Gerechtshof Den Haag 02-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:838

Datum publicatie18-04-2019
Zaaknummer200.247.439/01
ProcedureHoger beroep kort geding
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Kinderen; Geen omgang (een van) ouders
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kort geding. Straat- en contactverbod jegens minderjarig kind met dwangsom. Hof bekrachtigt het vonnis, daarbij opmerkende dat op dit moment ten aanzien van de vader ook sprake is van ontzegging omgang.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.247.439/01

Zaak-/ rolnummer rechtbank : C/09/557933/ KG ZA 18-827

Arrest van 2 april 2019

Inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. E.R. Schenkhuizen te Zoetermeer,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M.J. Hoogendoorn te Utrecht.

Het verloop van het geding

De man is op 25 september 2018 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 3 september 2018 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen (verder: het bestreden vonnis).

Bij memorie van grieven van 20 november 2018 heeft de man 3 grieven geformuleerd tegen het bestreden vonnis.

Bij memorie van antwoord van 18 december 2018 heeft de vrouw verweer gevoerd tegen de grieven.

De vrouw heeft haar procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

Bestreden vonnis

1. De voorzieningenrechter heeft als volgt beslist:

5.1.

verbiedt de man, gedurende de periode van één jaar na betekening van dit vonnis, om in persoon, per brief, per poststuk, per e-mail of ander elektronisch medium, of op welke wijze dan ook, in contact te treden met de vrouw en/of de minderjarige;

5.2.

verbiedt de man, voor de periode van één jaar na betekening van dit vonnis, om zich op te houden binnen een straal van 50 meter rondom de vestigingen van basisschool [naam] te [adres] ;

5.3.

bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag of dagdeel dat hij één van deze verboden overtreedt, zulks tot een maximum van € 10.000,-;

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Vordering appellant

2. De man vordert dat het dit hof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen op de in de memorie van grieven gemelde gronden en geformuleerde grieven met toelichting, en opnieuw rechtdoende in beroep:

- primair: de vorderingen van de vrouw af te wijzen,

- subsidiair: de reikwijdte van een eventueel op te leggen contact- en gebiedsverbod te beperken en in elk geval niet langer te laten duren dan tot uiterlijk april 2019,

- met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van beide instanties, salaris van de advocaat daaronder begrepen.

Kern van het geschil

3. In geschil is het contact- en gebiedsverbod tussen de man enerzijds en de vrouw en het uit de relatie van de man en de vrouw geboren thans nog minderjarige kind [naam] , geboren op [in] 2006, anderzijds. Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 3 april 2018 is de vrouw alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige en is de man de omgang met de minderjarige ontzegd.

Grieven

4. Gezien de onderlinge samenhang bespreekt het hof de grieven gezamenlijk.

5. De man is het niet eens met de beslissing van de voorzieningenrechter: a) dat hij geen contact mag hebben met zijn minderjarige dochter, b) dat een gebiedsverbod is opgelegd, c) dat een dwangsom is opgelegd indien hij zich niet houdt aan de beslissing van de voorzieningenrechter, d) de duur van de geldigheid van het opgelegde contact- en gebiedsverbod (tot september 2019).

6. In zijn toelichting op zijn grieven heeft hij onder meer het navolgende naar voren gebracht. De man heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het leven van de minderjarige. Een ontzegging van omgang betekent volgens de man niet dat hij op geen enkele wijze contact mag hebben met zijn dochter. De man betwist en ontkent dat er een grond bestaat voor een contactverbod. De man wil zijn dochter niet ontvoeren. Zijn dochter en de vrouw behoeven geen geweld te vrezen. Dat hij op 19 juni 2018 de vrouw en zijn dochter op straat is tegengekomen en hen heeft aangesproken was niet om hen bang te maken. Hij heeft de vrouw en zijn dochter niet bedreigd. Er is geen grond om een contact- of gebiedsverbod op te leggen. Het opgelegde contact- en gebiedsverbod voor de duur van een jaar na de betekening van het vonnis impliceert een verlenging van de ontzegging op omgang.

7. Door de vrouw is verweer gevoerd. De familiekamer van de rechtbank heeft de man de omgang ontzegd op grond van artikel 1:377a lid 3 BW. Er was meer dan één grond aanwezig om de omgang te ontzeggen. Uit de confrontatie van 19 juni 2018 volgt dat omgang of zelfs maar contact met de man niet in het belang is van de minderjarige. De confrontatie die op 19 juni 2018 heeft plaatsgevonden staat niet op zichzelf. Op 19 juni 2018 heeft de man de vrouw en de minderjarige bij school opgewacht. De man is met zijn telefoon filmend en al schreeuwend achter de vrouw en de minderjarige aangelopen. De minderjarige is in een auto van een omstander weten te ontkomen. De man is brullend achter de vrouw blijven aanlopen. De man heeft het filmpje op facebook gezet.

8. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen en neemt die over. De bodemrechter heeft de man de omgang met de minderjarige ontzegd en daarbij overwogen dat een ontzegging blijkens vaste jurisprudentie een in tijd beperkt karakter heeft en dat in ieder geval na een periode van een jaar, of als de omstandigheden wijzigingen ook eerder, een nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling kan worden ingediend. Uit de desbetreffende beschikking volgt dat de minderjarige niet openstaat voor omgang met de man. Voorts geeft de rechtbank de man het advies om een agressietraining te volgen, zodat er wellicht weer omgang kan plaatsvinden. Hetgeen gebeurd is op 19 juni 2018 hebben de minderjarige en de vrouw als bedreigend ervaren. De man heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende zelfinzicht getoond. Hij zou er verstandig aan doen om de adviezen van de rechtbank op te volgen en thans voorlopig afstand te houden tot de vrouw en de minderjarige, zodat in rust aan een nieuwe toekomst kan worden gewerkt. Gezien hetgeen heeft plaatsgevonden op 19 juni 2018, mede bezien in het licht van het ontzeggen van de omgang door de bodemrechter, acht het hof de door de voorzieningenrechter getroffen maatregelen passend. Ook de termijn van een jaar na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter acht het hof passend. Bovendien betreft het een ordemaatregel die zijn kracht verliest indien in een bodemprocedure anders zou worden beslist. De grieven van de man treffen derhalve geen doel.

Proceskosten

9. Gezien de houding van de man acht het hof het passend om hem in de kosten van de procedure in hoger beroep te veroordelen.

Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van 3 september 2018 van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen;

veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 1.212,- en aldus gespecificeerd:

- € 318,- griffierecht, en

- € 894,- salaris advocaat;

Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, F. Ibili en A.C. Olland is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733