Rechtbank Midden-Nederland 27-03-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:1187

Datum publicatie05-04-2019
Zaaknummer6743243
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Minderjarigen en vermogensrecht;
Kinderen; Gezag;
Familieprocesrecht; Verjaring / rechtsverwerking
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vader nam op 17-01-2013 zonder medeweten en goedvinden moeder gelden vd spaarrekeningen vd kinderen op ten behoeve van zichzelf. Vordering moeder namens de kinderen tot terugbetaling saldi met rente toegewezen, na machtiging kantonrechter om dit proces voor kinderen te voeren cf art. 1:253k BW in samenhang met art. 1:349 BW. Geen verjaring. Schade zou niet meteen ontdekt zijn, omdat moeder geen bankafschriften vd spaarrekeningen meer kreeg. Dat is aannemelijk omdat de rekeningen op 17 -01-2013 waren opgeheven.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 6743243 UC EXPL 18-3087 nig/1449

Vonnis van 27 maart 2019

inzake

[eiseres] ,

in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,

wonend in [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiseres] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. M. Metin,

tegen:

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

1De verdere procedure

1.1.

Bij haar tussenvonnis van 7 november 2018 heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiseres] voor het overleggen van een machtiging van de kantonrechter om deze procedure te mogen voeren voor de minderjarige kinderen, zoals is vereist op grond van artikel 1:253k BW in samenhang met artikel 1:349 BW.

1.2.

[eiseres] heeft vervolgens de machtiging van de kantonrechter overgelegd.

1.3.

Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2De beoordeling

2.1.

Het beroep van [gedaagde] op verjaring wordt afgewezen. Niet alleen is de verjaringstermijn van 5 jaar nadat het gezag van [gedaagde] over de kinderen is geëindigd, zoals bedoeld in artikel 1:377 BW, niet verstreken, ook de verjaringstermijn van 5 jaar, genoemd in artikel 3:310 BW, is niet verstreken. Op grond van laatstgenoemd artikel verjaart een vordering tot schadevergoeding door verloop van 5 jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Volgens [eiseres] heeft zij de schade niet meteen ontdekt, omdat zij geen bankafschriften van de spaarrekeningen meer kreeg. Dat is aannemelijk omdat de rekeningen op 17 januari 2013 waren opgeheven. De vorderingen waren dus nog niet verjaard toen [eiseres] deze procedure startte.

2.2.

Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij het geld heeft besteed voor de kinderen, met name voor de aankoop van een bed met bijbehorende zaken, zodat zij bij hem konden slapen. Op de zitting is echter gebleken dat hij dat bed en andere zaken pas een jaar later gekocht heeft. Zijn stelling gaat dus niet op. Daarom neemt de kantonrechter aan dat [gedaagde] het geld ten behoeve van zichzelf heeft aangewend.

2.3.

[gedaagde] heeft verder als verweer aangevoerd dat het geld op de spaarrekeningen alleen van hem afkomstig was. Dat is echter niet doorslaggevend, want het verandert niets aan het gegeven dat het opzij was gezet voor de kinderen. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat het de bedoeling was om in de toekomst met het geld iets leuks voor de kinderen te doen.

2.4.

Het voorgaande betekent dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door op 17 januari 2013 zonder medeweten en goedvinden van [eiseres] de gelden van de spaarrekeningen van de kinderen ten behoeve van zichzelf op te nemen. De schade bestaat uit de opgenomen bedragen. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen: aan [voornaam van minderjarige 1] € 851,68 en aan [voornaam van minderjarige 2] € 851,23.

2.5.

Als onweersproken is ook de wettelijke rente over deze bedragen toewijsbaar. De gevorderde rente bedraagt voor [voornaam van minderjarige 1] € 109,44 tot en met 8 maart 2018 en voor [voornaam van minderjarige 2] € 109,38 tot en met 8 maart 2018.

2.6.

Gelet op de familierelatie van de kinderen en hun vader zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.

3De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan [minderjarige 1] een bedrag van € 961,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 851,68 vanaf 8 maart 2018 tot de voldoening;

3.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan [minderjarige 2] een bedrag van € 960,61 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 851,23 vanaf 8 maart 2018 tot de voldoening;

3.3.

compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;

3.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

3.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733