Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1691

Datum publicatie08-04-2019
Zaaknummer200.241.381
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Hoger beroep; Proceskosten; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw gaat in hoger beroep nadat de rechtbank op gemeenschappelijk verzoek de echtscheiding heeft uitgesproken en heeft bepaald dat het convenant wordt aangehecht aan de beschikking. Hof verklaart haar niet-ontvankelijk in dit beroep. Hoger beroep is namelijk niet gegeven om een partij van wie het verzoek is toegewezen de gelegenheid te geven die beslissing ongedaan te maken 1. Zij heeft immers al gekregen wat zij had verzocht.
Proceskostenveroordeling.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.241.379 & 200.241.381

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie [geboorteplaats] , 457065)

beschikking van 21 februari 2019

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: voorheen mr. K.L. Sett te Vleuten, thans mr. A.P. van Stralen te [geboorteplaats] ,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: voorheen mr. K.L. Sett te Vleuten, thans mr. M.E.M. Beijersbergen te Den Haag.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 28 maart 2018 (hierna: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 juni 2018;

- een fax van mr. Sett ingekomen op 28 juni 2018;

- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;

- de e-mail van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 30 oktober 2018;

- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 14 februari 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is ieder van partijen bijgestaan door een tolk.

3De feiten

3.1

Partijen zijn met elkaar gehuwd op [trouwdatum] 2011 te [locatie] , [land] . De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Chinese nationaliteit.

3.2

Uit het huwelijk van partijen is op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] hun zoon [naam zoon] geboren, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

4De omvang van het geschil

4.1

Het geschil ziet op het door partijen op [datum] 2017 getekende echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan, specifiek op de volgende nevenvoorzieningen: hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kosten van verzorging en opvoeding van hun kind en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

4.2

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het aangehechte echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking.

4.3

In voormeld echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan hebben partijen – voor zover hier van belang – de navolgende afspraken vastgelegd:

“Artikel 1 De procedure

1.1.

Partijen zullen zich ervoor inspannen de procedure op korte termijn aanhangig te maken door het indienen van een gemeenschappelijk verzoek.

HET KIND

Artikel 2 Ouderschapsplan aangaande het minderjarige kind, geboren uit het huwelijk tussen partijen

2.2.

Partijen zijn van mening dat het in het belang van het kind is dat na de echtscheiding het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand blijft.

2.3.

Het kind zal bij de man woonachtig zijn en zal de man zorgdragen voor de kosten van de opvoeding van het kind. Ten behoeve van de vrouw komt de navolgende omgangsregeling met het kind partijen wenselijk voor:

- - één dag per week heeft de vrouw het recht met het kind om te gaan;

- - voorts heeft de vrouw het recht het kind in de (zomer)vakantie gedurende een aaneengesloten periode van 2 weken bij zich te hebben. Partijen zullen hierover tijdig overleg plegen, in ieder geval voor 1 april van het desbetreffende jaar. Gedurende de tijd dat het kind bij de vader/man verblijft is hij verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg en gedurende de tijd dat het kind bij de moeder/vrouw verblijft is zij daarvoor verantwoordelijk;

2.5.

Partijen betalen over en weer geen kinderalimentatie.

2.6.

De met betrekking tot het kind te verkrijgen kinderbijslag zal toekomen aan de man. Partijen zullen ter zake hiervan opgave aan de SVB doen.

ALIMENTATIE

Artikel 3 Nihilbeding

DE BOEDELVERDELING

Artikel 4 Verdeling van de echtelijke woning

4.1.

Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de woning aan [straatnaam]

te [woonplaats] . De man heeft deze onroerende zaak samen met [verweerder] , ieder voor

de onverdeelde helft, in eigendom verkregen door inschrijving op [datum] 2006 in de kadastrale registers van de notariële akte, die op [datum] 2006 is verleden voor notaris mr. Anne Jacobus Blokhuis ter standplaats [plaats] . Vervolgens heeft de man deze onroerende zaak middels de op [datum] 2014 voor notaris mr. Anne Jacobus Blokhuis ter standplaats [plaats] verleden notariële akte volledig in eigendom verkregen.

4.2

Op de in 4.1. genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van een hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam. De akte van geldlening met hypotheekstelling ter grootte van € 250.000,00 is op [datum] 2006 verleden voor notaris mr. Anne Jacobus Blokhuis ter standplaats [plaats] ter standplaats Utrecht.

4.3.

De in 4.1. genoemde woning alsmede de verplichtingen uit de in 4.2. genoemde hypothecaire leningovereenkomst tot financiering van de aankoop van deze woning worden aan de man toebedeeld. Dit geschiedt op de voorwaarde dat de hypothecaire lening aan hem wordt toegescheiden en de bank de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder.

4.4.

De kosten verbonden aan de levering en tenaamstelling van deze woning alsmede de kosten verbonden aan het ontslag uit hoofdelijk als bedoeld in lid 3 zijn voor gezamenlijke rekening van partijen.

4.5.

Door ondertekening van deze overeenkomst machtigt de man/vrouw onherroepelijk de vrouw/man om namens hem/haar al hetgene te doen dat in verband met de toedeling nuttig, nodig of wenselijk is, waaronder met name begrepen het ondertekenen van akten en/of stukken.

Artikel 5 De onderneming “ [bedrijf] ”

5.1.

De man drijft sedert [datum] samen met [verweerder] onder de “ [bedrijf] ” de onderneming onder de handelsnamen “ [bedrijf] ” en “ [bedrijf] ” gevestigd aan de [straatnaam] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

5.2.

De tot deze onderneming aan de man toebehorende activa en passiva worden toebedeeld aan de man.

Artikel 6 Overige tot de huwelijksgemeenschap behorende activa en passiva

6.1.

Aan ieder der partijen worden toegedeeld de bij ieder van hen in bezit en gebruik zijnde kleren, lijfsgoederen en sieraden, zonder dat dat tot enige verrekening van de waarde leidt.

6.2.

De aan partijen in mede-eigendom toebehorende (inboedel)goederen, waarvan partijen geen nadere omschrijving verlangen, hebben partijen inmiddels in onderling overleg verdeeld.

6.3.

Partijen zullen geen aanspraak maken op de pensioenrechten van de andere partij.

6.4.

Partijen zullen over en weer geen aanspraak maken op verdeling van eventuele teruggaven van belastingen/premies, waartoe de andere partij gerechtigd zal zijn.

6.5.

Alle overige vorderingen van derden/instanties, welke vorderingen ontstaan zijn tijdens en/of betrekking hebben op de huwelijkse periode, worden gedragen door die partij die deze vorderingen is aangegaan/heeft veroorzaakt.

6.6.

Alle baten en lasten opgekomen nadat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de gemeente Den Haag worden toegedeeld aan c.q. komen voor rekening van degene die ze betreffen.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Vrijwaring en finale kwijting

7.1.

Partijen vrijwaren elkaar over en weer, indien de ene partij wordt aangesproken tot voldoening van een schuld, welke ingevolge deze overeenkomst ten laste van de andere partij komt.

7.2.

Partijen verklaren ter zake van de verdeling na uitvoering van bovenstaande niets meer van elkaar te vorderen te hebben en verlenen elkaar over en weer te dier zake finale kwijting.

Artikel 8 Toepasselijk recht

8.1.

Partijen wensen toepassing van het Nederlands recht op het huwelijksvermogensregime van partijen.

Artikel 9 Ontbinding

9.1.

Partijen doen afstand van hun recht om ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 BW ontbinding van deze overeenkomst te vorderen.

…”

4.4

De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. De grieven zien tezamen in algemene zin op de beslissing van de rechtbank, de bepaling dat het echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan deel uitmaakt van de bestreden beschikking, meer specifiek ziet de eerste grief op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de tweede grief op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de derde grief op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind.

4.5

De vrouw verzoekt dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw recht doende:

I. zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw zal zijn;

II. een nieuwe zorgregeling zal vaststellen, waarbij

  • de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw zal zijn;

  • het kind afwisselend de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man zal zijn, waarbij op maandag om 18:30 uur het kind van de ene ouder naar de ander zal gaan;

  • de schoolvakanties en vrije dagen bij helfte zullen worden verdeeld;

III. de boedelscheiding zal uitspreken op een nader door de vrouw te duiden wijze;

IV. in goede justitie het bedrag zal bepalen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging van het kind van partijen zal dienen te voldoen.

4.5

De man verzoekt dat het hof het hoger beroep van de vrouw ongegrond zal verklaren, in dat geval haar niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, dan wel haar verzoeken zal afwijzen en de bestreden beschikking zal bekrachtigen. Hij heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt dat het hof de vrouw zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep, te weten een bedrag van € 4.040,- + p.m.

4.6

De vrouw heeft het hof verzocht het incidenteel hoger beroep van de man af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

ontvankelijkheid

5.1

Partijen hebben zich in het kader van de echtscheiding laten begeleiden door een (van Chinese afkomst zijnde en chinees sprekende) advocaat. Deze heeft een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend, nadat partijen bij echtscheidingsconvenant afspraken hadden gemaakt over de gevolgen van de echtscheiding, waaronder regelingen met betrekking tot hun kind (hoofdverblijfplaats, verdeling zorg- en opvoedingstaken en kosten verzorging en opvoeding) en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Uit HR 4 juni 1999, NJ 1999, 535 volgt dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet is gegeven om een partij van wie het verzoek door de rechtbank is toegewezen, gelegenheid te geven die beslissing ongedaan te maken omdat die partij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van dat verzoek af te zien. Nu de beschikking tot stand is gekomen na een daartoe strekkend gemeenschappelijk verzoek van de man en de vrouw, heeft de vrouw gekregen wat zij in eerste aanleg heeft verzocht. Gelet op deze jurisprudentie verklaart het hof de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Indien de vrouw zich op een wilsgebrek (of wijziging van omstandigheden) ten aanzien van de totstandkoming van het convenant wil beroepen zal zij zich opnieuw tot de rechtbank dienen te wenden (Hof Den Bosch 22 mei 2008, JPF 2008, 118).

5.2

Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de vrouw in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de man zullen worden vastgesteld op € 2.466,- voor salaris advocaat overeenkomstig het forfaitaire liquidatietarief (1 punt voor het indienen van een verweerschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, tarief II, € 1.074,- en griffierecht ad € 318,-). Het meer of anders door de man verzochte zal het hof afwijzen.

5.3

Gelet op het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken in het principaal hoger beroep;

veroordeelt de vrouw in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van de man begroot op € 2.466,-.

verklaart de beschikking voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking gegeven door mrs. T. ter Brugge, M.L. van der Bel en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door G.J. Heuvelink als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Moes en is op 21 februari 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Jurisprudentie 1

Hoge Raad 04-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:BL8473


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733