporten krijgen partijen in het familiejournaal te zijner tijd 2 weken de tijd om bij akte te reageren op die stukken en daarbij kunnen zij ook aangeven of en waarom zij het eventueel noodzakelijk vinden dat een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvindt.

4Beslissing

De rechtbank:

4.1.

bepaalt dat de zorgregeling tussen de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] [naam] en hun vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van Axnaga/Axiehuis (BOR-regeling), waarbij de professional de regie over de voorlopige zorgregeling heeft en onder meer de frequentie en duur van de omgangscontacten bepaald;

4.2.

verzoekt de raad voor de kinderbescherming uiterlijk 8 maanden na deze beschikking de rapportage van Axnaga/Axiehuis bij de rechtbank in te dienen;

4.3.

draagt de raad op, indien hij naar aanleiding van de BOR-rapportage een nader onderzoek noodzakelijk acht naar de antwoorden op de voorliggende vragen, dat onderzoek aansluitend aan de BOR te doen en daarover nader rapport en advies uit te brengen aan de rechtbank uiterlijk 8 maanden na deze beschikking;

4.4.

stelt partijen na het nader rapport en advies van de raad, althans na de eindrapportage van de BOR, via het familiejournaal in de gelegenheid binnen 2 weken schriftelijk te reageren en daarbij gemotiveerd aan te geven of een nieuwe mondelinge behandeling noodzakelijk is;

4.5.

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.6.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. Veldman, griffier op 1 september 2017.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733