Gerechtshof Den Haag 26-02-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:525

Datum publicatie28-03-2019
Zaaknummer200.218.629/01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Aansprakelijkheid voor huishoudkosten 1:85-86
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gezien inkomens pp hoort substantiële lening om auto te bekostigen reeds hierom niet tot 'gewone kosten huishouding'. Dat pp meer geld ter beschikking stond doordat vrouw geld van werkgever had verduisterd, doet daaraan niet af.
Evenmin hoort een verbintenis tot terugbetaling van verduisterde gelden tot gewone kosten der huishouding. Man daarom niet ogv art. 1:85 BW voor deze posten aansprakelijk. Voor wat de verduisterde gelden betreft is hij gezien
de bestedingen wel aansprakelijk op basis van ongegronde verrijking.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.218.629/01

Zaaknummer rechtbank : 5209165 CV EXPL 16-27801

arrest van 26 februari 2019

inzake

Allround Transport Bemiddeling B.V.,

gevestigd te Rotterdam-Hoogvliet,

appellante in het principaal beroep,

geïntimeerde in het incidenteel beroep

hierna te noemen: Allround,

advocaat: mr. S. Tümkaya-Canimoglu te Rotterdam,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te Rotterdam-Hoogvliet,

geïntimeerde in het incidenteel beroep,

appellant in het principaal beroep,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J. van de Kreeke te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 28 juni 2017 is Allround - uitsluitend jegens [geïntimeerde] - in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam team kanton, locatie Rotterdam (hierna de kantonrechter) tussen Allround enerzijds en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) en [geïntimeerde] anderzijds gewezen vonnis van 14 april 2017, dat door de kantonrechter verbeterd is op 16 juni 2017. Bij arrest van 15 augustus 2017 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 8 september 2017. Van de comparitie is proces-verbaal gemaakt.

Bij memorie van grieven met producties heeft Allround twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Bij memorie van antwoord met een productie heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en tevens incidenteel appel ingesteld onder aanvoering van drie grieven. Allround heeft hierop gereageerd bij memorie van antwoord in incidenteel appel.

Vervolgens hebben partijen op 19 oktober 2018 de zaak doen bepleiten, Allround door mr. S. Tümkaya-Canimoglu, en [geïntimeerde] door mr. M.A. Lacasa, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

De door de kantonrechter in het vonnis van 14 april 2017 onder 2. vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar – voor zover in hoger beroep relevant - van uitgaan. Met inachtneming van die feitenvaststelling en in aanvulling daarop kan in dit hoger beroep worden uitgegaan van het navolgende:

2.1

[betrokkene] en [geïntimeerde] zijn sinds 28 augustus 2013 gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Op 1 augustus 2016 heeft de rechtbank Rotterdam op gemeenschappelijk verzoek de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding werd op 26 augustus 2016 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente Rotterdam. Op verzoek van [geïntimeerde] heeft de griffie van de rechtbank Rotterdam op 28 juni 2016 een akte ingeschreven in het huwelijksgoederenregister waaruit blijkt dat [geïntimeerde] afstand doet van de huwelijksgemeenschap.

2.2

[betrokkene] is op 7 januari 2008 in dienst getreden van Allround. Op 24 januari 2016 heeft [betrokkene] aan Allround meegedeeld dat zij geld had onttrokken van de rekeningen van Allround ten behoeve van haar eigen rekeningen. Zij heeft tevens meegedeeld niet meer op het werk te zullen verschijnen. Allround heeft de mededeling aangemerkt als een opzegging van de arbeidsrelatie op staande voet. Voor het geval dat niet juist zou zijn heeft zij [betrokkene] op 25 januari 2016 bovendien op staande voet ontslagen. [betrokkene] heeft berust in het ontslag.

2.3

[betrokkene] heeft in totaal in de periode van oktober 2009 tot en met januari 2016 een bedrag van € 159.152,70 overgemaakt van de rekeningen van Allround naar haar eigen rekeningen. Het gaat om een bedrag van € 64.336,12 naar een rekening op naam van [betrokkene] en een bedrag van € 94.816,58 naar de en/of-rekening die mede op naam van [geïntimeerde] stond.

2.4

[betrokkene] heeft extra zorgdagen geclaimd omdat [geïntimeerde] ernstig ziek zou zijn. Achteraf is gebleken dat [geïntimeerde] niet ziek was.

2.5

[betrokkene] heeft nog een bedrag ad € 14.456,72 geleend van Allround om een auto te kunnen kopen, waarvan zij een deel heeft afgelost.

2.6

Allround heeft beslag gelegd ten laste van [betrokkene] en [geïntimeerde].

3.1

Tegen de achtergrond van voormelde feiten heeft Allround in eerste aanleg gevorderd - kort gezegd - [betrokkene] en [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 191.590,93 en wettelijke rente.

3.2

De kantonrechter heeft (alleen) [betrokkene] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 161.186,12 met wettelijke rente. Verder heeft de kantonrechter [betrokkene] en [geïntimeerde] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.648,22 (ter zake het resterende bedrag aan lening voor de auto) met wettelijke rente en hen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

4.1

Allround is van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep gekomen. In hoger beroep vordert zij het vonnis (gedeeltelijk) te vernietigen voor zover het de afwijzing van de hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] betreft en - kort gezegd - [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen ter zake de vorderingen van Allround van in totaal € 159.152,70 + € 11.648,22 = € 170.800,92 met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg en [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

4.2

Allround heeft in het principaal hoger beroep twee grieven gericht tegen het vonnis van de kantonrechter. Grief 1 richt zich tegen de overweging van de kantonrechter onder 4.3 van het bestreden vonnis dat [geïntimeerde] niet uit hoofde van de huwelijksgemeenschap aansprakelijk is voor de terugbetaling van het door [betrokkene] onttrokken bedrag van in totaal € 159.152,70. Grief 2 richt zich tegen de overweging van de kantonrechter onder 4.9 van het bestreden vonnis dat de vordering tegen [geïntimeerde], voor zover gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, niet toewijsbaar is omdat deze onvoldoende is onderbouwd.

4.3

[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep drie grieven gericht tegen het vonnis van de kantonrechter. Grief 1 bestrijdt het oordeel van de kantonrechter onder 4.5 en 5 van het bestreden vonnis dat [geïntimeerde] hoofdelijk aansprakelijk is voor terugbetaling van het resterende bedrag ad € 11.648,22 aan lening voor de auto. De grieven 2 en 3 richten zich tegen de veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, daaronder begrepen de beslagkosten (onder 4.7 en 4.10 van het bestreden vonnis).

Aansprakelijkheid [geïntimeerde] uit hoofde van de huwelijksgemeenschap

4.4

Het hof zal de grieven 1 in het principaal beroep en 1 in het incidenteel beroep gezamenlijk behandelen, nu beide grieven zien op de toepasselijkheid van artikel 1:85 BW ten aanzien van respectievelijk het door [betrokkene] onttrokken bedrag van € 159.152,70 en de door haar bij Allround aangegane lening voor de auto van per saldo € 11.648,22, voor de (terug)betaling waarvan Allround [geïntimeerde] hoofdelijk aansprakelijk houdt.

Het onttrokken geldbedrag

4.5

Artikel 1:85 BW bepaalt dat ieder van de echtgenoten voor het geheel aansprakelijk is voor de verbintenissen die ten behoeve van de gewone gang van de huishouding zijn aangegaan. Terecht heeft de kantonrechter erop gewezen dat in dit artikel, als uitzondering op de hoofdregel, hoofdelijke aansprakelijkheid wordt gevestigd, doch alleen voor ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen. Partijen twisten over de vraag of het door [betrokkene] onttrokken totaalbedrag als verbintenis in de zin van artikel 1:85 BW kan worden aangemerkt. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. De schadevergoedingsverbintenis van [betrokkene] jegens Allround - als gevolg van de onttrekking van het geldbedrag van € 159.152,70 - kan niet worden aangemerkt als een verbintenis aangegaan voor de “gewone gang van de huishouding”. Bovendien betreft de onttrekking een onrechtmatige daad en noch uit de tekst en het doel van artikel 1:85 BW noch op grond van de wetsgeschiedenis blijkt dat er ruimte is voor een uitbreiding van de in dat artikel genoemde verbintenissen naar verbintenissen op grond van onrechtmatige daad (zie ook Asser/De Boer, Kolkman & Salomons 1-II 2016/170). De besteding van het onttrokken geldbedrag - al dan niet ten behoeve van de gewone gang van de huishouding - maakt dat niet anders.

De lening ten behoeve van de aanschaf van een auto

4.6

Voor het antwoord op de vraag of de lening die [betrokkene] bij Allround is aangegaan van (bij aanvang) € 14.456,72 voor de aanschaf van een auto valt onder de “gewone gang van de huishouding”, zijn beslissend de aard van de uitgave, de financiële omstandigheden en de naar buiten blijkende leefwijze van het gezin van [betrokkene] en [geïntimeerde] (Hof Den Haag 14 juli 2015, ECLI:GHDHA:2015:2529). In dat verband moet er rekening mee worden gehouden dat het netto inkomen van [betrokkene] ongeveer € 1.500,- per maand bedroeg en dat van [geïntimeerde] ongeveer € 1.800,- per maand, dus samen ongeveer € 3.300,- netto per maand. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat een grote uitgave als de aanschaf van een auto geen gewone uitgave is maar één die doorgaans slechts incidenteel wordt gedaan. Zelfs als (hier) veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat [betrokkene] en [geïntimeerde] als gevolg van het onttrokken geldbedrag er een verhoogde levensstandaard op na hielden, kan evenmin tot de conclusie worden gekomen dat daarmee een substantiële lening voor de aanschaf van een auto tot de gewone gang van de huishouding zou komen te behoren. Allround mocht er redelijkerwijs ook niet van uit gaan dat [betrokkene] en [geïntimeerde] zelf de lening van € 14.456,72 als behorende tot de gewone gang van de huishouding zouden hebben verstaan. Dit betekent dat [geïntimeerde] niet op grond van artikel 1:85 BW hoofdelijk aansprakelijk is jegens Allround voor de restantschuld van deze lening. In dit verband wijst het hof er nog op dat ingevolge het (nog steeds als leidraad geldende) arrest van de Hoge Raad van 17 december 1915 (NJ 1916, p. 357) geldleningen, zelfs indien deze zijn aangegaan om huishoudelijke uitgaven te financieren, niet onder het begrip “gewone gang van de huishouding” vallen. Het voorgaande leidt ertoe dat grief 1 in het principaal beroep faalt en grief 1 in het incidenteel beroep slaagt.

Aansprakelijkheid [geïntimeerde] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking

4.7

Grief 2 in het principaal beroep richt zich tegen de afwijzing van de vordering van Allround tegen [geïntimeerde] voor zover deze gebaseerd is op ongerechtvaardigde verrijking. Allround stelt dat door de onttrekkingen van de rekening van Allround en overmaking van die bedragen op de en/of-rekening die mede ten name van [geïntimeerde] stond maar ook op de privérekening van [betrokkene], sprake is geweest van een ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] en hij op die grond aansprakelijk is voor het totale bedrag van de door [betrokkene] aan Allround onttrokken gelden, omdat hij naar de stelling van Allround voor het totale bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt.

4.8

[geïntimeerde] betwist dat sprake is van een verrijking aan zijn kant dan wel dat hij profijt heeft ondervonden. Hij heeft daartoe onder andere gesteld dat:

- de gelden die [betrokkene] zich heeft toegeëigend niet zijn aangewend voor de gemeenschappelijke huishouding, [geïntimeerde] niet is verrijkt en geen cent van de onttrokken gelden heeft geprofiteerd;

- [betrokkene] weliswaar € 94.816,58 naar de en/of-rekening - die mede op zijn naam stond - heeft overgemaakt, maar dat vervolgens alle bedragen (een kleine uitzondering daargelaten) zijn doorgestort naar haar privérekening waartoe hij geen toegang had, dan wel dat deze direct werden aangewend voor de (jong)meerderjarige stiefdochter [naam] die op zichzelf woonde, maar nog wel de financiële steun van haar moeder nodig had;

- de en/of-rekening alleen werd gebruikt om vakanties te betalen en het vakantiebudget op te storten, niet om vaste lasten/kosten van de huishouding te betalen en de (overige) gemeenschappelijke lasten steeds van ieders privérekening zijn betaald;

- de kosten van de gemeenschappelijke huishouding van [betrokkene] en [geïntimeerde], inclusief de kosten van de vakanties en de aflossingen aan InterBank, eenvoudig konden worden betaald van de inkomsten uit dienstverband;

- wat er betaald is aan vakantie en boodschappen van de en/of-rekening niet is bekostigd met de aan Allround onttrokken gelden;

- [betrokkene] alle rekeningen beheerde en de enige bestedingen die [geïntimeerde] voor zichzelf in privé deed waren het aanschaffen van eten en drinken als hij langere tijd op de weg zat.

4.9

Het hof overweegt als volgt. Artikel 6:212 BW bepaalt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Dit betekent dat vereist is dat tegenover de verrijking van in dit geval [geïntimeerde] een verarming van Allround moet bestaan en tussen de verrijking en de verarming een voldoende verband bestaat. Vast staat dat Allround, als gevolg van de handelwijze van [betrokkene] verarmd is voor een bedrag van € 159.152,70. Voor zover er sprake is van verrijking van [geïntimeerde], is er ook een voldoende verband met de verarming van Allround. De verrijking hoeft niet alleen te bestaan uit een vermogensvermeerdering. Ook als de handelwijze van [betrokkene] tot een besparing van kosten aan de zijde [geïntimeerde] heeft geleid, kan dit als een verrijking kan worden aangemerkt.

Gelden naar de en/of-rekening

4.10

[betrokkene] heeft van het van Allround onttrokken bedrag in totaal een bedrag van € 94.816,58 naar de en/of-rekening overgemaakt die op naam stond van [betrokkene] en [geïntimeerde]. Het vermogen van [betrokkene] en [geïntimeerde], die beiden gerechtigd waren tot die rekening en in gemeenschap van goederen waren gehuwd, is als gevolg hiervan vermeerderd en [geïntimeerde] is ter zake ook verrijkt. [geïntimeerde] betoogt evenwel dat de gelden onder andere direct aan stiefdochter [naam] - die op zichzelf woonde - werden overgemaakt. Dat verweer heeft [geïntimeerde] echter niet onderbouwd en ook uit het mutatieoverzicht van de en/of-rekening (productie 2 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg) blijkt niet op welke overboekingen [geïntimeerde] doelt, laat staan dat hij duidelijk heeft gemaakt om welke bedragen of welk totaalbedrag het gaat. Dit verweer van [geïntimeerde], slaagt dan ook niet.

4.11

Wat betreft de stelling van [geïntimeerde] dat [betrokkene] de gelden die zij van Allround overmaakte op de en/of-rekening, direct doorboekte naar haar privérekening en hij daarom niet is verrijkt, stelt het hof vast dat uit het als productie 2 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg overgelegde mutatieoverzicht van de en/of-rekening over de periode van 12 oktober 2009 tot en met 1 februari 2016 inderdaad blijkt dat van de en/of-rekening bedragen naar de privérekening van [betrokkene] zijn overgemaakt. Evenwel biedt het mutatieoverzicht onvoldoende grond voor de stelling dat de bedragen telkens één op één werden overgemaakt naar de privérekening van [betrokkene] dan wel dat alle gelden van Allround - een kleine uitzondering daargelaten - naar de privérekening van [betrokkene] werden overgemaakt, nu er substantiële geldbedragen die afkomstig waren van Allround op de en/of-rekening zijn blijven staan. Het hof wijst bijvoorbeeld op de bijschrijving op 4 januari 2013 van € 4.583,00 terwijl op 7 januari 2013 slechts € 1.270,00 wordt overgemaakt naar de privérekening van [betrokkene]. Het door [betrokkene] en [geïntimeerde] opgemaakte overzicht dat bij productie 2 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg is gevoegd bevat ook verzamelposten van bedragen die niet naar de privérekening van [betrokkene] zijn overgemaakt, zodat dit overzicht - anders dan [geïntimeerde] betoogt - geen sluitend en betrouwbaar overzicht vormt van de data en de totale omvang van de bedragen die - al dan niet direct - naar de privérekening van [betrokkene] werden overgemaakt.

4.12

Het hof gaat er derhalve van uit dat ten aanzien van de niet direct naar de privérekening van [betrokkene] doorgestorte geldbedragen (afkomstig van Allround) [geïntimeerde] verrijkt is. Anders dan [geïntimeerde] overigens - ongemotiveerd - heeft gesteld blijkt uit het mutatieoverzicht van de en/of-rekening niet dat van die rekening voor het overige alleen uitgaven ten behoeve van vakanties in het buitenland werden gedaan en (alleen) daartoe van de privérekeningen afkomstig vakantiebudget op werd gestort. Integendeel: veel afschrijvingen betreffen uitgaven die worden gedaan in het kader van een gemeenschappelijke huishouding zoals betalingen aan Albert Heijn, Hema, kosten van de ING-bank, online eten bestellen, Vodafone, UPC, de ziektekostenverzekering, huur, Esprit en aflossingen InterBank. Ook het verweer van [geïntimeerde] dat de gelden van de en/of-rekening die voor boodschappen en vakanties zijn gebruikt niet van Allround afkomstig zijn, wordt verworpen nu hij niet stelt of op enigerlei wijze (deugdelijk) inzicht heeft gegeven in welke mate en van welke andere bron of bronnen deze gelden afkomstig zouden zijn. Dat had wel op zijn weg gelegen, temeer nu volgens de eigen stellingen van [geïntimeerde] (onder 16 conclusie van antwoord) [betrokkene] en hijzelf in elk geval nimmer op de en/of-rekening een bijdrage zouden hebben gestort om de vaste lasten/kosten van de huishouding te betalen. Dit betekent dat [geïntimeerde] in elk geval verrijkt is ten aanzien van aan Allround onttrokken geldbedragen die op de en/of-rekening zijn gestort en die niet direct naar de privérekening van [betrokkene] zijn doorgestort. Het hof zal hierna verder bezien of [geïntimeerde] ook verrijkt is ten aanzien van onttrokken geldbedragen die wel direct vanaf de en/of-rekening naar de privérekening van [betrokkene] zijn doorgestort.

Gelden naar de privérekening van [betrokkene] (via de en/of-rekening of rechtstreeks)

4.13

De vraag is dus vervolgens of [geïntimeerde] verrijkt is voor wat betreft het onttrokken geldbedrag dat [betrokkene] via de en/of-rekening naar haar privérekening heeft overgemaakt en voor wat betreft het aan Allround onttrokken geldbedrag (ad € 64.336,12) dat zij rechtstreeks naar haar privérekening heeft laten overmaken. Allround heeft gesteld dat van de privérekening van [betrokkene] ook de kosten van de gemeenschappelijke huishouding - die zij met [geïntimeerde] voerde - zijn betaald. Deze stelling vindt steun in het door Allround overgelegde bankafschrift van de privérekening van [betrokkene] van 4 september 2015 (productie III bij memorie van grieven). De uitgaven blijkens dit afschrift betreffen uitgaven met vermeldingen als glazenwasser, Xenos, Leen Bakker, veelvuldig online eten, schoolreis, Albert Heijn, Netflix, Woonexpress, diverse restaurants, ziektekostenverzekering, uitvaartverzekering, InterBank, abonnement Pathé, etc. Het verweer dat de kosten van de huishouding van [betrokkene] en [geïntimeerde], inclusief de kosten van de vakanties en de aflossingen aan InterBank, vrij eenvoudig betaald konden worden van de inkomsten uit dienstverband van in totaal € 3.300,- netto per maand, heeft [geïntimeerde] op geen enkele wijze onderbouwd. De bankafschriften van 21 augustus 2015 en 4 september 2015 (productie III bij memorie van grieven) laten daarentegen zien dat [geïntimeerde] en [betrokkene] in ruim een maand tijd (er is enige overlap in de periodes van de afschriften) samen € 7.434,03 + € 2.111,87 = € 9.545,90 uitgeven, hetgeen het gezamenlijke maandinkomen van € 3.300,- ruimschoots overstijgt. Uit het door Allround als productie VI vervaardigde overzicht gebaseerd op uitlatingen van [geïntimeerde] op social media blijkt van een overdaad aan verre vliegvakanties voor meerdere weken onder andere naar Mexico, Suriname, Aruba, en Curaçao, met verblijf in een hotel met het hele gezin, van een reis van [geïntimeerde] alleen naar Suriname, veelvuldig (duur) uit eten en onlinebestellingen voor maaltijdbezorgdiensten, dure cadeaus, zoals elektronische artikelen (Blackberry, E-reader, PS 3, nieuwe telefoon), en activiteiten als een dag racen op circuit Zandvoort, karten met het gezin, bioscoopbezoek, etc. Kortom: uitgaven die bij elkaar genomen niet passen bij een netto gezinsinkomen van € 3.300,- per maand waarvan maandelijks naast woonlasten, verzekeringen, telefoonkosten, kosten van levensonderhoud voor het hele gezin, benzine e.d. (in de hoogte waarvan [geïntimeerde] verder geen inzicht heeft gegeven), nog € 750,- moest worden afgelost op een lening bij InterBank. Uit het bankafschrift van de privérekening van [betrokkene] van 4 september 2015 leidt het hof af dat de uitgaven van die rekening in overwegende mate zijn gedaan ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding. [geïntimeerde] heeft geprofiteerd van de van die rekening - ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding - gedane uitgaven, zowel in de vorm van een royale levensstijl die ook [geïntimeerde] genoot, als in de vorm van een besparing van uitgaven, nu deze immers met de van Allround afkomstige gelden konden worden betaald. Bovendien blijkt uit het bankafschrift van de privérekening van [geïntimeerde] van 21 augustus 2015 (productie III bij memorie van grieven) en de bankafschriften van de en/of-rekening (productie 2 conclusie van antwoord) dat [geïntimeerde] ook herhaaldelijk op zijn privérekening bedragen heeft ontvangen die afkomstig zijn van de privérekening van [betrokkene] en van de en/of-rekening. De conclusie is daarom dat [geïntimeerde] ook in zoverre verrijkt is voor wat betreft de aan Allround onttrokken geldbedragen die [betrokkene] hetzij via de en/of-rekening hetzij rechtstreeks naar haar privérekening heeft laten overmaken.

4.14

Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat alle verweren van [geïntimeerde] die zien op bestrijding van de door Allround gestelde verrijking, falen. Sterker nog, het verweer dat [geïntimeerde] geen cent heeft geprofiteerd van de onttrokken gelden is aantoonbaar onjuist. Het hof passeert het (uitsluitend in eerste aanleg gedane) bewijsaanbod van [geïntimeerde] dat de gelden van Allround niet zijn aangewend voor de gewone gang van de huishouding en dat [geïntimeerde] niet ongerechtvaardigd is verrijkt, nu dit niet ter zake dienend is dan wel als onvoldoende concreet heeft te gelden. [geïntimeerde] is verrijkt als gevolg van de onttrekking van de geldbedragen door [betrokkene] ten laste van haar werkgever Allround, zowel ten aanzien van de gelden die [betrokkene] naar de en/of-rekening heeft overgemaakt als ten aanzien van de gelden die [betrokkene] via de en/of-rekening of rechtstreeks naar haar privérekening heeft overgemaakt, waarbij geldt dat een deel van de onttrokken geldbedragen op de privérekening van [geïntimeerde] is overgemaakt. Deze (ongerechtvaardigde) verrijking houdt voldoende verband met de verarming van Allround, die door de onttrekking van gelden door [betrokkene] schade heeft geleden ten belope van in totaal € 159.152,70. Gelet op het redelijkheidscriterium van art. 6:212 lid 1 BW kent het hof wel betekenis toe aan de vraag of [geïntimeerde] daadwerkelijk is gebaat als gevolg van de verrijking. In dat verband acht hof het redelijk dat [geïntimeerde], nu hij het huishouden met [betrokkene] deelde, gehouden is deze schade voor de helft, dat wil zeggen tot een bedrag van (afgerond) € 79.575,- aan Allround te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente, zoals door Allround gevorderd en niet door [geïntimeerde] bestreden, vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, te weten 8 maart 2016. Niet is gebleken dat [geïntimeerde] voor een groter deel dan dit bedrag is gebaat in die zin dat hij meer dan [betrokkene] van de verrijking heeft geprofiteerd. De veroordeling tot betaling van dit bedrag betreft geen hoofdelijke veroordeling, nu [betrokkene] en [geïntimeerde] niet tot betaling van gelijke delen zijn gehouden en [geïntimeerde] bovendien uit hoofde van artikel 6:212 BW niet is gehouden meer te vergoeden dan waarmee hij ongerechtvaardigd is verrijkt. Ten aanzien van de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag van € 79.575,- c.a. geldt evenwel dat indien [geïntimeerde] reeds - in eigen naam - betalingen aan Allround heeft gedaan, deze in mindering strekken op het bedrag waartoe hij veroordeeld wordt van € 79.575,- c.a. Indien en voor zover door betalingen van [geïntimeerde] (niet in eigen naam) en/of [betrokkene] de door Allround geleden schade per saldo minder dan het bedrag van € 79.575,- c.a. beloopt, is [geïntimeerde] niet gehouden meer te betalen dan het lagere nog openstaande saldo. Grief 2 in het principaal beroep slaagt deels.

4.15

In verband met de devolutieve werking van het hoger beroep moet thans nog het door [geïntimeerde] in eerste aanleg gevoerde verjaringsverweer aan de orde komen. Ingevolge artikel 3:310 BW verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaar volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. [betrokkene] heeft de onttrekking van geldbedragen pas bij e-mail van 24 januari 2016 aan haar werkgever opgebiecht. Eerst door nader onderzoek nadien is Allround bekend geworden met de hoogte van de schade die zij hierdoor heeft geleden. De termijn van verjaring is naar het oordeel van het hof dan ook niet eerder dan 24 januari 2016 gaan lopen en Allround heeft tijdig, binnen de vijfjaarstermijn, haar vordering jegens [betrokkene] en [geïntimeerde] ingesteld. Gelet op het feit [betrokkene] als administratief medewerkster - die het volle vertrouwen van haar werkgever genoot - de onttrekkingen (het telkens doen van overboekingen onder niet correcte aanduidingen als ‘lening’, ‘voorschot’, ‘spoedboeking’) opzettelijk heeft verzwegen en verhuld, gaat het verweer dat Allround op haar rekeningafschriften had behoren te kijken dan wel door middel van een accountantscontrole op de jaarrekening eerder van de fraude had moeten weten, niet op. Het verjaringsverweer wordt daarom verworpen.

4.16

Gelet op (gedeeltelijk) slagen van grief 2 in het principaal beroep en van grief 1 in incidenteel beroep kan het bestreden vonnis niet in stand blijven. [geïntimeerde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten in het principaal beroep. Gelet op de uitkomst van het geschil is ook de proceskostenveroordeling in eerste aanleg op zijn plaats geweest en is bovendien het beslag niet onnodig gelegd. Het betoog voor een pro rata hoofdelijke aansprakelijkheid voor de proceskosten en de beslagkosten – dat overigens gebaseerd is op het onjuiste uitgangspunt dat [geïntimeerde] slechts voor 6% van de gehele vordering aansprakelijk is - faalt. Zowel ten aanzien van de kosten van de procedure in eerste aanleg als de beslagkosten geldt dat [betrokkene] en [geïntimeerde] ieder voor het geheel daarvan aansprakelijk zijn; daarmee zijn zij hoofdelijk verbonden. De grieven 2 en 3 in het incidenteel beroep worden verworpen en de proceskostenveroordeling jegens [geïntimeerde] in het bestreden vonnis blijft in stand. Allround wordt - nu [geïntimeerde] genoodzaakt is geweest incidenteel beroep in te stellen tegen de veroordeling tot betaling van het bedrag van € 11.634,22 - veroordeeld in de proceskosten in het incidenteel beroep.

Beslissing

Het hof:

- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter Rotterdam van 14 april 2017, verbeterd op 16 juni 2017, voor zover daarbij de vordering van Allround ter zake van de ongerechtvaardigde verrijking jegens [geïntimeerde] is afgewezen en voor zover daarbij [geïntimeerde] is veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 11.634,22 met wettelijke rente,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

  • veroordeelt [geïntimeerde] om ter zake van de ongerechtvaardigde verrijking aan Allround te betalen een bedrag van € 79.575,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden in eerste aanleg, met inachtneming van het in rechtsoverweging 4.14 overwogene;

  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;

  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in het principaal beroep, aan de zijde van Allround tot op heden begroot op € 5.200,- aan verschotten en € 7.836,- aan salaris advocaat;

  • veroordeelt Allround in de kosten van het incidenteel beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.074,- aan salaris advocaat;

  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

  • wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.D. Ruizeveld, P. van der Kolk-Nunes en P.Th. Sick en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733